ECLI:NL:TADRAMS:2019:162 Raad van Discipline Amsterdam 19-287/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:162
Datum uitspraak: 12-08-2019
Datum publicatie: 19-08-2019
Zaaknummer(s): 19-287/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Verweerder heeft de door klager gestelde verwijten gemotiveerd weerlegd en van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken. Verweerder heeft toegelicht waarom hij niet met klager heeft gecommuniceerd. Klager heeft zijn klachten, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, onvoldoende onderbouwd.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 12 augustus 2019

in de zaak 19-287/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 24 mei 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 2 mei 2019 met kenmerk 2018-658988, door de raad ontvangen op 7 mei 2019, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 juni 2019 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de bijlagen 1 tot en met 22.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager is in een afwikkeling van een echtscheidingsprocedure verwikkeld met de cliënte van verweerder, mevrouw S. (hierna: S). Klager en S zijn op 21 juni 2014 in Nederland met elkaar getrouwd. Met ingang van 6 juli 2014 zijn klager en S in Australië samen gaan wonen. S heeft Australië op 2 september 2015 verlaten en heeft aan klager medegedeeld te willen scheiden.

2.2 Op 10 maart 2017 heeft verweerder de (voormalige) advocaat van klager, mr. Y, werkzaam bij advocatenkantoor S. G. (hierna: mr. Y), verzocht klager erop te wijzen dat het niet is toegestaan hem te bellen en dat contact via de advocaten dient te verlopen. Bij e-mail van 13 maart 2017 heeft mr. Y bevestigd klager te hebben gesproken en hem op het voorgaande te hebben gewezen. Op 17 maart 2017 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan mr. Y in verband met het contact opnemen door klager met S en haar familie, terwijl S had laten weten geen contact met klager te willen. Verweerder heeft mr. Y in deze e-mail verzocht klager erop te wijzen direct te stoppen met het benaderen van S en haar familie.

2.3 De eindbeschikking van de rechtbank Amsterdam dateert van 15 november 2017.

2.4 Tussen klager en S bestaat verdeeldheid over het toepasselijke recht op het huwelijksvermogen.

2.5 Bij e-mail van 7 februari 2018 heeft klager het volgende aan verweerder bericht:

“(…) Please be advised that all future correspondence should be address to me directly until further notice. (…)”

2.6 Op 14 februari 2018 heeft klager per e-mail onder andere het volgende aan verweerder geschreven:

“(…) Ik heb je op 7 februari 2018 geschreven dat tot nader order alle correspondentie naar mij moest worden gericht. Ik heb je kantoor gebeld op 8 en 9 februari 2018 en berichten achtergelaten.

Maar ik heb niets van je gehoord. (…) Ik wilde proberen dit in der minne op te lossen.

U communiceert echter niet en beperkt alle mogelijke interactie tot langdurige en dure gerechtelijke procedures. Dit is niet in het belang van uw klant of de zaak. (…)

Gelieve uw klant daarom te adviseren om : (…)”

2.7 Bij e-mail van 15 februari 2018 heeft klager onder andere het volgende aan verweerder medegedeeld:

“(…) Op 30 januari 2018 ben ik door [advocatenkantoor S. G.] op de hoogte gesteld van: ..” Daarom verzoek ik u dringend contact op te nemen met een andere advocaat in familierecht die bij de vFAS is aangesloten, zoals vermeld in mijn vorige e-mail”…

Op 7 februari 2018 schreef ik u dat ik tot nader order alle toekomstige correspondentie naar mij moest richten.

Ik heb je kantoor gebeld op 8 en 9 februari 2018 en berichten achtergelaten, maar je hebt mijn oproepen niet teruggestuurd.

Op 14 februari 2018 schreef ik je, maar ik kreeg geen antwoord.

Vandaag (15 februari 2018) heb ik je kantoor opnieuw gebeld maar mij werd verteld dat ik een advocaat moest inhuren om met je te communiceren. Ik ben eraan herinnerd dat ik dit heb geschreven op 7 februari 2018. Ik werd geantwoord dat dit “niet acceptabel” was.

Ik herhaal mijn opmerkingen in mijn e-mail op 14 februari 2018 dat u alle mogelijke interactie beperkt tot langdurige en dure gerechtelijke procedures. Dit is niet in het belang van uw klant of de zaak. (…)”

2.8 Op 15 februari 2018 is namens klager door mr. Van M. een appelschrift ingediend bij het gerechtshof Amsterdam.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en niet die zorgvuldigheid heeft betracht die van een advocaat verwacht mag worden. doordat hij in de periode van 7 tot en met 15 februari 2018 ondanks verzoeken van klager daartoe niet rechtstreeks met klager heeft willen communiceren en hem heeft verwezen naar een advocaat, waardoor de zaak onnodig is gepolariseerd en wat langdurige en dure gerechtelijke procedures tot gevolg heeft gehad. Hiermee heeft verweerder volgens klagerdoelbewust de communicatie tussen partijen gefrustreerd, terwijl advocaten de voorkeur moeten geven aan overleg om een minnelijke regeling te bereiken.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

5.1 De klacht van klager ziet op het optreden van verweerder als advocaat van de wederpartij. Partijdigheid is één van de kernwaarden waaraan de advocaat dient te voldoen; de advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.2 Verder geldt dat de advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden en dat van hem een bepaalde mate van terughoudendheid mag worden verwacht, juist omdat ook andere belangen dan de belangen van partijen in de procedures een grote rol kunnen spelen.

5.3 Klager verwijt verweerder dat hij in de periode van 7 tot en met 15 februari 2018 niet die zorgvuldigheid heeft betracht die van een advocaat verwacht mag worden door niet rechtstreeks met klager te willen communiceren. Verweerder heeft de zaak alleen maar erger gemaakt door bewust verzoeken om in onderhandeling te treden te negeren. Verweerders gedragingen hebben ertoe geleid dat S door derden aansprakelijk kan worden gesteld, wat haar in de toekomst kan schaden. Verder is de zaak gepolariseerd en is de situatie op de spits gedreven door de gedragingen van verweerder. Verweerder heeft klager en S indirect met elkaar in conflict gebracht waardoor S goederen tot een waarde van € 30.000 heeft verloren. Tot slot heeft verweerder de zaak onnodig vertraagd met hoge kosten van klager en S tot gevolg, aldus steeds klager.

5.4 Verweerder heeft de klacht gemotiveerd betwist. Hij heeft daarbij toegelicht waarom hij niet heeft gereageerd op de verzoeken van klager om contact in de periode van 7 tot en 15 februari 2018. Voor zover verweerder wist had klager in die periode nog mr. Y als advocaat; hij had immers geen onttrekkingsbrief ontvangen. Klager was al eerder verzocht om niet rechtstreeks met verweerder te communiceren maar te communiceren via zijn advocaat. Bovendien is er na de eindbeschikking van de rechtbank van 15 november 2017 helemaal niet meer gecorrespondeerd. Daar komt bij dat de termijn voor het indienen van hoger beroep bijna zou verstrijken en dat er op dat moment geen enkele aanleiding was om te veronderstellen dat er sprake was van een begin van onderhandelingen tussen klager en S. Partijen stonden immers lijnrecht tegenover elkaar en onderhandelen was helemaal niet aan de orde. Op 15 februari 2018 is het hoger beroepschrift van 22 pagina’s door de ‘nieuwe’ advocaat van klager, mr. Van M, die hem al eerder had bijgestaan, ingediend en per toeval is verweerder te weten gekomen dat er tussen klager en deze advocaat vóór 15 februari 2018 contact is geweest, zo voert verweerder aan.

5.5 De raad is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder de door klager gestelde verwijten gemotiveerd heeft weerlegd en dat van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen niet is gebleken. Verweerder heeft toegelicht waarom hij niet met klager heeft gecommuniceerd in de betreffende korte periode van negen dagen, op welke periode klacht specifiek ziet. Gesteld noch gebleken is dat de advocaat van klager, mr. Y, zich had onttrokken aan de zaak, althans dat mr. Y dat aan verweerder had laten weten. Voorts is niet gebleken dat er door of namens klager een verzoek om onderhandelingen of een schikkingsvoorstel is gedaan en dat verweerder klager en S (verder) met elkaar in conflict heeft gebracht. Klager heeft zijn klachten, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, onvoldoende onderbouwd. Ook het klachtdossier biedt geen aanknopingspunten van de door klager genoemde verwijten. De klacht zal ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. E.M.J. van Nieuwenhuizen en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. M.C. de Ruijter als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2019.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 12 augustus 2019 verzonden.