ECLI:NL:TNORARL:2018:9 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/322953 / KL RK 17-87 en C/05/322954 / KL RK 17-88

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2018:9
Datum uitspraak: 06-04-2018
Datum publicatie: 23-04-2018
Zaaknummer(s): C/05/322953 / KL RK 17-87 en C/05/322954 / KL RK 17-88
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht gegrond zonder maatregel
  • Klacht ongegrond
  • Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notarissen dat zij hun plicht als executeur verwaarloosd hebben. De te verwachten zorg en aandacht is onder de maat gebleven en in het algemeen is sprake van onbehoorlijke uitoefening van de werkzaamheden en onbehoorlijk beheer van de nalatenschap, resulterend in een veel te hoge rekening.   De kamer komt tot het oordeel dat de communicatie in 2017 over de definitieve afwikkeling van de nalatenschap beter had gemoeten. Dit klachtonderdeel wordt gegrond verklaard. Gelet op de geringe ernst van het feit wordt er geen maatregel opgelegd. Daarnaast oordeelt de kamer dat de afgegeven kostenindicatie niet correct is geweest. Ook dit klachtonderdeel wordt gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel.   De overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard, dan wel klager wordt niet-ontvankelijk verklaard in het betreffende klachtonderdeel.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/322953 / KL RK 17-87

                        C/05/322954 / KL RK 17-88

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klager ],

wonende te [ woonplaats klager ] ,

hierna te noemen: klager

gemachtigde: [ naam gemachtigde ]

tegen

1.

[ naam notaris ],

notaris te [ vestigingsplaats notaris ]

hierna te noemen: de notaris

gemachtigde: mr. J.M.A.H. van der Ploeg

2.                                                                                        

[ naam kandidaat-notaris ] ,

kandidaat-notaris te [ vestigingsplaats kandidaat-notaris ]

hierna te noemen: de kandidaat-notaris

gemachtigde: mr. J.M.A.H. van der Ploeg

De notaris en de kandidaat-notaris worden hierna tezamen genoemd: de notarissen.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-        de klacht van 3 juli 2017;

-        het verweer, met bijlagen, van de notaris van 13 oktober 2017;

-        het verweer, met bijlagen, van de kandidaat-notaris van 18 oktober 2017.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 14 februari 2018 behandeld, waarbij zijn verschenen klager en zijn gemachtigde enerzijds en de notarissen en hun gemachtigde anderzijds. Zowel de gemachtigde van klager als de gemachtigde van de notarissen hebben pleitaantekeningen overgelegd.

2. De feiten

2.1 Op 22 januari 2015 is de heer [ naam erflater ] (hierna: erflater) overleden. Erflater heeft tijdens zijn leven een testament opgemaakt. Erflater heeft in zijn testament de heer [ naam erfgenaam ] (hierna: [ X ] ) en klager benoemd tot enige erfgenamen, onder de last van het legaat ten behoeve van [ X ]  van het recht van gebruik en bewoning voor één jaar van de door erflater en [ X ] gezamenlijk bewoonde woning aan de [ adres ] (hierna: de woning). Daarnaast heeft erflater in zijn testament de notaris benoemd tot executeur.

2.2 Op 1 april 2015 is een voorlopige boedelbeschrijving opgemaakt en aan klager en [ X ] toegestuurd.

2.3 Nadat het recht van gebruik en bewoning ten behoeve van [ X ] was geëindigd, is de woning verkocht. Een makelaar van [ naam makelaar A ] (hierna: makelaar A) heeft hierbij als verkoopmakelaar opgetreden. De levering van de woning heeft plaatsgevonden op

17 augustus 2016.

2.4 Op 19 september 2016 hebben de notarissen een gespecificeerd urenoverzicht van hun werkzaamheden aan klager overgelegd. Hieruit bleek dat de notarissen tot dan toe 192 uur in rekening hadden gebracht. De notarissen hanteren een tarief van € 150,- exclusief BTW. Een derde deel van de bestede uren had alleen betrekking op [ X ] en had niet met de nalatenschap te maken. Deze uren zijn alleen bij [ X ] in rekening gebracht.

Bij klager is een/derde deel van het totaal aantal uren in rekening gebracht, te weten een bedrag van € 11.616,-.

2.5 De voorlopige staat van ontvangsten en uitgaven is op 23 september 2016 aan klager en

[ X ] toegezonden. In de voorlopige staat van ontvangsten en uitgaven is een depot opgenomen van € 15.000,- voor nog eventuele komende nota’s en nog te verrichten werkzaamheden. Nadat beide erfgenamen de voorlopige staat van ontvangsten en uitgaven voor akkoord hadden ondertekend, is aan klager op 22 en 23 november 2016 zijn voorschot uitbetaald.

2.6 Per 1 oktober 2016 is de kandidaat-notaris niet meer werkzaam voor het kantoor van de notaris. Na die datum is de afwikkeling van de nalatenschap van erflater alleen door de notaris voortgezet.

2.7 Op 29 januari 2017 heeft klager per aangetekende brief een klacht ingediend bij de notaris. Klager heeft hierop geen reactie van de notaris ontvangen.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klager verwijt de notarissen dat zij hun plicht als executeur verwaarloosd hebben. De te verwachten zorg en aandacht is onder de maat gebleven en in het algemeen is sprake van onbehoorlijke uitoefening van de werkzaamheden en onbehoorlijk beheer van de nalatenschap, resulterend in een veel te hoge rekening. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

Klachtonderdeel 1: gemis aan zorgvuldige aanpak.

Vanaf het eerste gesprek met de notarissen heeft klager verzocht om een stappenplan waaruit de afhandeling van de nalatenschap zou blijken. Dit heeft klager nooit ontvangen. Er werd door de notarissen van probleem tot probleem gewerkt met omslachtige telefonische toelichtingen, zonder concrete handvatten voor het vervolg en zonder oplossingen aan te dragen. Het heeft er alle schijn van dat de notarissen zich onvoldoende vergewist hebben van de noodzakelijke zorgvuldigheid ter voorkoming van een onbeheerst proces.

Verder vindt klager het onbillijk dat de uren die de notaris en de kandidaat-notaris hebben besteed aan onderling overleg, zijn doorbelast aan hem en [ X ].

Klachtonderdeel 2: keuze makelaar voor verkoop van de woning.

De verkoopopdracht van de woning is door de notarissen voor een vaste prijs gegund aan makelaar A. Deze keuze wekt verbazing op bij klager. Volgens hem lijkt de handelwijze van de notarissen meer op het gunnen van een opdracht aan een bevriende relatie dan op het behartigen van de belangen van de erfgenamen. Klager heeft dit als volgt toegelicht.

Makelaar A heeft de woning in eerste instantie getaxeerd op € 125.000,-. Na bezwaar en aandringen van klager is de woning dezelfde maand door een makelaar van [ naam makelaar B ] (hierna: makelaar B) getaxeerd op een fors hogere waarde. De notarissen kozen toch voor makelaar A, die vervolgens wegens “gewijzigde marktomstandigheden” een offerte afgaf met een vraagprijs van € 265.000,-. Op verzoek van klager is de vraagprijs nogmaals naar boven bijgesteld naar een bedrag van € 285.000,-. Zonder interventie van klager was de woning niet op zijn juiste waarde geschat.

Bovendien schreef makelaar A na zijn taxatie dat hij de woning niet op de hem gebruikelijke manier kon aanbieden aan de markt en dat hij eerder dacht aan verkoop aan investeerders. Later kwam makelaar A hierop terug door een standaard verkoopmethode te offreren. Mede gezien de tamelijk onverzorgde staat waarin de woning verkeerde, wekte deze ommezwaai bij klager veel verbazing op. De notarissen lijken hier de feiten te verdraaien want volgens hen wilde juist makelaar B de woning niet te koop zetten via de gebruikelijke verkoopkanalen.

De notarissen hebben ingestemd met een vaste courtage van € 3.500,- voor makelaar A. Dit verbaast klager, omdat de inspanningen van de makelaar zeer gering konden zijn vanwege de reeds vanaf het begin aanwezige aspirant-koper. Daarnaast hebben de notarissen zelf ook nog een fors aantal uren gedeclareerd om de verkoop te regelen. Omdat de executeur optreedt namens de erfgenamen, dient het bijspringen door de notarissen in geval van een tekortschietende verkoopmakelaar, niet aan de erfgenamen te worden doorbelast.

Klachtonderdeel 3: gebrekkige leiding bij de oplevering van de woning.

De notarissen hadden geen idee hoe ze [ X ] konden begeleiden naar een bevredigende afloop van zijn recht om nog maximaal één jaar in de woning te kunnen verblijven. De juridische feiten leken niet paraat, noch ideeën voor een succesvolle vervolgstap. Ook werd geen formele schriftelijke actie ondernomen waarop later kon worden voortgebouwd. De notarissen wilden telkens afwachten. Pas nadat klager een advocaat had ingeschakeld, kwam er schot in de zaak. Daarbij bleek ook het verzuim van de notarissen om enige bruikbare schriftelijke correspondentie te voeren. Door het handelen van klager is [ X ] alsnog uit de woning vertrokken. Het extra contact heeft de rekening van de notarissen wederom verhoogd.

Klachtonderdeel 4: gebrekkige communicatie en informatieverstrekking.

A)    Na de voorlopige boedelbeschrijving van 1 april 2015 was er, ondanks herhaald verzoek van klager, tot september 2016 geen actuelere status beschikbaar. Wel werd klager in februari 2016 verzocht om de verklaring van zuivere aanvaarding te tekenen, zonder dat er een actuele boedelbeschrijving beschikbaar was.

B)    Het is voor klager onduidelijk waarom de nalatenschap nog niet kan worden afgewikkeld. Klager heeft op 29 januari 2017 per aangetekende post een klacht ingediend bij de notaris. Hierna heeft hij niets meer van de notaris vernomen.

Klachtonderdeel 5: geschatte kosten.

A)    In februari 2016 heeft klager aan de notarissen om een inschatting van de kosten gevraagd. Klager heeft op 17 februari 2016 bericht ontvangen dat de geschatte kosten tussen de € 10.000,- en de € 15.000,- zouden liggen. Uit het door de notarissen aangeleverde urenoverzicht blijkt dat al op 17 februari 2016 ruim 85 uur aan het dossier was besteed, wat neerkwam op € 15.500,-. Klager verwijt de notarissen dat de indruk is gewekt dat de rekening voor beide erfgenamen mogelijk zou kunnen uitkomen op de ondergrens van € 10.000,- terwijl op het moment van afgeven van die indicatie de bovengrens van € 15.000,- al was overschreden.

B)    In september 2016 bleek dat de totale rekening was opgelopen tot € 35.000,- voor 192 uur werk. Hierbij gaven de notarissen aan dat de kosten nog doorliepen. Klager beklaagt zich over het feit dat de in rekening gebrachte kosten tot meer dan het drievoudige van de prognose zijn opgelopen. Bovendien lopen de kosten nog steeds door en dreigen zelfs het vijfvoudige van de geschatte kosten te worden. Voorts is klager van mening dat de onderbouwing van de gedeclareerde werkzaamheden zeer discutabel is, onder meer wat betreft de uren die in rekening zijn gebracht voor de verkoop van de woning en het bezwaar bij de Belastingdienst.

Klachtonderdeel 6: de kwalificatie van klager in de successieaangifte.

Klager verwijt de notarissen dat zij klager hebben ontmoedigd om de kwalificatie van pleegzoon bij de Belastingdienst te verkrijgen. Bij het indienen van de successieaangifte hebben de notarissen zonder voorafgaand overleg klager aangemerkt als ‘overige verkrijger’. In zijn testament heeft erflater klager aangemerkt als ‘zijn zoon’. Deze kwalificatie is door de notarissen niet in de successieaangifte erkend, ondanks dat klager eerder zijn overtuiging had uitgesproken dat hij bewijzen kon aanleveren. Nadat klager de notarissen hierop had gewezen, hebben klager en de notarissen geprobeerd om de aangifte bij de Belastingdienst te wijzigen. Dit is echter lastiger dan direct de juiste aangifte indienen. Na veel extra inzet van de notarissen en klager is klager door de Belastingdienst als pleegzoon erkend in de successieaangifte.

Klachtonderdeel 7: uitbetaling voorschot.

Klager verwijt de notarissen dat zij slecht hebben gecommuniceerd over de uitbetaling van het voorschot. Daarnaast verwijt klager de notarissen dat de uitbetaling telkens werd uitgesteld. Tussen de ondertekening van de voorschotberekening en de uitkering daarvan zat ruim drie maanden. Deze periode werd steeds opgerekt wegens voor klager niet-plausibele argumenten, die slechts met de andere erfgenaam van doen leken.

Daarnaast werd klager verzocht om de door hem eerder geuite onvrede over de gang in te trekken alvorens het voorschot kon worden uitbetaald. Dat verzoek heeft klager als chantage ervaren.

Klachtonderdeel 8: schadevergoeding.

Klager becijfert zijn schade op vijftig procent van het in rekening gebrachte bedrag van

€ 11.616,-, dus op een bedrag van € 5.808,-. Klager verzoekt de kamer om dit bedrag aan schadevergoeding aan hem toe te kennen, alsmede uitbetaling van vijftig procent van het bedrag van € 15.000,- dat nog bij de notaris in de depot staat.

3.2 Op het verweer van de notarissen zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notarissen een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Klachtonderdeel 1: gemis aan zorgvuldige aanpak.

4.3 De notarissen hebben in hun verweerschrift het volgende aangevoerd.

De notarissen betwisten dat er sprake was van een “onbeheerst proces”. Er zijn uitvoerige aantekeningen, telefoonnotities en correspondentie aanwezig. De afwikkeling was gecompliceerd vanwege de houding van [ X ]. Vanaf het begin is klager betrokken geweest en zijn de te nemen stappen toegelicht. Bij de afwikkeling hebben de notarissen zowel de belangen van [ X ] als de belangen van klager in het oog gehouden. Vanwege de lastige situatie is er veelvuldig overleg gepleegd tussen de notaris en de kandidaat-notaris over de aanpak.

4.4 De kamer overweegt als volgt. Uit hetgeen over en weer door partijen is aangevoerd, is niet komen vast te staan dat de notarissen op dit punt verwijtbaar hebben gehandeld. De notarissen dienden zowel de belangen van klager als de belangen van [ X ] te behartigen. Niet is gebleken dat de notarissen niet zorgvuldig hebben gehandeld. De kamer zal dit klachtonderdeel daarom ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 2: keuze makelaar voor verkoop van de woning.

4.5 In hun verweerschrift hebben de notarissen het volgende geschreven.

De notarissen hebben met instemming van klager gekozen voor makelaar A. Makelaar A heeft de woning in eerste instantie getaxeerd op een waarde van € 125.000,-. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat de woning bestond uit één verdieping met een normale hoogte en een uitgegraven benedenverdieping met een laag plafond. Daarnaast is rekening gehouden met de zeer oude en verwaarloosde staat van de woning. Op basis van de lagere taxatie hebben de notarissen bezwaar ingediend tegen de WOZ-waarde van de woning. Dit bezwaar is gehonoreerd en dit was gunstig voor het bedrag dat klager verschuldigd was aan erfbelasting.

4.5.1 Makelaar B is ingeschakeld voor een tweede taxatie. Makelaar B gaf net als makelaar A aan dat verkoop via Funda geen optie was. Wel had makelaar B een belegger die geïnteresseerd was. Deze belegger was bereid een verkoopprijs van € 225.000,- te betalen op voorwaarde dat [ X ] de woning had verlaten. De notarissen hebben overwogen dat makelaar B een ander belang had, namelijk verkoop aan zijn belegger, en daarom is voor makelaar A gekozen. Dit is per e-mail aan klager voorgelegd en vervolgens heeft klager telefonisch aangegeven dat de notarissen het verkoopproces moesten doorzetten met makelaar A.

4.5.2 De courtage die makelaar A in rekening heeft gebracht, komt de notarissen niet afwijkend voor. Het was op het moment van verlenen van de opdracht nog niet bekend hoe het verkoopproces zou gaan lopen. De notarissen hebben geen bemoeienissen gehad met de verkooponderhandelingen zelf, maar wel met alle werkzaamheden er om heen. De gedeclareerde werkzaamheden zijn gespecificeerd op het aan de klager verstrekte urenoverzicht.

4.6 De kamer overweegt als volgt.

Uit hetgeen is aangevoerd, is niet gebleken dat de notarissen niet in het belang van de erfgenamen hebben gehandeld bij de keuze voor makelaar A. Bovendien hebben de notarissen onweersproken gesteld dat klager heeft ingestemd met de keuze voor makelaar A.

4.6.1 Voorts acht de kamer het niet verwijtbaar dat de notarissen hun werkzaamheden met betrekking tot de verkoop van de woning aan de erfgenamen hebben gedeclareerd. De kamer zal dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 3: gebrekkige leiding bij de oplevering van de woning.

4.7 De notarissen betwisten nadrukkelijk de stelling van klager dat zij “geen idee” hadden hoe ze de woning moesten ontruimen. Al kort na het overlijden van erflater zijn de notarissen gestart met gesprekken met [ X ] om te bespreken dat het recht om in de woning te blijven wonen na een jaar zou eindigen. Dit is ook schriftelijk aan [ X ] gemeld. Het eerste jaar na het overlijden van erflater moesten de notarissen afwachten. Daarna is [ X ] voortdurend mondeling en schriftelijk gemaand om te vertrekken. [ X ] heeft ook vele toezeggingen gedaan dat hij zou gaan opruimen en vertrekken, wat telkens om allerlei redenen niet doorging. Uiteindelijk hebben de notarissen klager geadviseerd dat gerechtelijke stappen een optie waren. De notarissen hebben een advocaat aangedragen en de kosten hiervan voor rekening van [ X ] laten komen. De inschakeling van de advocaat heeft schot in de zaak gebracht. De notarissen hebben vervolgens [ X ] geholpen met het ontruimen van het huis.

4.8 De kamer overweegt als volgt. Omdat [ X ] op grond van het testament het recht had om nog een jaar in de woning te blijven wonen, dienden de notarissen dat jaar eerst af te wachten voordat de woning verkocht kon worden en de nalatenschap verder kon worden afgewikkeld. Naar het oordeel van de kamer hebben de notarissen zich voldoende ingespannen om [ X ] uit de woning te laten vertrekken en de woning leeg op te leveren. Hierbij dienden zij rekening te houden met zowel de belangen van [ X ] als de belangen van klager. De kamer zal dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 4: gebrekkige communicatie en informatieverstrekking.

Klachtonderdeel 4A

4.9 De notarissen hebben als verweer aangevoerd dat zij steeds met klager hebben gecommuniceerd over de afwikkeling van de nalatenschap. Zij hebben telkens bij klager aangegeven dat de woning het voornaamste bestanddeel van de nalatenschap vormde. Dit is tussen de afgifte van de voorlopige boedelbeschrijving in april 2015 en de voorlopige staat van ontvangsten en uitgaven in september 2016 niet veranderd.

4.10 De kamer overweegt als volgt.

Nu de woning het belangrijkste onderdeel van de nalatenschap vormde, acht de kamer het niet verwijtbaar dat de notarissen hebben gewacht met het opstellen van de voorlopige staat van ontvangsten en uitgaven tot na de verkoop van de woning. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel 4B

4.11 De notarissen zijn het met klager eens dat de nalatenschap inmiddels afgewikkeld kan worden. Ter zitting hebben zij verklaard dat zij klager en [ X ]  hierover hebben aangeschreven. De notaris erkent dat zij had moeten reageren op de brief van 29 januari 2017 van klager. Door persoonlijke omstandigheden heeft zij dit echter niet gedaan.

4.12 De kamer overweegt als volgt. Gelet op het feit dat de kandidaat-notaris na 1 oktober 2016 niet langer betrokken was bij de afwikkeling van de nalatenschap, heeft de kamer dit klachtonderdeel opgevat als klacht gericht tegen de notaris. De kamer is van oordeel dat de communicatie naar klager in 2017 beter had gemoeten. De notaris had moeten reageren op de brief van klager van 29 januari 2017, danwel op een andere manier klager beter moeten informeren over de definitieve afwikkeling van de nalatenschap. De kamer zal daarom dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

Gelet op de geringe ernst van het feit zal de kamer niet overgaan tot de oplegging van een maatregel.

Klachtonderdeel 5: geschatte kosten.

Klachtonderdeel 5A

4.13 De notarissen geven in hun verweerschriften aan dat bij de inschatting van de kosten is uitgegaan van een redelijk normaal lopende afwikkeling. De kosten waren al iets hoger ingeschat omdat al vroeg duidelijk was dat het om een bijzondere zaak zou gaan. De notarissen erkennen dat de inschatting van de kosten in februari 2016 aan de lage kant is geweest. De uiteindelijk in rekening gebrachte kosten ten laste van de boedel bedroegen

€ 23.323,-.

4.14 De kamer overweegt als volgt.

Ter zitting is gebleken dat de kosteninschatting door de kandidaat-notaris is afgegeven. De kamer vat dit klachtonderdeel op als klacht gericht tegen de kandidaat-notaris.

Op 17 februari 2016 is de kostenindicatie aan klager afgegeven. Uit het urenoverzicht van de notarissen blijkt dat op dat moment al ruim 85 uur aan het dossier was besteed, wat neerkwam op een bedrag van ongeveer € 15.500,-. De kostenindicatie was dus niet correct en daarom zal de kamer dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

Gelet op de geringe ernst van het feit zal de kamer niet overgaan tot de oplegging van een maatregel.

Klachtonderdeel 5B

4.15 De kamer overweegt dat klager zich beklaagt over de hoogte van de declaratie van de notarissen en de werkzaamheden die bij hem in rekening zijn gebracht. Ingevolge artikel 55, lid 2 Wna is de geschillencommissie Notariaat ingesteld. Deze behandelt klachten over de hoogte van een rekening van een notaris. Daarom is de kamer niet bevoegd om de klacht van klager te beoordelen voor zover deze betrekking heeft op de hoogte van de declaratie van de notarissen en de werkzaamheden die bij klager in rekening zijn gebracht. De kamer zal klager met betrekking tot dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht.

Klachtonderdeel 6: de kwalificatie van klager in de successieaangifte.

4.16 De notarissen hebben in hun verweerschriften het volgende aangevoerd.

Het was onvermijdelijk dat de notarissen vele uren werk aan de successieaangifte en het indienen van bezwaar hebben besteed. Klager had dit niet kunnen voorkomen.

4.16.1 De notarissen hebben de aangifte gedaan conform de wettelijke eisen. Uit de onderliggende documenten bleek dat klager niet als pleegkind kon worden gekwalificeerd.

Het feit dat erflater klager in zijn testament als zijn zoon had aangeduid, maakt niet dat klager als pleegkind in de zin van de fiscale wetgeving kan worden aangemerkt.

4.16.2 Toen de notarissen de aanslag successierechten controleerden, bleek dat de Belastingdienst een fout had gemaakt in de berekening. Hier is bezwaar tegen ingediend en dat bezwaar is gehonoreerd. Daarnaast is bezwaar ingediend omdat klager niet als pleegkind werd aangemerkt. Nadat de successieaangifte was ingediend, heeft klager stukken aan de notarissen overgelegd om zijn status als pleegkind te onderbouwen. Deze stukken zijn meegenomen bij het ingediende bezwaar. Tijdens de bezwaarprocedure hebben de notarissen klager telkens op de hoogte gebracht van wat de Belastingdienst aan hen communiceerde. De Belastingdienst bleef in eerste instantie bij het standpunt dat klager fiscaal niet als pleegkind kon worden aangemerkt. Wel bood de Belastingdienst klager de gelegenheid om te worden gehoord. De notarissen hebben hiervoor voor klager een afspraak gemaakt. Het resultaat van die afspraak was dat de Belastingdienst het verzoek van klager heeft ingewilligd om als pleegkind te worden aangemerkt.

4.17 De kamer overweegt als volgt.

Op basis van de aanwezige informatie en conform de wettelijke eisen hebben de notarissen de successieaangifte verzorgd. Dat de Belastingdienst in eerste instantie klager niet kwalificeerde als pleegkind, kan de notarissen niet worden aangerekend. Niet is gebleken dat de notarissen klager hebben ontmoedigd of weerstand boden in zijn bezwaarprocedure bij de Belastingdienst. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 7: uitbetaling voorschot.

4.18 De notarissen hebben het volgende als verweer aangevoerd.

De woning is op 17 augustus 2016 geleverd. De voorlopige staat van ontvangsten en uitgaven is op 23 september toegezonden. De voorlopige staat van ontvangsten en uitgaven is door klager voor akkoord getekend en op 4 november 2016 aan de notarissen toegestuurd. [ X ] tekende op 15 oktober 2016. Vervolgens hebben de notarissen op 22 november 2016 overleg gepleegd met het Notarieel Juridisch Bureau over de uitbetaling omdat [ X ] zijn handtekening niet had laten legaliseren en ook niet reageerde. Op 22 november en 23 november 2013 is aan klager uitbetaald conform de voorlopige staat van ontvangsten en uitgaven. De notarissen betwisten dat zij klager hebben verzocht om zijn geuite onvrede in te trekken alvorens zij tot uitbetaling van het voorschot zouden overgaan.

4.19 De kamer overweegt als volgt. Voordat de notarissen tot uitbetaling van de voorschotten konden overgaan, dienden beide erfgenamen de voorlopige staat van ontvangsten en uitgaven voor akkoord te ondertekenen. [ X ] heeft op 15 oktober 2016 voor akkoord getekend en de uitbetaling heeft op 22 en 23 november 2016 plaatsgevonden. Gelet op het gegeven dat de handtekening van [ X ] niet was gelegaliseerd en de notarissen hierover eerst overleg wilden plegen met een deskundige, alvorens zij tot uitbetaling konden overgaan, is de kamer van oordeel dat de notarissen voldoende voortvarend en daarom niet klachtwaardig hebben gehandeld. Voorts is niet komen vast te staan dat de notarissen klager hebben verzocht om zijn geuite onvrede in te trekken alvorens zij tot uitbetaling wilden overgaan. Dit klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.

Klachtonderdeel 8: schadevergoeding.

4.20 De kamer overweegt als volgt. Klager verzoekt de kamer om hem een schadevergoeding toe te kennen. Gelet op het in alinea 4.1 geschetste wettelijke kader, is er geen grondslag voor een dergelijke beoordeling in deze tuchtprocedure. De kamer zal klager met betrekking tot dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-        verklaart klachtonderdeel 4B gericht tegen de notaris gegrond, zonder oplegging van een maatregel;

-        verklaart klachtonderdeel 5A gericht tegen de kandidaat-notaris gegrond, zonder oplegging van een maatregel;

-        verklaart klachtonderdeel 1, 2, 3, 4A, 6 en 7 ongegrond;

-        verklaart klager met betrekking tot klachtonderdeel 5B en 8 niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.C.J. Heessels, voorzitter, mr. I.C.J.I.M. van Dorp,

mr. H.J. Hettema, mr. W.J. Hordijk en A. Roesink-Kragt, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op

6 april 2018.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.