ECLI:NL:TNORARL:2018:19 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/326650/KL RK 17-142

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2018:19
Datum uitspraak: 05-06-2018
Datum publicatie: 21-06-2018
Zaaknummer(s): C/05/326650/KL RK 17-142
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   De kamer is verder van oordeel dat de notaris klaagster niet onnodig op kosten heeft gejaagd door zijn advies om de nalatenschap te verwerpen. Gelet op de tekst van het testament in samenhang met de feitelijke situatie is twijfel mogelijk over de vraag of klaagster erfgenaam van erflater is. Nu klaagster heeft aangegeven geen erfgenaam te willen zijn en het saldo van de nalatenschap negatief is, acht de kamer het een juist advies van de notaris om de nalatenschap zekerheidshalve te verwerpen. De keuze van klaagster om hierover aan een andere notaris advies te vragen, dient voor haar rekening te komen.  

 

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN


Kenmerk:        C/05/326650 / KL RK 17-142

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[…],

wonende te […],

klaagster,

tegen

mr. […],

notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 18 september 2017;

-          de brief van de secretaris van de kamer voor het notariaat aan klaagster van 25 september 2017;

-          de herformulering van de klacht bij brief van klaagster van 27 september 2017;

-          het verweer van de notaris, met bijlagen, van 12 oktober 2017.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 18 april 2018 behandeld, waarbij de notaris is verschenen. Klaagster heeft laten weten wegens ziekte verhinderd te zijn en niet te verschijnen.

2. De feiten

2.1 Op 23 december 2014 is de heer […] (hierna: erflater) overleden.

2.2 Erflater heeft laatstelijk beschikt over zijn nalatenschap bij testament van 17 juni 2009, verleden voor de notaris. Hij heeft hierin zijn partner tot zijn enig erfgenaam benoemd. In het testament is vermeld dat met de woorden ‘mijn partner’ uitsluitend wordt bedoeld klaagster, met wie hij voornemens was in het huwelijk te treden. Tevens heeft hij klaagster benoemd tot executeur. In het testament is een vervalbepaling opgenomen, die aangeeft dat alle bij dit testament ten behoeve van zijn partner gemaakte beschikkingen vervallen, indien zijn partner en hij ten tijde van zijn overlijden met elkaar zijn gehuwd en dan een procedure tot scheiding van tafel en bed of tot echtscheiding aanhangig is of al heeft geleid tot een dergelijke beschikking. Verder maakt het testament melding van een geldvordering die klaagster op erflater heeft.

2.3 Klaagster en erflater zijn niet in het huwelijk getreden. Sinds juli 2010 zijn zij geen partners meer.

2.4 De notaris heeft in zijn brief van 5 januari 2015 klaagster mededeling gedaan van het overlijden van erflater en haar verzocht om in verband met de afwikkeling van de nalatenschap van erflater een afspraak te maken voor een bespreking op het notariskantoor.

2.5 De notaris heeft klaagster op 8 januari 2015 telefonisch meegedeeld dat de nalatenschap volgens de bewindvoerder van erflater een negatief saldo betreft. De notaris heeft klaagster om die reden geadviseerd om de nalatenschap te verwerpen dan wel beneficiair te aanvaarden. Klaagster heeft vervolgens aangegeven de nalatenschap te willen verwerpen en de notaris verzocht om de verklaring tot verwerping op te stellen. Op 15 januari 2015 zou zij de verklaring op het notariskantoor komen ondertekenen.

2.6 Bij brief van 10 januari 2015 heeft klaagster de afspraak met de notaris op 15 januari 2015 afgezegd en hieraan toegevoegd dat zij om haar moverende redenen geen gebruik meer wenste te maken van de diensten van de notaris.

2.7 De notaris heeft in zijn brief van 15 januari 2015 klaagster verzocht hem te informeren over de wijze van aanvaarding dan wel verwerping van de nalatenschap, omdat hij ingevolge het testament in geval van verwerping de opvolgende erfgenamen dient te informeren. Verder heeft hij klaagster gevraagd om hem mee te delen of zij het executeurschap wenst te aanvaarden.

2.8 De notaris heeft op 3 februari 2015 een kopie ontvangen van een brief van 2 februari 2015 van mevrouw […] van [A] Notarissen te […], waarin zij aan klaagster heeft meegedeeld dat klaagster gezien de tekst van het testament geen erfgenaam is van erflater. De notaris heeft op 3 februari 2015 [A] Notarissen telefonisch gewezen op het belang van verwerping van de nalatenschap door klaagster.

2.9 Op 9 februari 2015 heeft klaagster de door [A] Notarissen opgestelde verklaring tot verwerping van de nalatenschap ondertekend.

2.10 Bij brief van 26 februari 2015 heeft klaagster aan de notaris bericht dat zij het executeurschap niet aanvaardt.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij in zijn brief van 5 januari 2015 klaagster als erfgenaam van erflater heeft benaderd, terwijl hij direct had moeten constateren dat klaagster geen erfgenaam is. Klaagster heeft een andere notaris om advies gevraagd, omdat zij van mening is dat zij geen erfgenaam is. De andere notaris heeft haar mening bevestigd. Klaagster heeft onnodig kosten moeten maken doordat de notaris haar ten onrechte als erfgenaam heeft aangemerkt. Daarnaast verwijt klaagster de notaris dat zij door de hele kwestie psychische schade heeft geleden.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De notaris heeft in zijn verweer en tijdens de zitting verklaard dat de reden voor zijn brief van 5 januari 2015 aan klaagster is gelegen in het feit dat in het testament de verplichting voor hem is opgenomen om belanghebbenden te informeren.

Aangezien klaagster in het testament is vermeld als erfgenaam, executeur en schuldeiser is klaagster naar het oordeel van de kamer terecht aangemerkt als belanghebbende en om die reden door de notaris aangeschreven. De kamer is niet gebleken dat de notaris klaagster heeft benaderd omdat hij meende dat zij erfgenaam was. In zoverre mist dit deel van de klacht feitelijke grondslag.

4.3 De kamer is verder van oordeel dat de notaris klaagster niet onnodig op kosten heeft gejaagd door zijn advies om de nalatenschap te verwerpen.

Gelet op de tekst van het testament in samenhang met de feitelijke situatie is twijfel mogelijk over de vraag of klaagster erfgenaam van erflater is. Nu klaagster heeft aangegeven geen erfgenaam te willen zijn en het saldo van de nalatenschap negatief is, acht de kamer het een juist advies van de notaris om de nalatenschap zekerheidshalve te verwerpen.

De keuze van klaagster om hierover aan een andere notaris advies te vragen, dient voor haar rekening te komen.

Aangezien de notaris haar op goede gronden heeft geadviseerd om de nalatenschap te verwerpen, kan hem evenmin worden verweten dat klaagster voor de verwerping kosten heeft moeten maken. Bovendien blijkt uit het verweer van de notaris dat hij klaagster erop heeft gewezen dat het voor haar goedkoper is om zelf voor de verwerping bij de rechtbank te zorgen.

Verder heeft de notaris blijkens zijn verweer voor de door zijn kantoor verrichte werkzaamheden geen declaratie aan klaagster gezonden.

Het verwijt dat de notaris klaagster onnodig op kosten heeft gejaagd, treft dan ook geen doel.

4.4 Met betrekking tot het verwijt dat klaagster door de hele kwestie psychische schade heeft geleden overweegt de kamer dat, hoewel het begrijpelijk is dat de situatie belastend voor klaagster is geweest, dit de notaris niet kan worden aangerekend.

4.5 Nu niet is gebleken van enig onzorgvuldig handelen door de notaris, zal de klacht ongegrond worden verklaard.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. drs. M.J. Blaisse, voorzitter, mr. O. Nijhuis,

mr. L.P. Oostveen-ter Braak,  mr. B.F. Wesseling en mr. H. Quispel, leden, en in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2018.

De secretaris

De voorzitter