ECLI:NL:TNORARL:2018:28 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/341217 KL RK 18-112 C/05/341269 KL RK 18-113 C/05/341272 KL RK 18-114 C/05/341274 KL RK 18-115 C/05/341275 KL RK 18-116

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2018:28
Datum uitspraak: 14-08-2018
Datum publicatie: 07-09-2018
Zaaknummer(s):
  • C/05/341217 KL RK 18-112
  • C/05/341269 KL RK 18-113
  • C/05/341272 KL RK 18-114
  • C/05/341274 KL RK 18-115
  • C/05/341275 KL RK 18-116
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Betreft een wrakingsverzoek. Op grond van artikel 3 lid 3 van het Wrakingsprotocol kamers voor het notariaat wijst de wrakingskamer het verzoek tot wraking af als zijnde kennelijk ongegrond. Voorts bepaalt de wrakingskamer dat een volgend wrakingsverzoek ten aanzien van de betrokken plaatsvervangend voorzitter respectievelijk van de betrokken (plaatsvervangend) leden van de kamer voor het notariaat niet in behandeling wordt genomen.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Wrakingskamer

Kenmerk:        C/05/341217 KL RK 18-112

                        C/05/341269 KL RK 18-113

                        C/05/341272 KL RK 18-114

                        C/05/341274 KL RK 18-115

                        C/05/341275 KL RK 18-116

Beslissing op het verzoek ingevolge artikel 100 Wet op het notarisambt van 

[ naam verzoeker ] ,

wonende te [ woonplaats verzoeker ],

verzoeker tot wraking,

strekkende tot wraking van

mr. O. Nijhuis ,en

mrs. M.C.J. Heessels, H.J. Hettema, K.H.H.J. Kuhlmann en F. Drost,

in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend voorzitter respectievelijk in hun hoedanigheid van (plaatsvervangend) leden van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden in de zaak met het kenmerk C/05/336425/KL RK 18-58.

1. Het verloop van de procedure

1.1  Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          het wrakingsverzoek, ingekomen op 7 augustus 2018;

-          het verweer van de betrokken kamer voor het notariaat, ingekomen op 8 augustus 2018.

1.2 De wrakingskamer heeft het verzoek in raadkamer behandeld.

2. De feiten

2.1 Verzoeker heeft op 7 december 2017 bij de kamer voor het notariaat een klacht ingediend tegen notaris mr. [ naam van de notaris ] te [ vestigingsplaats notaris ]. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer voor het notariaat heeft bij beslissing van 10 april 2018de klacht kennelijk ongegrond verklaard.  

2.2 Verzoeker heeft bij e-mail van 17 april 2018 tegen die beslissing verzet gedaan. Per brief van

10 juli 2018 is verzoeker opgeroepen om te verschijnen op de zitting van 17 augustus 2018 om te worden gehoord op zijn verzet. In de oproep staan de namen van de betrokken kamer voor het notariaat genoemd als behandelend leden voor de zitting van 17 augustus 2018.

2.3 Op 16 juli 2018 heeft verzoeker de (secretaris van de) kamer een e-mail gestuurd. In die e-mail heeft verzoeker aangegeven dat het hem onwenselijk voorkomt als mr. Kuhlmann en mr. Heessels op 17 augustus 2018 het verzet zullen behandelen. Verzoeker heeft daarbij verwezen naar een pagina uit het proces-verbaal van de zitting van 27 mei 2015 met betrekking tot de zaak met nummer AL/2015/502. In  die zaak ging het om een verzoek tot wraking van [ X ] van onder meer mr. Kuhlmann. Dat wrakingsverzoek is behandeld door een wrakingskamer waarvan onder meer

mr. Heessels deel uitmaakte.

2.4 Op 7 augustus 2018 heeft de secretaris van de kamer verzoeker zowel telefonisch als per e-mail medegedeeld dat er voor de betroken kamer voor het notariaat geen aanleiding bestaat om de samenstelling van de kamer te wijzigen.

2.5 Klager heeft hierop dezelfde dag per e-mail gereageerd met de mededeling dat hem niets anders restte dan de kamer van 17 augustus 2018 te wraken. Verzoeker verwijst in zijn e-mail naar de klachtprocedure met kenmerk AL/2015/504. In die zaak ging het om een verzoek van verzoeker tot wraking van onder meer mr. Kuhlmann. In die procedure is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek respectievelijk is zijn verzoek tot wraking afgewezen.

2.6 Bij schrijven, ingekomen bij de wrakingskamer op 8 augustus 2018, heeft mr. Nijhuis, mede namens de (plaatsvervangend) leden van de betrokken kamer voor het notariaat, aangegeven dat niet in de wraking wordt berust en dat het verzoek dient te worden afgewezen.

3. Het verzoek en het verweer

3.1 Verzoeker voert in zijn e-mail van 7 augustus 2018 aan dat hem niets anders rest dan de betrokken kamer voor het notariaat te wraken. Hij verwijst daarbij naar zijn e-mail van 16 juli 2018.

In aanvulling daarop verwijst verzoeker naar de klachtprocedure met kenmerk AL/2015/504. Verzoeker doet in zijn verzoekschrift een beroep op naleving van wet- en regelgeving, alsmede integer handelen.

3.2 De leden van de kamer hebben niet berust in de wraking en gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna, voor zover nodig voor de beoordeling van het verzoek, nader besproken.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 100 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) kunnen zij die deel uitmaken van een kamer voor het notariaat worden gewraakt, indien ten aanzien van hen feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien leden van de kamer voor het notariaat jegens een partij vooringenomen zijn of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is.

4.2 Bij de beoordeling dient voorop te staan dat leden van de kamer voor het notariaat uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat leden van de kamer voor het notariaat jegens een partij vooringenomenheid koesteren, althans dat een bij die partij dienaangaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

4.3 Uit de artikelen 512 en 513 Wetboek van Strafvordering, welke artikelen op grond van artikel 100 Wna hier van overeenkomstige toepassing zijn, en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid kan worden dat de leden van de kamer jegens hem vooringenomen zijn of dat zijn vrees dat dit zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de wrakingskamer het volgende. 

4.4 Verzoeker heeft zijn verzoek met betrekking tot mrs. Nijhuis, Drost en Hettema niet onderbouwd. Bij gebrek aan feitelijke grondslag komt de wrakingskamer tot het oordeel dat het verzoek ten aanzien van mrs. Nijhuis, Drost en Hettema op grond van artikel 3 lid 3 van het Wrakingsprotocol kamers voor het notariaat (hierna: het Wrakingsprotocol) als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.

4.5 Met betrekking tot het verzoek tot wraking van mr. Heessels overweegt de wrakingskamer als volgt. In zijn wrakingsverzoek verwijst verzoeker naar zijn e-mail van 16 juli 2018. In die e-mail geeft verzoeker aan dat het hem onwenselijk voorkomt als mr. Heessels zijn verzet behandelt op de zitting van 17 augustus 2018. Wat de bezwaren van verzoeker zijn, heeft hij niet nader onderbouwd.

Hij verwijst enkel naar een pagina uit een proces-verbaal van een zaak waarin een andere verzoeker – kennelijk een bekende van verzoeker – om wraking van mr. Kuhlmann heeft verzocht en waarbij onder meer mr. Heessels als lid van de wrakingskamer dat verzoek heeft beoordeeld. Die feiten zijn onvoldoende om onderhavig wrakingsverzoek te dragen. Op grond van artikel 3 lid 3 van het Wrakingsprotocol dient het verzoek als kennelijk ongegrond te worden afgewezen ten aanzien van mr. Heessels.

4.6 Met betrekking tot mr. Kuhlmann overweegt de wrakingskamer als volgt. Het enkele feit dat een andere verzoeker eerder een wrakingsverzoek met betrekking tot mr. Kuhlmann heeft ingediend, kan onderhavig wrakingsverzoek niet dragen. Ook het feit dat verzoeker zelf eerder een wrakingsverzoek ten aanzien van mr. Kuhlmann heeft ingediend, kan onderhavig wrakingsverzoek niet dragen nu verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn eerdere verzoek respectievelijk zijn verzoek is afgewezen. Verzoeker heeft in onderhavig wrakingsverzoek geen nieuwe feiten en omstandigheden aangedragen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Op grond van artikel 3 lid 3 van het Wrakingsprotocol dient onderhavig verzoek als kennelijk ongegrond te worden afgewezen ten aanzien van mr. Kuhlmann.

4.7 Nu verzoeker het wrakingsverzoek op geen enkele wijze deugdelijk heeft onderbouwd en dit verzoek als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen, is de wrakingskamer van oordeel dat dit verzoek zodanig lichtvaardig is gedaan dat indiening van een volgend verzoek tot wraking van de betrokken kamer voor het notariaat als misbruik van recht moet worden gekwalificeerd. Overeenkomstig het bepaalde bij artikel 3 lid 3 van het Wrakingsprotocol ziet de wrakingskamer daarom aanleiding te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek ten aanzien van de betrokken plaatsvervangend voorzitter respectievelijk van de betrokken (plaatsvervangend) leden van de kamer voor het notariaat niet in behandeling wordt genomen.

4.8 Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.    

5. De beslissing

De wrakingskamer

-          wijst het verzoek tot wraking af;

-          bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek ten aanzien van de betrokken plaatsvervangend voorzitter respectievelijk van de betrokken (plaatsvervangend) leden van de kamer voor het notariaat niet in behandeling wordt genomen.

Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, C.J.M. Hendriks, E.R. Koers, J.G.T.M. Castrop en V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2018.

De secretaris                                                              De voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.