ECLI:NL:TNORARL:2018:27 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/334725/KL RK 18-34

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2018:27
Datum uitspraak: 17-08-2018
Datum publicatie: 04-09-2018
Zaaknummer(s): C/05/334725/KL RK 18-34
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Verzet ongegrond
Inhoudsindicatie: De kamer is van oordeel dat het willens en wetens gebruiken van onjuiste informatie een nieuw element is in het verwijt dat klager de notaris maakt, waarop door de kamer in haar beslissing van 20 juli 2017 dan ook niet is beslist. Om die reden had de voorzitter niet kunnen volstaan dit klachtonderdeel kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren , maar had hij het inhoudelijk moeten beoordelen. De kamer heeft dit klachtonderdeel inhoudelijk beoordeeld en is van oordeel dat het kennelijk ongegrond is, omdat klager onvoldoende heeft aangevoerd om te kunnen vaststellen dat de notaris willens en wetens onjuiste informatie in de successieaangifte heeft opgenomen. Dit oordeel heeft als gevolg dat het verzet op grond van artikel 99 lid 18 Wet op het notarisambt (Wna) ongegrond zal worden verklaard.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/334725/KL RK 18-34

Beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden op het verzet van

[…],

wonende te […],

klager,

tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer van 22 februari 2018 op de klacht tegen

mr. […],

notaris te […].

Partijen zullen verder als ‘klager’ en ‘de notaris’ worden aangeduid.

1. Het verloop van de procedure

Voor het verloop van de procedure tot aan voormelde beslissing van de voorzitter wordt verwezen naar hetgeen daarin dienaangaande is overwogen.

De kamer heeft op 2 maart 2018 de brief van klager ontvangen waarin klager verzet heeft gedaan tegen voornoemde beslissing.

De kamer heeft afgezien van het horen van klager. Klager heeft daar ook niet om verzocht.

2. De feiten

Voor de feiten gaat de kamer uit van hetgeen is overwogen in de beslissing van de voorzitter van

22 februari 2018, nu daartegen door klager geen bezwaren zijn ingebracht.

3. De beoordeling van het verzet

3.1 Het afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 22 februari 2018 aan klager verzonden. Het verzetschrift is ontvangen op 2 maart 2018. Het verzet is derhalve binnen de termijn van veertien dagen van artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt (Wna) ingesteld. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn verzet.

3.2 De voorzittersbeslissing strekt tot kennelijke niet-ontvankelijkheid voor zover het gaat om de klachtonderdelen 1, 2 en 3 en kennelijke ongegrondheid van de klachtonderdelen 4 en 5.

3.3 Het verzet richt zich alleen tegen het oordeel van de voorzitter dat de klachtonderdelen 1 en 3 kennelijk niet-ontvankelijk zijn.

3.4 Klager heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat klachtonderdeel 1 ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de oorspronkelijke klacht van 8 maart 2017 het niet verstrekken van informatie en het niet verbeteren van fouten in de successieaangifte betrof en de tweede klacht van

1 november 2017 het bewust verstrekken van onjuiste gegevens in de successieaangifte, waardoor de notaris valsheid in geschrift heeft gepleegd. Deze tweede klacht is anders van aard en dus niet al beoordeeld door de kamer in haar beslissing van 20 juli 2017.

3.5 De kamer constateert dat klager niet heeft onderbouwd om welke reden klachtonderdeel 3 een andere gedraging zou betreffen dan waarover hij in zijn oorspronkelijke klacht van 8 maart 2017 heeft geklaagd. De kamer is met de voorzitter van oordeel dat dit klachtonderdeel over het laten opmaken van een boedelbeschrijving al is beoordeeld door de kamer in haar beslissing van 20 juli 2017 en dat de voorzitter terecht klachtonderdeel 3 kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.

3.6 De kamer overweegt ten aanzien van het verzet inzake klachtonderdeel 1 als volgt.

De kamer stelt vast dat het verwijt over het invullen van de successieaangifte in de oorspronkelijke klacht van 8 maart 2017 het opnemen en niet corrigeren van een onjuiste berekening in de successieaangifte betrof. Vervolgens constateert zij dat in klachtonderdeel 1 in de tweede klacht de notaris wordt verweten dat hij bewust een onjuiste berekening in de aangifte heeft opgenomen, waardoor hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd.

De kamer is van oordeel dat het willens en wetens gebruiken van onjuiste informatie een nieuw element is in het verwijt dat klager de notaris maakt, waarop door de kamer in haar beslissing van

20 juli 2017 dan ook niet is beslist. Om die reden had de voorzitter niet kunnen volstaan dit klachtonderdeel kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren , maar had hij het inhoudelijk moeten beoordelen.

3.7 De kamer heeft klachtonderdeel 1 inhoudelijk beoordeeld en is van oordeel dat het kennelijk ongegrond is, omdat klager onvoldoende heeft aangevoerd om te kunnen vaststellen dat de notaris willens en wetens onjuiste informatie in de successieaangifte heeft opgenomen.

Dit oordeel heeft als gevolg dat het verzet op grond van artikel 99 lid 18 Wet op het notarisambt (Wna) ongegrond zal worden verklaard.

4. De beslissing

De Kamer voor het notariaat

verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer van

22 februari 2018 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. I.C.J.I.M. van Dorp, voorzitter, mr. M.J. Blaisse,

mr. E.J. Oostrik, mr. J.G.T.M. Castrop en A. Roesink-Kragt, leden, en in tegenwoordigheid van

mr. W.E. Markus-Burger, secretaris, door mr. M.J. Blaisse in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2018.

De secretaris                                                                            De voorzitter