ECLI:NL:TNORDHA:2018:21 Kamer voor het notariaat Den Haag 18-61

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2018:21
Datum uitspraak: 28-11-2018
Datum publicatie: 19-12-2018
Zaaknummer(s): 18-61
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen:
  • Verzet ongegrond
  • Verzet gegrond
Inhoudsindicatie: Klager heeft verzet ingesteld tegen de voorzittersbeslissing.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 28 november 2018 op het verzet tegen de afwijzende beslissing d.d. 29 augustus 2018 van de voorzitter van de Kamer als bedoeld in artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt inzake de klacht onder nummer 18-24, welk verzet is ingesteld door:

[klager] ,

hierna ook te noemen: klager,

tegen

[notaris] ,

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

Het verzet is ingekomen op 9 september 2018, derhalve binnen veertien dagen na 30 augustus 2018, de dag van verzending aan klager van een afschrift van de beslissing van de voorzitter. Het verzet is mitsdien tijdig ingesteld.

De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2018. Daarbij was klager aanwezig. De notaris had voor de zitting aangegeven niet aanwezig te zullen zijn.

Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt.

Het verzet

Klager handhaaft in het verzetschrift zijn klacht. Ter zitting heeft klager het volgende gesteld. Er spelen twee klachten. De eerste klacht betreft de veiling in 2012. Op 1 augustus 2013 heeft klager het notariskantoor hiervoor aansprakelijk gesteld.

De tweede klacht betreft de verkoop van het pand in 2017. Klager heeft Stichting [naam] [vestigingsplaats] (hierna te noemen: de Stichting) opgericht. Het pand was door klager aangekocht met familiekapitaal en ingebracht in de Stichting. Mevrouw [O] was bestuurder van de Stichting. Klager had de notaris gevraagd om klager als bestuurder van de Stichting in te schrijven. [O] zou daarna secretaris worden en klager voorzitter en penningmeester. Dit is de reden waarom klager een akte de command had getekend. Hij vertrouwde de notaris. De notaris zou alles regelen. In 2017 kwam klager er achter dat [O] nog steeds als enig bestuurder van de Stichting ingeschreven stond en dat zij in die hoedanigheid het pand had verkocht. De notaris had de opdracht van klager niet uitgevoerd. Door het tekenen van de akte de command heeft klager de notaris carte blanche gegeven en daarmee heeft hij zijn eigen doodvonnis getekend. Op 13 november 2015 verbrak [O] de relatie met klager. Voor die tijd was er geen aanleiding om te twijfelen aan haar bedoelingen.

De beoordeling van het verzet

De Kamer verwijst voor de feiten en de inhoud van de klacht naar hetgeen terzake in de beslissing d.d. 29 augustus 2018 is overwogen.

De Kamer overweegt het volgende. Voor wat betreft klachtonderdeel 1 heeft klager ter zitting erkend dat hij het notariskantoor in augustus 2013 aansprakelijk heeft gesteld. Hij heeft aangegeven te begrijpen dat de verjaringstermijn van drie jaar daardoor aan de orde is. Voor zover het verzet ziet op dit klachtonderdeel is het verzet ongegrond.

Voor zover het klachtonderdeel 2 betreft verwijt klager dat de notaris tekort is geschoten in de opdracht om de bestuurswisseling op juiste en volledige wijze door te voeren. Klager heeft ter zitting aangevoerd dat hij eerst in 2017 op de hoogte is geraakt van dit nalaten van de notaris. Of dit juist is kan de Kamer op dit moment niet vaststellen. Dit zal nader onderzocht moeten worden. Eén en ander leidt tot het oordeel dat het verzet gegrond is, zodat de Kamer als na te melden zal beslissen.

De beslissing

De Kamer voor het notariaat voormeld:

verklaart het verzet voor zover het klachtonderdeel 1 betreft ongegrond;

verklaart het verzet voor zover het klachtonderdeel 2 betreft gegrond;

bepaalt dat klachtonderdeel 2 zal worden behandeld op een nader te bepalen zitting, waartoe partijen nog zullen worden opgeroepen.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes, voorzitter, R.R. Roukema en R.B. van der Horst            in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, secretaris, in het openbaar uitgesproken op 28 november 2018.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.