ECLI:NL:TNORSHE:2018:16 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/120

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2018:16
Datum uitspraak: 18-06-2018
Datum publicatie: 25-09-2018
Zaaknummer(s): SHE/2017/120
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt de notaris, samengevat, dat deze geen rekening houdt met de wensen van erflater. Daarnaast heeft de notaris klager ten onrechte als executeur aangemerkt. Klager stelt dat hij nooit executeur van de nalatenschap van erflater is geweest en dat hij dan ook niet verplicht kan worden rekening en verantwoording af te leggen. Beide klachtonderdelen slagen niet. Klacht ongegrond.

Klachtnummer    : SHE/2017/120

Datum uitspraak : 18 juni 2018

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

de heer drs. [naam klager] (hierna: klager),

wonende in [woonplaats klager],

tegen

notaris de heer mr. [naam notaris] (hierna: de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats notaris].

1.         De procedure

1.1.      Klager heeft bij brief van 5 december 2017 een klacht ingediend tegen de notaris. Het klaagschrift is op 8 december 2017 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer).

1.2.      De notaris heeft op 11 januari 2018, ontvangen op 15 januari 2018, een verweerschrift (met bijlagen) ingediend, waarna de (plaatsvervangend) voorzitter heeft bepaald dat de klacht ter zitting van de kamer moet worden behandeld.

1.3.      De klacht is behandeld ter zitting van 16 april 2018. Zowel klager als de notaris zijn in persoon verschenen.

2.         De feiten

2.1.      Klager is, samen met zijn echtgenote, ruim veertig jaar werkzaam als zelfstandig belastingadviseur. Gezien hun leeftijd beperken zij hun dienstverlening inmiddels tot een paar cliënten. Eén van die cliënten was mevrouw [C]. Mevrouw [C] was laatstelijk gehuwd met de heer [naam erflater].

2.2.      [naam erflater] (hierna: erflater) is in november 2014 plotseling overleden. In het testament van erflater is klager aangewezen als executeur in het geval mevrouw [C] het executeurschap niet op zich neemt.

2.3.      Uit de beschikking van de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant van 17 juni 2015 volgt dat klager de functie van executeur vervult.

In rechtsoverweging 2.2. overweegt de kantonrechter:

            “Uit de brief van 6 mei 2015 van verweerders blijkt dat [klager] de functie van executeur             vervult, aangezien het testament hem als executeur aanwijst voor het geval de echtgenote van       [erflater] het executeurschap niet op zich neemt, zodat het verzoek geacht wordt enkel te zijn       gericht tegen [klager].”

Bij voornoemde beschikking is klager ontslagen als executeur van de nalatenschap van erflater met ingang van 20 juni 2015 en is de notaris als opvolgend executeur benoemd. Verder is in deze beschikking bepaald dat klager overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:151 van het Burgerlijk Wetboek (BW) rekening en verantwoording dient af te leggen aan de notaris ter zake het door hem gevoerde beheer over de nalatenschap. Mocht het afleggen van rekening en verantwoording door klager aan de notaris uitblijven dan verbeurt klager een dwangsom.

3.         De klacht

3.1.      Klager verwijt de notaris, samengevat, dat deze geen rekening houdt met de wensen van erflater, waaronder begrepen de betrokkenheid van klager bij de wensen van erflater (onderdeel A). Dit klachtonderdeel, zo begrijpt de kamer, bestaat uit drie subonderdelen:

A1:       de wensen van erflater zouden sinds het ontslag van klager als executeur er niet meer toe doen. Zo wilden de kinderen van erflater mevrouw [C] en klager € 500.000,00 afhandig maken terwijl zij hun kindsdeel al hadden gehad;

A2:       daarnaast verbood de notaris klager om contact te hebben met mevrouw [C] en verbood hij klager om medewerking te verlenen aan het opstellen van de aangifte erfbelasting. Ook weigerde de notaris keer op keer om antwoord te geven op de brieven die klager hem stuurde;

A3:       de notaris heeft klager extra schade toegebracht doordat klager, als gevolg van de acties van de notaris, gedwongen was om advocaten in te schakelen en de notaris klager verantwoordelijk maakt voor het verdwijnen van geld en spullen van erflater.

3.2.      Daarnaast heeft de notaris klager ten onrechte als executeur aangemerkt. Klager stelt dat hij nooit executeur van de nalatenschap van erflater is geweest en dat hij dan ook niet verplicht kan worden rekening en verantwoording af te leggen (onderdeel B).

3.3.      De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. De inhoud van dit verweer zal hierna nader worden besproken voor zover dit relevant is voor de beoordeling van de klacht.

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 93 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in dat wetsartikel omschreven tuchtnorm.

4.2.      Vooropgesteld wordt dat het in het tuchtrecht gaat om gedragingen van de notaris en niet om vermeende gedragingen van de kinderen van erflater en van erflater zelf.

Onderdeel B

4.3.      De kamer ziet aanleiding eerst onderdeel B te bespreken. Ten aanzien van dit onderdeel overweegt de kamer dat in de beschikking van de kantonrechter van 17 juni 2015 klager is aangemerkt als executeur, hij in die hoedanigheid ook door de kantonrechter is opgeroepen en vervolgens als executeur is ontslagen. Tegen deze beschikking heeft klager geen rechtsmiddelen aangewend zodat die beslissing onherroepelijk is geworden. Daarmee staat in rechte vast dat klager executeur is geweest van de nalatenschap van erflater. In diezelfde beschikking van de kantonrechter van 17 juni 2015 is bepaald dat klager rekening en verantwoording dient af te leggen aan de notaris als opvolgend executeur ter zake het door hem gevoerde beheer over de nalatenschap gedurende de periode dat hij executeur was. Dat heeft klager tot op heden, drie jaar na dato, nochtans niet op behoorlijke wijze gedaan. Klachtonderdeel B is daarom ongegrond.

Onderdeel A

4.4.      Ten aanzien van het klachtonderdeel A1 overweegt de kamer als volgt. Uit het testament van erflater volgt een wettelijke verdeling onder de erfgenamen. Door het overlijden van erflater zijn onderbedelingsvorderingen van de kinderen uit de nalatenschap van hun vooroverleden moeder opeisbaar geworden. Als executeur is en was de notaris gehouden om die schulden van de nalatenschap te voldoen. Dat de wensen van erflater, zo klager die stelt begrepen te hebben, anders zouden zijn volgt niet uit het testament waaraan de notaris als executeur uitvoering moet geven. Klager beweert dat de kinderen hun kindsdelen uit moeders nalatenschap al hadden gehad. Die stelling is door klager, ondanks diverse verzoeken daartoe, echter niet onderbouwd. Dit had wel op zijn weg gelegen. De kamer ziet dan ook niet in, zoals klager stelt, dat de notaris ‘minachting’ voor het testament van de erflater kan worden verweten. Dat de wensen van erflater, waar het gaat om de betrokkenheid van klager bij de afwikkeling van de nalatenschap, er sinds het ontslag van klager als executeur niet meer toe doen, is te verklaren doordat de kantonrechter om de in de beschikking gegeven redenen klager als executeur heeft ontslagen en de notaris als opvolgend executeur heeft benoemd. De notaris valt op dit punt geen verwijt te maken.

4.5.      Ten aanzien van onderdeel A2 heeft de notaris ter zitting verklaard dat hij als executeur, prima in staat is om de aangifte erfbelasting te doen en dat het ook niet wenselijk zou zijn dat klager, zijnde de voormalige executeur, dat zou doen, welk standpunt de kamer onderschrijft.

Dat de notaris niet zou hebben geantwoord op de brieven van klager is naar het oordeel van de kamer niet juist. Uit het dossier blijkt dat de notaris klager meermaals heeft geattendeerd op wat er van hem verwacht wordt, waarom hij daar nog niet aan heeft voldaan en hoe klager daar wel aan zou kunnen voldoen. In dit verband verwijst de kamer naar de brieven van de notaris van 28 oktober 2015 en 12 november 2015 alsmede een e-mailbericht aan klager van 20 september 2016.

4.6.      Wat betreft onderdeel A3 het volgende. De notaris heeft ter zitting herhaald dat hij klager niet verantwoordelijk acht of houdt voor het verdwijnen van geld en spullen. De notaris heeft klager in zijn hoedanigheid als voormalig executeur vragen gesteld over bepaalde vermogensbestanddelen. Ter zitting heeft de notaris gezegd dat hij sterk de indruk heeft dat klager, ten aanzien van bijvoorbeeld de vragen van de notaris maar ook ten aanzien van het afleggen van rekening en verantwoording een andere interpretatie hanteert dan gebruikelijk is. Dat klager, gelet op zijn interpretatie van wat er gebeurd zou zijn zichzelf genoodzaakt zag om advocaatkosten te maken, kan de notaris niet worden tegengeworpen en dient voor rekening en risico van klager te komen en te blijven.

Klachtonderdeel A acht de kamer daarom ook ongegrond.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. R.L.G.M. Steegmans, plaatsvervangend notarislid, mr. L.J.M. Teunissen, notarislid, en mr. F. Drost, plaatsvervangend belastinglid.

Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2018 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.