ECLI:NL:TADRAMS:2019:56 Raad van Discipline Amsterdam 19-067/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:56
Datum uitspraak: 18-03-2019
Datum publicatie: 01-04-2019
Zaaknummer(s): 19-067/A/NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 18 maart 2019

in de zaak 19-067/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 1 februari 2019 met kenmerk mb/ks/18-350/703784, door de raad ontvangen op 1 februari 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Voorts heeft de voorzitter kennisgenomen van de brief van klager aan de raad van 19 februari 2019, door de raad ontvangen op 22 februari 2019.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken zoals deze in deze zaak aan de raad zijn voorgelegd, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is samen met zijn partner eigenaar van een pand in Haarlem. Op 14 maart 2016 is aan de eigenaresse van een nabijgelegen pand, mevrouw K, een omgevingsvergunning verleend, op grond waarvan zij de begane grond mocht verbouwen tot woning. Tussen klager en zijn partner enerzijds en mevrouw K anderzijds is vervolgens een geschil ontstaan en hierover zijn verschillende procedures gevoerd. Verweerder staat mevrouw K daarin bij.

1.2    Op 6 juli 2016 heeft verweerder een brief gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Hierdoor deel ik u mede dat zich tot de mij hebben gewend [mevrouw K] en de heer (...), wonende te Haarlem, met het verzoek hun belangen te behartigen in de navolgende kwestie.

(...)

Graag verneem ik binnen vijf werkdagen na dezes of u bereid bent medewerking te verlenen aan het toegang verschaffen tot uw perceel teneinde de drie-ontluchting van een rooster te voorzien.

Mocht ik niet van u vernemen, zult u begrijpen dat cliënten een spoedeisend belang hebben bij een voorziening in rechte.”

1.3    Op 23 augustus 2016 heeft de advocaat van klager een brief gestuurd aan verweerder.

1.4    Op 31 augustus 2016 heeft verweerder een brief gestuurd aan de advocaat van klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Zoals bekend, ziet het bouwbesluit op nieuwbouw en zijn de door u genoemde artikelen niet relevant.”

1.5    Op 22 september 2016 heeft de advocaat van klager een brief gestuurd aan verweerder.

1.6    Op 21 december 2016 heeft verweerder een brief gestuurd aan de advocaat van klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Het kan niet anders dan dat destijds de schuur in strijd met art.5:67  BW is bevestigd aan de muur van cliënten, waarbij de bestaande ventilatieopening – zonder toestemming van cliënten – is dichtgemaakt.

Thans blijkt er een groot vochtprobleem in de woning van cliënten, waardoor schimmelvorming is ontstaan en het stucwerk wordt aangetast.”

1.7    Op 20 maart 2017 heeft verweerder namens zijn cliënte een dagvaarding laten betekenen aan het adres van klager, met onder meer de volgende inhoud:

“4. Op voorhand wenst eiseres te bestrijden dat gedaagde eigenaar is van de grond van de doorgang naar zijn tuin. 

5. In het kader van de verbouwing is eiseres op grond van het Bouwbesluit 2012 gehouden om vijf ontluchtingsgaten aan te brengen in haar eigen buitenmuur ten behoeve van de afzuigkap in de keuken, ventilatie van het toilet, ventilatie van de badkamer, ventilatie van de CV-/wasruimte en tenslotte ten behoeve van de afvoer van rookgas/inlaat van lucht van de cv-ketel.”

1.8    Op 19 april 2017 heeft verweerder namens zijn cliënte een akte tot overlegging van stukken ingediend, met daarbij (onder meer) een bouwtekening.

1.9    Op 7 juni 2017 heeft verweerder namens zijn cliënte bij het college van Burgemeester en Wethouders bezwaar gemaakt tegen een opgelegde last onder dwangsom. Op dezelfde dag heeft verweerder namens zijn cliënte een verzoekschrift voorlopige voorzieningen ingediend bij de rechtbank.

1.10    Op 7 september 2018 heeft verweerder namens zijn cliënte het college van Burgemeester en Wethouders verzocht een eerder genomen besluit te heroverwegen op grond van nieuwe feiten en omstandigheden.

1.11    Op 14 september 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij gegevens heeft verschaft waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat deze onjuist waren.

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    Klager verwijt verweerder dat hij gegevens heeft verschaft waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat deze onjuist waren. Ter toelichting voert klager onder meer aan dat verweerder in de brief van 6 juli 2016 (zie hiervoor onder randnummer 1.2) zijn naam en adres verkeerd heeft weergegeven. Voorts is de stelling van verweerder in zijn brief van 31 augustus 2016 (zie hiervoor onder randnummer 1.4) “zoals bekend, ziet het bouwbesluit op nieuwbouw en zijn de door u genoemde artikelen niet relevant” elementair fout en onwaar. Ook de stellingen van verweerder in zijn brief van 21 december 2016 (zie hiervoor onder randnummer 1.6), luidende: “het kan niet anders dan dat destijds de schuur in strijd met art.5:67  BW is bevestigd aan de muur van cliënten, waarbij de bestaande ventilatieopening – zonder toestemming van cliënten – is dichtgemaakt” en “thans blijkt er een groot vochtprobleem in de woning van cliënten, waardoor schimmelvorming is ontstaan en het stucwerk wordt aangetast” zijn onwaar. Ook de stellingen in de dagvaarding van 20 maart 2017, luidende: “Op voorhand wenst eiseres te bestrijden dat gedaagde eigenaar is van de grond van de doorgang naar zijn tuin” en “In het kader van de verbouwing is eiseres op grond van het Bouwbesluit 2012 gehouden om vijf ontluchtingsgaten aan te brengen in haar eigen buitenmuur (...)” zijn onjuist. In het bezwaarschrift van 7 juni 2017 wordt een deel van de hiervoor genoemde stellingen herhaald. Ook in andere stukken van verweerder staan stellingen die niet kloppen. Verweerder wist althans behoorde te weten dat de betreffende stellingen onjuist waren. Voorts heeft verweerder bij akte tot overlegging van stukken van 19 april 2017 een bouwtekening overgelegd die volstrekt anders is dan de bouwtekening die behoort tot de omgevingsvergunning. Klager is er later achter gekomen dat deze bouwtekening in opdracht van verweerder is gemaakt. Dit kan worden beschouwd als een poging tot misleiding, aldus steeds klager.

4.2    Verweerder betwist uitdrukkelijk dat hij (bewust) onjuiste informatie zou hebben verstrekt. Ook is geen sprake van onnodig grievend gedrag jegens klager. De cliënte van verweerder hebben de bouwtekening verstrekt die is overgelegd, waarop zij hebben aangegeven om welke ventilatieopeningen het gaat. Er is een juridisch geschil of de bouwinspecteur kennis heeft genomen van deze ventilatieopeningen. Immers, op de bouwtekening die is overgelegd bij de aanvraag van de bouwvergunning, zijn deze ventilatieopeningen niet vermeld. De klacht ziet in feite op het herhalen van de inhoudelijke juridische procedures bij de bestuursrechter en de civiele rechter. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake, aldus verweerder.

4.3    De voorzitter overweegt als volgt. De klacht ziet op het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat een grote vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad. De verweten uitlatingen van verweerder zijn hoofdzakelijk gedaan in gerechtelijke procedures en zien op de kern van het geschil dat partijen in die procedures verdeeld hield. Dit maakt dat die uitlatingen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn, tenzij verweerder wist of had moeten weten dat die uitlatingen onjuist waren. Daarvan is de voorzitter niet gebleken. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Dat in de onderhavige casus sprake zou zijn van een dergelijk uitzonderingsgeval is gesteld noch gebleken. Verweerder mocht in het kader van de juridische procedures de door hem namens zijn cliënte verwoorde standpunten innemen zonder dat hij daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het is aan klager om de onjuistheid daarvan in de betreffende gerechtelijke procedures en niet in een tuchtrechtelijke procedure te bestrijden. Voorts geldt dat, gelet op het verweer van verweerder, niet kan worden vastgesteld dat de gewraakte bouwtekening in opdracht van verweerder is gemaakt en evenmin dat deze is gepresenteerd als behorende bij de vergunning(-aanvraag). Voor zover klager er tevens over klaagt dat verweerder in de brief van 6 juli 2016 zijn naam en adres verkeerd heeft weergegeven is dat van onvoldoende gewicht om tuchtrechtelijk verwijtbaar te zijn. De klacht is kennelijk ongegrond.

4.4    Concluderend zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond;

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. C. Kraak, voorzitter, met bijstand van mr. P.J. Verdam als griffier op 18 maart 2019.

Griffier     Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 18 maart 2019   

verzonden.