ECLI:NL:TNORARL:2018:44 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/338738 KL RK 18-81

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2018:44
Datum uitspraak: 13-11-2018
Datum publicatie: 11-12-2018
Zaaknummer(s): C/05/338738 KL RK 18-81
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Ter beoordeling ligt de vraag voor of de oud-notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflaatster kort voorafgaand aan en ten tijde van het passeren van het testament. De kamer overweegt dat het in eerste instantie aan de oud-notaris was om vast te stellen of erflaatster voldoende bekwaam was om de inhoud van de akte te begrijpen. Slechts als daarover bij haar gerede twijfel zou bestaan, diende zij de verdere stappen, zoals genoemd in het Stappenplan, in overweging te nemen. Van die twijfel was bij de oud-notaris geen sprake. Dat de oud-notaris tot een andere conclusie had moeten komen, is niet of onvoldoende gebleken. Naar het oordeel van de kamer kon en mocht de oud-notaris concluderen dat erflaatster wilsbekwaam was om haar testament op te maken. De kamer heeft daarom de klacht ongegrond verklaard.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/338738 / KL RK 18-81

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klaagster ],

wonende te [ woonplaats klaagster ],

klaagster,

gemachtigde: [ naam en woonplaats gemachtigde ],

tegen

[ naam oud-notaris ],

oud-notaris te [voormalige vestigingsplaats oud-notaris.

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de oud-notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-        de klacht, met bijlagen, van 28 juni 2018;

-        het verweer van de oud-notaris van 27 juli 2018;

-        de e-mail van de gemachtigde van klaagster van 12 september 2018;

-        de twee e-mails, met bijlage, die namens de oud-notaris naar de kamer zijn gestuurd op 18 september 2018.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 12 oktober 2018 behandeld, waarbij zijn verschenen de gemachtigde van klaagster enerzijds en de oud-notaris anderzijds. Klaagster is niet verschenen. Beide partijen hebben een pleitnota overgelegd.

2. De feiten

2.1 De zus van klaagster, mevrouw [ naam erflaatster ] (hierna te noemen: erflaatster), is geboren met een geestelijke beperking.

2.2 Klaagster is vanaf oktober 1989 tot 30 juni 2005 bewindvoerder geweest over het vermogen van erflaatster. Op 30 juni 2005 heeft de kantonrechter te Utrecht, op verzoek van erflaatster, klaagster als bewindvoerder ontslagen en tot opvolgende bewindvoerders benoemd de oom van erflaatster, de heer [ naam bewindvoerder ] en zijn echtgenote mevrouw [ naam bewindvoerster ] (hierna tezamen te noemen: de bewindvoerders). De bewindvoerders hebben het bewind voortgezet tot het overlijden van erflaatster.

2.3 In 2008 woonde erflaatster in een aanleunflat van Amerpoort voor mensen met een licht tot matig verstandelijke beperking. Een medewerker van Amerpoort heeft contact opgenomen met de oud-notaris om een afspraak te maken voor een bespreking bij erflaatster thuis over een door haar te maken testament.

2.4 Een bij het kantoor van de oud-notaris werkzame kandidaat-notaris (hierna te noemen: de kandidaat-notaris) is op 9 september 2008 bij erflaatster thuis geweest om haar wensen voor een testament te bespreken. Na een tweede bespreking bij erflaatster thuis op 8 oktober 2008 is het testament dezelfde dag door erflaatster ondertekend ten overstaan van de oud-notaris.

In het testament heeft erflaatster twee goede doelen en de bewindvoerders tot erfgenaam benoemd. Haar inboedel heeft ze gelegateerd aan een goed doel.

2.5 Erflaatster is op 20 november 2017 overleden.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster heeft twijfels over de totstandkoming van het testament en de mate waarin acht is geslagen op en/of onderzoek is gedaan naar de wilsbekwaamheid van erflaatster. Op basis van het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening (hierna te noemen: het Stappenplan) van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie waren er – ten tijde van het passeren van het testament – vijf indicatoren van toepassing op erflaatster, te weten:

1.     het vermogen stond onder bewind;

2.     erflaatster was niet in staat zelfstandig te wonen;

3.     erflaatster verbleef in een zorginstelling;

4.     er was een medische indicatie, want erflaatster had een aangeboren verstandelijke beperking;

5.     het initiatief voor het verzoek van de dienstverlening kwam van een ander dan erflaatster zelf.

De indicatoren genoemd onder 1 tot en met 3 en 5 waren volgens klaagster bij de oud-notaris bekend. Indicator 4 had de oud-notaris duidelijk moeten zijn door de manier van praten van erflaatster en het feit dat erflaatster niet kon lezen en schrijven.

Op basis van bovenstaande indicatoren had ingevolge het Stappenplan door de oud-notaris maar één conclusie getrokken kunnen worden: er waren gerede twijfels over de wilsbekwaamheid en de oud-notaris had de verdere stappen van het Stappenplan moeten opvolgen, aldus klaagster.

3.2 De notaris heeft de klacht van klaagster gemotiveerd betwist. Omdat de oud-notaris bekend was met het feit dat het vermogen van erflaatster onder bewind was gesteld en erflaatster niet zelfstandig woonde, was voor haar duidelijk dat zij extra alert moest zijn bij de beoordeling of erflaatster wilsbekwaam was om haar testament op te maken. De oud-notaris stelt dat zij (de strekking van) het Stappenplan voldoende heeft gevolgd om te kunnen besluiten dat het testament gepasseerd kon worden. De oud-notaris heeft dit als volgt toegelicht.

Erflaatster heeft zowel aan de kandidaat-notaris in het voorgesprek als aan de oud-notaris bij het passeren van het testament zeer duidelijk haar wensen met betrekking tot het testament aangegeven. De oud-notaris heeft erflaatster open vragen gesteld over wat er met haar spullen moest gebeuren en wie haar erfgenamen moesten zijn als zij kwam te overlijden. Haar antwoorden kwamen overeen met wat zij eerder aan de kandidaat-notaris had opgegeven. De oud-notaris vond dat erflaatster voldoende duidelijk aan haar kon opgeven wat in haar testament moest worden opgenomen en dat zij daarin ook consistent was. De oud-notaris heeft erflaatster expliciet gevraagd of haar zus, in casu klaagster, geen erfgenaam van haar moest zijn, maar dat wilde erflaatster per se niet. Erflaatster verklaarde tegenover de oud-notaris dat zij zich tijdens het door klaagster gevoerde bewind zeer beknot heeft gevoeld door klaagster.

Verder was de inhoud van het door erflaatster gewenste testament niet ongebruikelijk. Erflaatster wilde een aantal goede doelen steunen en zij wilde een deel aan de bewindvoerders nalaten omdat zij zo veel voor haar deden. Voorts mocht haar inboedel naar een goed doel.

Voorafgaand aan het passeren van de akte heeft de oud-notaris het testament in eenvoudige bewoordingen met erflaatster doorgenomen en haar gewezen op de gevolgen daarvan. Nadat de notaris (nogmaals) bij erflaatster had geverifieerd of de akte in overeenstemming was met haar wil, is het testament door erflaatster en de notaris ondertekend.

Ter zitting heeft de oud-notaris verklaard dat als zij nu het testament zou moeten passeren, zij een niet-behandelend arts zou hebben gevraagd om de wilsbekwaamheid van erflaatster te beoordelen. Ten tijde van het passeren van het testament was dat echter veel minder gebruikelijk dan tegenwoordig. De oud-notaris twijfelde niet over de wilsbekwaamheid van erflaatster kort voorafgaand en ten tijde van het passeren van het testament.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de oud-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ter beoordeling ligt de vraag voor of de oud-notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflaatster kort voorafgaand aan en ten tijde van het passeren van het testament. Eerst indien er aanleiding bestaat om daarin te twijfelen, dient een notaris de geestesgesteldheid van zijn cliënt nader te onderzoeken. Het Stappenplan is ontwikkeld als handvat voor (kandidaat)notarissen bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van een cliënt.  

4.4 De door klaagster aangehaalde omstandigheden sluiten niet uit dat erflaatster haar wil kon bepalen. Wel geven zij aanleiding om de wilsbekwaamheid nader te onderzoeken, hetgeen de oud-notaris in haar gesprek met erflaatster heeft gedaan. De oud-notaris is daarbij tot de conclusie gekomen dat erflaatster bekwaam was om haar wil te bepalen. Het was in eerste instantie aan de oud-notaris om vast te stellen of erflaatster voldoende bekwaam was om de inhoud van de akte te begrijpen. Slechts als daarover bij haar gerede twijfel zou bestaan, diende zij de verdere stappen, zoals genoemd in het Stappenplan, in overweging te nemen. Van die twijfel was bij de oud-notaris geen sprake. Dat de oud-notaris tot een andere conclusie had moeten komen, is niet of onvoldoende gebleken. Naar het oordeel van de kamer kon en mocht de oud-notaris concluderen dat erflaatster wilsbekwaam was om haar testament op te maken. De kamer zal daarom de klacht ongegrond verklaren.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-        verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. C.J.M. Hendriks, voorzitter, mr. A.W. Drijver en

A. Roesink-Kragt, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 13 november 2018.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.