ECLI:NL:TNORDHA:2018:22 Kamer voor het notariaat Den Haag 18-17 en 18-18

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2018:22
Datum uitspraak: 28-11-2018
Datum publicatie: 19-12-2018
Zaaknummer(s): 18-17 en 18-18
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de notarissen het volgende: 1. niet onmiddellijk, of ten minste tijdens de bespreking van 10 oktober 2017 in kennis te zijn gesteld van het feit dat het notariskantoor zich als zaakwaarnemer beschouwde van de erven; 2. mogelijk ten onrechte, te veel te hebben gefactureerd en geen inzicht te hebben gegeven via specificaties; 3. niet adequaat en binnen redelijke termijn op bezwaren van klaagster te hebben gereageerd.  

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 28 november 2018 inzake de klacht onder nummer 18-17 en 18-18 van:

[klaagster] ,

hierna ook te noemen: klaagster,

advocaat: mr. E.M. Richel te Schiedam,

tegen

[notaris A] ,

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: notaris [A],

en

[notaris B] ,

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: notaris [B],

hierna tezamen ook te noemen: de notarissen.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, met bijlagen, ingekomen per e-mail op 2 april 2018,

·         het antwoord van de notarissen,

·         de repliek,

·         de dupliek.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2018. Daarbij waren aanwezig klaagster bijgestaan door advocaat mr. E.M. Richel, en notaris [B]. Notaris [A] was verhinderd in verband met vakantie. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt.

De feiten

In maart 2017 in de echtgenoot van klaagster, de heer [G] (hierna te noemen: erflater), overleden. Klaagster heeft erflater gevonden. Klaagster en erflater leefden apart. Omdat sprake was van lijkvinding heeft de politie op 3 maart 2017 het kantoor van de notarissen ingeschakeld en daar de sleutels van de woning afgegeven, teneinde deze ter beschikking te stellen aan de rechthebbenden. Door het notariskantoor is een sleutelverklaring opgesteld. Klaagster heeft de sleutels uit handen van notaris [A] ontvangen.

Op 10 oktober 2017 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen klaagster, haar advocaat mr. Richel, notaris [A] en kandidaat-notaris [N]. Dochter [V] was ook aanwezig. Klaagster was zelf één van de erfgenamen. Tijdens de bespreking is door klaagster aangegeven dat de statuten van de besloten vennootschap [X] eerst moesten worden gewijzigd. De erven waren de aandeelhouders.

De klacht en het verweer van de notarissen

Klaagster verwijt de notarissen het volgende:

1. niet onmiddellijk, of ten minste tijdens de bespreking van 10 oktober 2017 in kennis te zijn gesteld van het feit dat het notariskantoor zich als zaakwaarnemer beschouwde van de erven;

2. mogelijk ten onrechte, te veel te hebben gefactureerd en geen inzicht te hebben gegeven via specificaties;

3. niet adequaat en binnen redelijke termijn op bezwaren van klaagster te hebben gereageerd.

Klaagster ontving op 29 december 2017 een declaratie van € 1.736,35 met als onderwerp “afwikkeling van de nalatenschap van de heer [G]”. Klaagster heeft op 26 januari 2018 bezwaar gemaakt tegen deze declaratie en heeft om nadere specificatie verzocht. Klaagster heeft voor de afwikkeling van de nalatenschap geen opdracht gegeven.

Op het e-mailbericht van 26 januari 2018 heeft klaagster geen reactie ontvangen. Wel ontving klaagster een betalingsherinnering. Op 14 maart 2018 heeft klaagster nogmaals om creditering en uitleg verzocht.

Op 21 maart 2018 heeft notaris [B] gereageerd en gemeld dat de door het notariskantoor verrichte werkzaamheden de declaratie rechtvaardigden.

Klaagster verwijt de notarissen onzorgvuldig handelen. Voor het aangaan van een eventuele overeenkomst dient er eerst aangegeven te worden welke kosten betaald zouden moeten worden.

Wat betreft de zaakwaarneming had het notariskantoor klaagster moeten waarschuwen dat er een nota van het notariskantoor te verwachten was. Klaagster was geen partij bij de zaakwaarnemingsovereenkomst tussen de politie en het notariskantoor. Het optreden van de zaakwaarnemer dient proportioneel te zijn, hetgeen inhoudt dat de zaakwaarnemer enkel optreedt indien dit wenselijk of noodzakelijk is. De bewaring van de sleutel en de sleutelverklaring alsmede het opvragen van het testament bij het CTR waren verrichtingen die noodzakelijk waren voor een behoorlijke belangenbehartiging.

Verder bevatte de overeenkomst tot zaakwaarneming geen derdenbeding op grond waarvan klaagster gehouden zou zijn tot betaling van de nota. Alleen de werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor belanghebbenden mochten in rekening worden gebracht.

Klaagster had de nota niet verwacht, omdat zij in de veronderstelling verkeerde dat het notariskantoor geen werkzaamheden ging verrichten in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap. Tijdens het gesprek op 10 oktober 2017 had klaagster aangegeven dat in eerste instantie slechts de statutenwijziging van [X]ter hand diende te worden genomen en dat later naar de verdeling diende te worden gekeken. De verklaring van erfrecht is door een ander notariskantoor opgesteld.

Tot op heden heeft het notariskantoor geen inzage gegeven in de verrichte werkzaamheden middels specificaties. De omschrijving in de declaratie is te ruim opgesteld.

De notarissen hebben het volgende aangevoerd. Van de politie Rotterdam Rijnmond had het notariskantoor het verzoek tot zaakwaarneming van de nalatenschap van erflater ontvangen. Het verzoek van de politie berust op een overeenkomst tot zaakwaarneming tussen de politie Rotterdam Rijnmond en het notariskantoor. De werkzaamheden bestonden onder andere uit besprekingen, telefonische (advies) gesprekken, aanvragen CTR en het opstellen en laten tekenen van een sleutelverklaring door klaagster. Notaris [B] erkent dat de nota ten onrechte slechts vermeldt dat het de afwikkeling van de nalatenschap van erflater betreft. Beter ware het geweest als concreter was omschreven waaruit de (advies)werkzaamheden hebben bestaan.

Bij e-mailbericht van 21 maart 2018 hebben de notarissen aangegeven dat zij bereid zijn de declaratie te halveren. Ook hebben zij klaagster uitgenodigd voor een bespreking op het notariskantoor, zodat zij klaagster en haar advocaat inzage kunnen geven in het dossier alsmede een toelichting.

Op verzoek van de advocaat van klaagster (e-mailbericht van 22 maart 2018) om een afspraak te maken heeft notaris [B] op 29 maart 2018 telefonisch contact opgenomen. Mr. Richel gaf toen aan op dat moment en de daarop volgende week niet in de gelegenheid te zijn om een afspraak te maken. Hij zou daar zelf, na overleg met klaagster, op terug komen. Daarna is niets meer vernomen.

Naar aanleiding van het klaagschrift hebben de notarissen telefonisch contact opgenomen met mr. Richel een aangeboden, ook al achten zij de declaratie gerechtvaardigd, om de declaratie in zijn geheel te crediteren vanwege de negatieve energie die het kost. Ter zitting heeft notaris [B] aangevoerd dat het crediteren niet onder voorwaarde van beëindiging van de tuchtprocedure is, maar dat ook zonder intrekking zal worden gecrediteerd.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notarissen hebben gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat behoorlijk notarissen niet betaamt. 

De Kamer overweegt het volgende. Vast is komen te staan dat er door de notarissen te laat, immers voor het eerst, na een rappel, na bijna twee maanden, is gereageerd op verzoeken van klaagster om een reactie en een specificatie. Pas ter zitting heeft notaris [B] een specificatie van de uren getoond aan klaagster, terwijl daar veel eerder al om was verzocht. Verder is de stelling van klaagster dat zij op of omstreeks 10 oktober 2017 niet in kennis is gesteld van het feit dat het notariskantoor zich als zaakwaarnemer beschouwde van de erven, onweersproken gebleken. Deze gang van zaken acht de Kamer onzorgvuldig en niet overeenkomstig hetgeen van een notaris verwacht mag worden.

Nu beide notarissen bemoeienissen hebben gehad met het dossier en zij als notarissen van hetzelfde kantoor een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben, is de klacht tegen beide notarissen gegrond.

De Kamer acht het verweten handelen niet dermate tuchtrechtelijk laakbaar dat zij het opleggen van een maatregel geboden acht.

Omdat de Kamer de klacht gegrond verklaart, dienen de notarissen ieder op grond van artikel

99, vijfde lid, van de Wna, het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar te vergoeden.

De notarissen dienen het griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster te vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notarissen.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht tegen beide notarissen gegrond zonder oplegging van een maatregel;

veroordeelt notaris [A] tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster;

veroordeelt notaris [B] tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster;

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes, voorzitter, R.R. Roukema en R.B. van der Horst, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 28 november 2018.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.