ECLI:NL:TNORSHE:2018:25 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/87

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2018:25
Datum uitspraak: 15-01-2018
Datum publicatie: 14-11-2018
Zaaknummer(s): SHE/2017/87
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Samengevat verwijt klager de notaris dat zijn chef de bureau hem onheus bejegend heeft in de e-mailberichten van 6 en 12 december 2016 alsmede dat klager onheus bejegend is tijdens de bijeenkomst ten kantore van de notaris op 4 januari 2017 en dat de notaris zich tijdens die bijeenkomst niet onafhankelijk heeft opgesteld.   De kamer acht met name de formuleringen die de chef de bureau in zijn e-mailbericht van 12 december 2016 heeft gebezigd, te weten ”Dat is uw eigen keuze heer [naam klager]” en “Het is nu heel eenvoudig.”, niet gepast in zakelijke communicatie. De kamer is echter van oordeel dat deze formuleringen in het kader van de lange voorgeschiedenis, de vele e-mails van klager in deze zaak die de notaris steeds zorgvuldig beantwoord heeft, alsmede gezien de opstelling van klager op de antwoorden en uitnodigingen voor een afspraak in dit geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar genoemd moeten worden, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.   De kamer is van oordeel dat klager zijn stelling dat de notaris zich niet onafhankelijk heeft opgesteld onvoldoende aannemelijk heeft weten te maken. De enkele indruk die klager had ten tijde van het voorlezen en tekenen van de akte is daartoe onvoldoende.

Klachtnummer    : SHE/2017/87

Datum uitspraak : 15 januari 2018

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

de heer ing. [naam klager] (hierna: klager), 

wonende in [woonplaats klager],

tegen

notaris de heer mr. [naam notaris] (hierna: de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats notaris].  

1.         De procedure

1.1.      Klager heeft bij brief van 13 augustus 2017 een klacht geformuleerd tegen de notaris. Het klaagschrift is op 16 augustus 2017 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer).

1.2.      De notaris heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend, waarna de (plaatsvervangend) voorzitter heeft bepaald dat de klacht ter zitting van de kamer moet worden behandeld.

1.3.      De klacht is behandeld ter zitting van 4 december 2017. Klager en de notaris zijn in persoon verschenen.

2.         De feiten

2.1.      Klager is met zijn ex-echtgenote reeds geruime tijd verwikkeld in de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. Onderdeel van deze verdeling is het ondertekenen van de akte van verdeling.

2.2.      Begin december 2016 heeft de advocaat van de ex-echtgenote aan klager bericht dat op woensdag 21 december 2016 om 14:00 uur de akte van verdeling getekend moest worden.

2.3.      Naar aanleiding van dit bericht van de advocaat van de ex-echtgenote heeft chef de bureau van de notaris, de heer [x], aan klager per e-mail op 6 december 2016 als volgt bericht:

            “Ik heb vernomen dat u inmiddels een uitnodiging/opdracht heeft ontvangen om op woensdag         21 december a.s. om 14:00 uur te verschijnen voor het ondertekenen van de akte van       verdeling.

            Voor de goede orde stuur ik u bijgaand ter kennisneming de ontwerpakte van verdeling en de    afrekening.

            Wellicht ten overvloede maak ik u er op attent dat het niet verschijnen of niet ondertekenen    geldt als een weigering om te ondertekenen.

            Indien u verder de akte daadwerkelijk gaat ondertekenen geldt dat u ondertekent             onvoorwaardelijk, onherroepelijk en niet onder protest of anderszins.

            Voor zover u het niet eens bent staat het u uiteraard vrij om, op uw kosten, een advocaat te       raadplegen.”

2.4.      Bij e-mail van 11 december 2016 heeft klager aan de heer [x] bericht dat hij ‘opdracht’ iets te sterk omschreven vond, maar dat hij via via een uitnodiging heeft ontvangen alsmede dat hij op 21 december 2016 verhinderd is. Voorts stelt klager enkele data in het begin van het nieuwe jaar voor. Klager sluit zijn e-mail af met de zin: “Verder hou ik mij het recht voor om nogmaals naar het KNB te stappen, doordat u in mijn ogen twee verschillende uitleggen aan het vonnis geeft…Naar mij iets anders dan naar Delta LLoyd.

2.5.      Bij e-mail van 12 december 2016 heeft de heer [x] als volgt gereageerd op de mail van klager van 11 december 2016:

            “U bent meer dan eens uitgenodigd om de akte nog eens door te nemen en vragen te stellen. Het merendeel van uw bezwaren zouden heel eenvoudig en al lang weggenomen kunnen zijn      indien u daarvan gebruik zou hebben gemaakt. U heeft er echter steeds voor gekozen om daar           geen gebruik van te maken en in plaats daarvan klachten in te dienen en/of dreigementen te            uiten.

            Dat is uw eigen keuze heer [naam klager].

            Voor wat betreft de datum en tijdstip. Die zijn gereserveerd op basis van de door u ontvangen         stukken. Als u nu niet komt geldt dat als een weigering. Of die weigering terecht is, is niet ter      beslissing van het notariskantoor.

            Het is nu heel eenvoudig. U geeft gehoor aan de opdracht of niet. Zoals gezegd is dat uw        keuze. Vanaf nu krijgt u ook geen terugkoppeling meer.

2.6.      Op 4 januari 2017 om 14:00 uur is de akte van verdeling, na volledige voorlezing, op het kantoor van de notaris door klager en zijn ex-echtgenote in het bijzijn van twee getuigen, medewerkers van de notaris, ondertekend.

3.         De klacht

3.1.      Samengevat verwijt klager de notaris dat zijn chef de bureau hem onheus bejegend heeft in de e-mailberichten van 6 en 12 december 2016 alsmede dat klager onheus bejegend is tijdens de bijeenkomst ten kantore van de notaris op 4 januari 2017 en dat de notaris zich tijdens die bijeenkomst niet onafhankelijk heeft opgesteld.

3.2.      De notaris heeft verweer gevoerd tegen de klachten. De inhoud van dat verweer zal, voor zover relevant, hierna worden besproken.

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 93, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

4.2.      De klacht is gericht tegen de chef de bureau van de notaris, alsmede tegen de notaris. Voor zover klager zijn klacht rechtstreeks richt tegen de bij de notaris werkzame chef de bureau, kan klager niet in zijn klacht worden ontvangen. Een chef de bureau werkt immers onder verantwoording van de notaris en is niet onderworpen aan het tuchtrecht. Klager kan derhalve slechts in zijn klacht worden ontvangen, voor zover deze is gericht tegen een handelen of nalaten van de notaris zelf of dat de notaris toegerekend moet worden. De klacht voor zover gericht tegen de chef de bureau wordt dan ook geacht te zijn gericht tegen de notaris die de eindverantwoordelijke is voor chef de bureau.

4.3.      De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in artikel 93, eerste lid, van de Wna omschreven tuchtnorm. 

4.4.      De notaris stelt zich op het standpunt dat het van belang is om kennis te nemen van de sfeer waarin de communicatie met klager gedurende de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. De notaris heeft een selectie gemaakt uit het e-mailverkeer dat zijn kantoor met klager heeft gevoerd. Die e-mailberichten geven volgens de notaris een goede indruk van de wijze en toon waarop gecommuniceerd werd. Ten aanzien van de eerste klacht is de notaris van mening dat de druk die klager heeft ervaren kennelijk voortvloeide uit de brief met concept dagvaarding die hij begin november 2016 van de advocaat van zijn ex-echtgenote heeft ontvangen.

Voor wat betreft de tweede klacht stelt de notaris dat de akte is gepasseerd in tegenwoordigheid van twee getuigen en met volledige voorlezing. De vragen die klager tijdens de bijeenkomst heeft gesteld waren een herhaling van opmerkingen die klager reeds vele malen eerder, per e-mail, had gemaakt en waarop de medewerkers van de notaris telkens op zorgvuldige en adequate wijze hebben gereageerd, aldus de notaris. Daarnaast heeft klager telkens negatief gereageerd op verzoeken van de (medewerkers van de) notaris om een afspraak te maken voor het doornemen van de conceptakte. Ten slotte stelt de notaris dat er alle reden was om extra kosten in rekening te brengen (geschat op 50 niet gedeclareerde uren) maar dat hij dat bij geen der partijen heeft gedaan.

4.5.      Ten aanzien van de bejegening door de chef de bureau, het eerste klachtonderdeel, stelt klager dat deze zich agressief richting hem heeft geuit in zijn e-mailberichten van 6 december 2016 en van 12 december 2016. Klager vindt deze berichten nogal grof van toon.

4.6.      De kamer acht met name de formuleringen die de chef de bureau in zijn e-mailbericht van 12 december 2016 heeft gebezigd, te weten ”Dat is uw eigen keuze heer [naam klager]” en “Het is nu heel eenvoudig.”, niet gepast in zakelijke communicatie. De kamer is echter van oordeel dat deze formuleringen in het kader van de lange voorgeschiedenis, de vele e-mails van klager in deze zaak die de notaris steeds zorgvuldig beantwoord heeft, alsmede gezien de opstelling van klager op de antwoorden en uitnodigingen voor een afspraak in dit geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar genoemd moeten worden, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.

4.7.      Wat betreft het tweede klachtonderdeel, dat de notaris niet onpartijdig zou hebben opgetreden, stelt klager dat toen hij op 4 januari 2017 op het kantoor van de notaris kwam zijn ex-echtgenote al in de kamer aanwezig was en er twee mensen naast haar zaten. Klager was tevoren niet verteld dat zijn ex-echtgenote ook aanwezig zou zijn en hij wist ook niet dat er twee personen van het kantoor van de notaris aanwezig zouden zijn als getuigen. Ten gevolge hiervan voelde eiser zich op dat moment overvallen en heeft hij de situatie ervaren alsof hij er op dat moment alleen voor stond. Daarenboven werden vervolgens vragen van klager (bijna) niet beantwoord door de notaris, terwijl vragen van zijn ex-echtgenote wel beantwoord werden. De notaris maakte zelfs kopieën voor de ex-echtgenote van klager maar deed dat niet voor klager, aldus klager. De notaris heeft zich volgens klager dan ook niet onafhankelijk opgesteld.

Ter zitting heeft de notaris daaromtrent toegelicht dat de vragen van klager, vragen waren die hij reeds eerder schriftelijk had gesteld en waar de notaris al eerder antwoord op had gegeven. De notaris heeft voorts verklaard dat hij op 4 januari 2017 tegen klager op een zakelijke manier heeft gezegd niet opnieuw met hem daarover in discussie te gaan.

4.8. De kamer is van oordeel dat klager zijn stelling dat de notaris zich niet onafhankelijk heeft opgesteld onvoldoende aannemelijk heeft weten te maken. De enkele indruk die klager had ten tijde van het voorlezen en tekenen van de akte is daartoe onvoldoende. Hierbij merkt de kamer op dat de notaris twee getuigen had gevraagd om bij het passeren van de akte aanwezig te zijn en dat de notaris vervolgens, conform het bepaalde in artikel 43, tweede lid, van de Wna, de tekst van de akte volledig heeft voorgelezen. Dit klachtonderdeel is dus eveneens ongegrond.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, mr. P.M. Knaapen, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. J.A.P. Dings, plaatsvervangend notarislid, mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notarislid, en mr. G.A.M. van Lith, belastinglid.

Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2018 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.