ECLI:NL:TNORARL:2018:17 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/328958/KL RK 17-177 C/05/330625/KL RK 17-207 C/05/328712/ KL RK 17-168

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2018:17
Datum uitspraak: 29-05-2018
Datum publicatie: 21-06-2018
Zaaknummer(s):
  • C/05/328958/KL RK 17-177
  • C/05/330625/KL RK 17-207
  • C/05/328712/ KL RK 17-168
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Met betrekking tot de echtscheidingsclausule onder K van het testament stelt de kamer vast dat dit een standaardbepaling in een testament betreft. De oud-notaris heeft ter zitting verklaard dat hij hierover niet expliciet met erflater heeft gesproken, omdat het destijds een gelukkig huwelijk betrof. Gezien de situatie ten tijde van het opmaken en passeren van het testament, heeft de oud-notaris naar het oordeel van de kamer niet onzorgvuldig gehandeld door deze standaardbepaling op te nemen in het testament en daaraan bij de bespreking geen bijzondere aandacht te besteden.  

 

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN


Kenmerk: C/05/328958 / KL RK 17-177, C/05/330625 / KL RK 17-207,

C/05/328712 / KL RK 17-168

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[…],

wonende te […],

klaagster,

tegen

1. mr. [X] ,

oud-notaris te […],

2. mr. [Y],

notaris te […],

3. mr. [Z] ,

notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de (oud-) notarissen genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 25 oktober 2017;

-          de e-mail van de secretaris van de kamer voor het notariaat van 3 november 2017 aan klaagster;

-          de herformulering van de klacht, met bijlagen, van 6 november 2017;

-          de e-mail, met bijlage, van klaagster van 9 november 2017;

-          de e-mail van de secretaris van de kamer van 6 december 2017 aan klaagster en het antwoord daarop van klaagster bij e-mail van 7 december 2017;

-          het verweer van mr. [Z], met bijlage, van 29 november 2017;

-          het verweer van mr. [X] van 3 januari 2018.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 6 april 2018 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster enerzijds en mrs. [X] en [Z] anderzijds. Mr. [Z] heeft een volmacht overhandigd waarin mr. [Y] hem heeft gemachtigd om namens haar verweer te voeren.

2. De feiten

2.1 Klaagster was gehuwd met de heer […] (hierna: erflater). Uit hun huwelijk zijn twee dochters en een zoon geboren: [A], [B] en [C].

2.2 Op 27 januari 2014 heeft mr. [X] op zijn kantoor met erflater en klaagster een gesprek gehad over hun testamenten.

2.3 Mr. [X] heeft erflater op 17 maart 2014 in het ziekenhuis opgezocht en het testament van erflater gepasseerd. Tevens heeft mr. [X] een akte van algemene volmacht van erflater aan klaagster gepasseerd.

2.4 In het testament van erflater is niet afgeweken van de wettelijke verdeling. Klaagster is tot executeur benoemd. In het testament is een legaat opgenomen aan de kleinkinderen ter grootte van € 10.000,00 bij het overlijden tegelijk met of na zijn echtgenote. Verder bevat het testament onder meer de volgende bepaling:

‘ K.      ECHTSCHEIDING/SCHEIDING VAN TAFEL EN BED/GEREGISTREERD PARTNERSCHAP

Indien ten tijde van mijn overlijden echtscheiding of scheiding van tafel en bed is uitgesproken of een verzoek daartoe is gedaan, sluit ik mijn echtgenote uit als erfgename in mijn nalatenschap, alsmede als mijn executeur, en vervallen (ook) alle (andere) beschikkingen en/of benoemingen ten gunste dan wel ten behoeve van mijn echtgenote.

(…)

2.5 Bij beschikking van 21 december 2016 van de rechtbank Gelderland, team familie- en jeugdrecht, is op verzoek van erflater de echtscheiding tussen hem en klaagster uitgesproken. De behandeling ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de gebruiksvergoeding is aangehouden tot de zitting op 25 januari 2017.

2.6 Erflater is op 23 januari 2017 overleden.

2.7 Op verzoek van de advocaat van erflater zijn in de beschikking van 30 maart 2017 van de rechtbank Gelderland, team familie- en jeugdrecht, de beide nog lopende procedures geroyeerd in verband met het overlijden van erflater op 23 januari 2017.

2.8 De dochters van klaagster hebben de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard. Verder hebben zij aan klaagster een (beperkte) boedelvolmacht afgegeven.

2.9 Mr. [Z] heeft op 16 februari 2017 een volmacht tot beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van erflater en een (beperkte) boedelvolmacht aan klaagster naar de zoon van klaagster gezonden.

2.10 Mr. [Z] heeft in zijn brief van 24 maart 2017 aan de zoon van klaagster bevestigd dat hij de ondertekende volmacht tot beneficiaire aanvaarding van hem heeft ontvangen. Voorts heeft de notaris in deze brief de zoon verzocht om de boedelvolmacht aan zijn moeder alsnog te ondertekenen.

2.11 Mr. [Z] heeft in zijn brieven van 21 februari 2017 en 28 februari 2017 aan de broer van erflater, de heer [F], verzocht om een aantal zaken van erflater op kantoor af te geven. De brief van de heer [F] van 6 maart 2017 heeft de notaris doorgezonden aan klaagster. De broer van erflater heeft geen zaken afgeleverd op het notariskantoor.

2.12 Mr. [Z] heeft op 23 mei 2017 een brief aan klaagster gezonden. Hierin heeft hij meegedeeld dat haar zoon geen boedelvolmacht aan haar wil afgeven en dat hij om die reden voorstelt om een verklaring van erfrecht op te stellen op grond waarvan zij samen met haar zoon over de banktegoeden kan beschikken. Verder wijst de notaris op de mogelijkheid voor klaagster om binnen zes maanden na het overlijden van erflater aanspraak te maken op het recht van vruchtgebruik over de gezamenlijke woning en de inboedel op grond van artikel 29 boek 4 Burgerlijk Wetboek. Ook wijst hij in de brief op het recht van klaagster op een verzorgingsvruchtgebruik op grond van artikel 30 boek 4 Burgerlijk Wetboek, waar zij binnen één jaar na het overlijden van erflater aanspraak op zou kunnen maken.

2.13 Klaagster heeft aan mr. [Z] laten weten dat zij geen boedelvolmacht samen met haar zoon wenst.

2.14 Op 2 september 2017 heeft mr. [Z] aan klaagster een ontwerpakte van de vestiging van vruchtgebruik met betrekking tot de onverdeelde helft van de woning toegezonden. In de aanbiedingsbrief heeft de notaris aan klaagster gevraagd om hem schriftelijke informatie te verstrekken over de aflossing van de huidige hypothecaire inschrijving bij het kadaster.

3. De klacht en het verweer

3.1 De klacht tegen oud-notaris mr. [X] valt uiteen in de volgende onderdelen:

Klachtonderdeel 1:

Het passeren van het testament heeft niet zorgvuldig plaatsgevonden. Het testament is nooit inhoudelijk besproken met erflater, het testament is niet in aanwezigheid van getuigen ondertekend en de handtekening onder het testament lijkt niet op de handtekening van erflater op zijn identiteitsbewijs.

Klachtonderdeel 2:

De inhoud van het testament komt niet overeen met de wensen van erflater. Klaagster wilde een legaat voor de kleinkinderen, maar erflater had deze wens niet. Verder is erflater zich niet bewust geweest van de gevolgen van de in het testament onder K opgenomen clausule over echtscheiding. De oud-notaris heeft zijn zorgplicht geschonden, omdat hij erflater had moeten wijzen op de gevolgen van het opnemen van deze clausule in zijn testament. Deze was namelijk in strijd met de beschermingsgedachte die erflater destijds had.

Klachtonderdeel 3:

Uit een gesprek in 2016 met de oud-notaris en mr. [Y] bleek dat de oud-notaris niet wist dat mr. [Y] de echtscheidingsclausule in het testament van erflater had opgenomen, terwijl dit een clausule is die verstrekkende gevolgen kan hebben.

Klachtonderdeel 4:

Hoewel de oud-notaris in het gesprek in 2016 aan klaagster heeft gezegd dat de echtscheidingsclausule geen consequenties voor haar zou hebben en dat alles goed zou komen, heeft klaagster toch emotionele en financiële schade geleden.

Klachtonderdeel 5:

De oud-notaris heeft tijdens het gesprek in 2016 ten onrechte klaagster niet meegedeeld dat hij binnenkort met pensioen zou gaan.

3.2 De klacht tegen notaris mr. [Y] valt uiteen in de volgende onderdelen:

Klachtonderdeel 1:

Mr. [Y] heeft in een gesprek met klaagster en mr. [Z] in 2017 ten onrechte niet bevestigd dat mr. [X] in zijn gesprek met klaagster in 2016 over het opnemen van de echtscheidingsclausule in het testament heeft gezegd dat dit een fout was geweest en dat dit voor klaagster geen consequenties zou hebben.

Klachtonderdeel 2:

Ondanks dat klaagster de benodigde bewijzen aan de notaris heeft overgelegd, is de notaris haar belofte niet nagekomen dat klaagster haar erfdeel zou krijgen als zij kon aantonen dat zij ten tijde van het overlijden van erflater nog met erflater gehuwd was.

Klachtonderdeel 3:

De notaris heeft in haar gesprek met klaagster in 2017 gezegd dat haar zoon nog nergens voor had getekend, terwijl mr. [Z] in een eerder gesprek had bevestigd dat haar zoon alles, behalve de volmacht, had getekend.

Klachtonderdeel 4:

Er zijn onterecht twee versies van het testament van erflater in omloop; één met en één zonder handtekening. In reactie op het verzoek van klaagster om het testament van erflater in te zien, heeft de notaris haar een ongetekend exemplaar laten zien. Pas veel later werd een versie met een handtekening van erflater aangeleverd.

Klachtonderdeel 5:

Klaagster is niet naar behoren door de notaris bejegend; de notaris heeft met een aanvallende toon gesproken en iedereen op kantoor bleek bekend te zijn met de inhoud van de zaken van klaagster.

3.3 De klacht tegen notaris mr. [Z] valt uiteen in de volgende onderdelen:

Klachtonderdeel 1:

In dit klachtonderdeel wordt de notaris [Z] verweten dat hij de zaken niet snel heeft afgehandeld. Zo heeft hij niet direct met klaagster gesproken over haar mogelijkheden en rechten. Klaagster weet nog steeds niet wat nodig is om de zaken goed af te wikkelen. De stukken voor haar dochters zijn ook niet direct in orde gemaakt, de verklaring van erfrecht is nog niet opgemaakt en klaagster heeft nog steeds geen bericht gehad dat de beneficiaire aanvaarding is geregeld.

Klachtonderdeel 2:

Klaagster verwijt de notaris dat hij zonder haar toestemming met derden heeft gecommuniceerd.

Klachtonderdeel 3:

De notaris heeft vijandig en niet oplossingsgericht met klaagster gecommuniceerd.

Klachtonderdeel 4:

Er zijn ten onrechte een ongetekende en een getekende versie van het testament van erflater in omloop.

Klachtonderdeel 5:

Er bestaat een concepttestament van klaagster van 17 maart 2014 waar zij niets van af weet.

Klachtonderdeel 6:

In de conceptakte vestiging vruchtgebruik staat ten onrechte vermeld dat er nog een hypothecaire schuld op hun woning rust. Klaagster is voor de doorhaling van de hypothecaire inschrijvingen juist op kantoor geweest en zij heeft daar ook voor betaald.

Klachtonderdeel 7:

De kantoororganisatie is niet op orde. De bezoeken van klaagster zijn niet geregistreerd; aan klaagster werd onterecht meegedeeld dat zij nog nooit op kantoor was geweest.

Klachtonderdeel 8:

De notaris heeft zonder toestemming van klaagster meer dan één brief naar de heer

[F], de broer van erflater, gezonden.

Klachtonderdeel 9:

De notaris heeft niet duidelijk gemaakt wat klaagster aan hem moet betalen. Klaagster wil niet betalen voor diensten die niet zijn geleverd en ook niet voor gemaakte fouten.

Klachtonderdeel 10:

Zonder dat klaagster daartoe opdracht had gegeven, heeft de notaris het curatele- en bewindregister geraadpleegd.

Klachtonderdeel 11:

Klaagster vraagt zich af waar het advies is gebleven. Verder klaagt zij erover dat zij geen uitleg heeft gehad over haar volmacht van 17 maart 2014.

3.4 Op het verweer van de (oud-) notarissen zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de (oud-) notarissen een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

De beoordeling van de klachten tegen oud-notaris mr. [X]

Klachtonderdeel 1: passeren testament onzorgvuldig

4.2 De oud-notaris heeft het volgende verweer gevoerd.

Op 27 januari 2014 heeft de oud-notaris met klaagster en erflater een testamentbespreking gevoerd. Op 14 maart 2014 heeft klaagster de oud-notaris verzocht om met spoed naar het ziekenhuis te komen voor de ondertekening van het testament van erflater in verband met diens hersenbloeding. De oud-notaris heeft aldaar klaagster verzocht om de kamer te verlaten, zodat hij de wilsbekwaamheid van erflater kon beoordelen. Tijdens zijn gesprek met erflater bleek de oud-notaris dat erflater zeer goed de strekking van het testament en de volmacht aan klaagster begreep. Nadat de oud-notaris met erflater de inhoud van de akten had doorgenomen, heeft erflater de akten ondertekend.

4.3 Uit het verweer van de oud-notaris blijkt dat hij twee keer het testament inhoudelijk met erflater heeft besproken, waarvan één keer buiten aanwezigheid van andere personen. De oud-notaris is tijdens deze gesprekken tot de conclusie gekomen dat erflater de strekking van het testament goed had begrepen.

Gezien dit voldoende gemotiveerde verweer van de oud-notaris, is naar het oordeel van de kamer niet komen vast te staan dat de oud-notaris het testament niet met erflater inhoudelijk heeft besproken.

In tegenstelling tot hetgeen klaagster heeft gesteld, is aanwezigheid van getuigen bij het passeren van een testament geen wettelijke verplichting.

Tijdens de zitting hebben de (oud-) notarissen naar voren gebracht dat de handtekening van erflater op het testament door zijn hersenbloeding enigszins kan afwijken van de handtekening op zijn identiteitsbewijs. De kamer acht dit een plausibele verklaring voor het verschil tussen de handtekeningen. Zij is van oordeel dat klaagster onvoldoende heeft onderbouwd waarom de handtekening niet van erflater zou zijn.  

Het eerste klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2: testament niet overeenkomstig wensen erflater

4.4 De oud-notaris heeft betwist dat de inhoud van het testament niet overeenkwam met de wensen van erflater. Hij heeft aangevoerd dat uit zijn gespreksaantekeningen blijkt dat is besproken dat de wettelijke verdeling zou worden aangehouden en aan de kleinkinderen een bedrag van ieder € 10.000,00 zou worden gelegateerd bij overlijden van de langstlevende echtgenoot.

Gelet op het verweer van de oud-notaris enerzijds en hetgeen klaagster heeft gesteld anderzijds, is niet vast te stellen dat tegen de wens van erflater een legaat aan de kleinkinderen in het testament is opgenomen.

4.5 Met betrekking tot de echtscheidingsclausule onder K van het testament stelt de kamer vast dat dit een standaardbepaling in een testament betreft. De oud-notaris heeft ter zitting verklaard dat hij hierover niet expliciet met erflater heeft gesproken, omdat het destijds een gelukkig huwelijk betrof.

Gezien de situatie ten tijde van het opmaken en passeren van het testament, heeft de oud-notaris naar het oordeel van de kamer niet onzorgvuldig gehandeld door deze standaardbepaling op te nemen in het testament en daaraan bij de bespreking geen bijzondere aandacht te besteden.

Het tweede klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 3: oud-notaris wist niet van echtscheidingsclausule in testament

4.6 De oud-notaris heeft met klem ontkend dat hij in zijn gesprek met klaagster in 2016 zou hebben gezegd dat hij niet wist dat mr. [Y], destijds kandidaat-notaris, de echtscheidingsbepaling in het testament had opgenomen.

Gelet op deze nadrukkelijke ontkenning is voor de kamer niet komen vast te staan dat de oud-notaris deze uitspraak heeft gedaan.

Het derde klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 4: schade door echtscheidingsclausule

4.7 Nu de oud-notaris in zijn verweer de weergave van klaagster van de inhoud van hun gesprek in 2016 nadrukkelijk heeft betwist, is niet komen vast te staan dat de oud-notaris zou hebben gezegd dat een fout is gemaakt en dat hij ervoor zou zorgen dat deze fout voor klaagster geen consequenties zou hebben. Overigens heeft de oud-notaris uit overwegingen van coulance zijn declaratie gematigd.

Het vierde klachtonderdeel zal ongegrond te worden verklaard.

Klachtonderdeel 5: pensioen niet aangekondigd

4.8 De kamer acht het niet klachtwaardig dat de oud-notaris in zijn gesprek met klaagster in 2016 niet heeft aangekondigd dat hij binnenkort met pensioen zou gaan.

Het vijfde klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

De beoordeling van de klachten tegen notaris mr. [Y]

Klachtonderdeel 1: uitspraak mr. [X] niet aan klaagster en mr. [Z] bevestigd

4.9 Zoals is vermeld in alinea 4.6 en 4.7, heeft oud-notaris mr. [X] nadrukkelijk ontkend dat hij tegen klaagster zou hebben gezegd dat foutief de echtscheidingsclausule in het testament was opgenomen en dat hij ervoor zou zorgen dat deze fout voor haar geen consequenties zou hebben. Mr. [Y] kan niet tuchtrechtelijk worden verweten dat zij een uitspraak die mr. [X] ontkent te hebben gedaan, niet heeft bevestigd.

Het eerste klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

Klachtonderdeel 2: belofte over erfdeel van klaagster niet nagekomen

4.10 Mr. [Y] heeft over haar gesprek met klaagster onder meer het volgende in haar e-mail van 4 juli 2017 aan dochter [A] bevestigd:

In de laatste bespreking met uw moeder opperde uw moeder, dat uw vader niet begreep wat hij deed en dat daarom de hele echtscheidingsprocedure als ongeldig beschouwd moet worden. Indien er een rechterlijke uitspraak wordt overlegd, waaruit opgemaakt moet worden dat de hele echtscheidingsprocedure nietig was, dan zou de juridische uitkomst anders liggen.

De kamer constateert dat dit een correcte mededeling is. De door klaagster in reactie op deze mededeling overgelegde stukken waren echter onvoldoende om aan te nemen dat de echtscheidingsprocedure ongedaan kon worden gemaakt. De kamer is van oordeel dat mr. [Y] niet kan worden verweten dat zij een belofte niet is nagekomen.

Het tweede klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 3: opmerking strijdig met mededeling mr. [Z]

4.11 De kamer acht het aannemelijk dat dit klachtonderdeel berust op een misverstand. Mr. [Y] zal in haar gesprek met klaagster gedoeld hebben op de boedelvolmacht die inderdaad niet door de zoon van klaagster is getekend. Dit is een juiste mededeling. Mr. [Z] heeft klaagster meegedeeld dat haar zoon een volmacht heeft ondertekend, maar hiermee zal hij de volmacht voor de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van erflater bedoeld hebben. Het bestaan van twee verschillende door de zoon te ondertekenen volmachten kan tot verwarring hebben geleid. Van een situatie waarin mr. [Z] klaagster onjuist heeft geïnformeerd is echter niet gebleken.

Het derde klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 4: twee versies van testament in omloop

4.12 Mr. [Z] heeft in zijn verweer uitgelegd dat in het computersysteem van het kantoor een versie van het testament is blijven staan, die rekening hield met de mogelijkheid dat erflater het testament niet zelf zou kunnen ondertekenen. Erflater heeft zijn testament uiteindelijk wel zelf ondertekend, waardoor deze versie niet gebruikt hoefde te worden. Mr. [Y] heeft in eerste instantie abusievelijk aan klaagster een afschrift van deze versie gegeven.

Naar het oordeel van de kamer is hiermee voldoende verklaard waarom klaagster een getekende en een ongetekende versie van het testament heeft gezien. Zij acht dit niet klachtwaardig.

Het vierde klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 5: onheus bejegend

4.13 Naar het oordeel van de kamer is onvoldoende onderbouwd en ook overigens niet gebleken dat mr. [Y] zich onbehoorlijk heeft gedragen jegens klaagster. Integendeel, uit de correspondentie met klaagster blijkt dat mr. [Y] de nodige aandacht heeft besteed aan de situatie waarin klaagster terecht is gekomen en heeft geprobeerd de bij klaagster levende vragen te beantwoorden.

Ten aanzien van de bekendheid van de kantoorgenoten met de situatie van klaagster, is de kamer van oordeel dat dit inherent is aan de structuur van een (klein) kantoor en mr. [Y] tuchtrechtelijk niet verweten kan worden.

Het vijfde klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

De beoordeling van de klachten tegen notaris mr. [Z]

Klachtonderdeel 1: trage afhandeling

4.14 De kamer is van oordeel dat mr. [Z] niet tuchtrechtelijk verweten kan worden dat de zaken nog niet zijn afgehandeld. Mr. [Z] heeft in zijn verweer terecht naar voren gebracht dat hij de zoon van klaagster niet kan dwingen om de boedelvolmacht te tekenen en dat de broer van erflater evenmin gedwongen kan worden om zaken van erflater af te leveren op het kantoor. Het voorstel van mr. [Z] om een verklaring van erfrecht op te stellen waarmee klaagster samen met haar zoon over de banktegoeden kan beschikken, heeft klaagster om haar moverende redenen afgewezen.

Anders dan klaagster stelt, heeft de notaris haar gewezen op haar rechten en mogelijkheden nu zij vanwege de echtscheidingsprocedure geen erfgename is. Dit blijkt uit zijn brief van 23 mei 2017 en de ontwerpakte die hij haar op 2 september 2017 heeft toegezonden. Het feit dat deze akte nog niet is ondertekend, is de notaris evenmin aan te rekenen. De notaris heeft in zijn aanbiedingsbrief bij de ontwerpakte aan klaagster meerdere vragen gesteld om tot verdere afwikkeling te kunnen komen, die zij niet heeft beantwoord.

Blijkens het verweer van de notaris hebben de beide dochters van klaagster tijdens een bespreking op 16 februari 2017 zowel een beperkte boedelvolmacht aan hun moeder als de volmacht voor beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap ondertekend. Alle benodigde documenten van haar beide dochters zijn derhalve direct in orde gemaakt.

Verder verwijt klaagster de notaris ten onrechte dat zij nog steeds geen bericht heeft gehad dat haar beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van erflater is geregeld, nu klaagster geen erfgename is in de nalatenschap en dus ook niet kan besluiten over het al dan niet aanvaarden daarvan.

Het eerste klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2: communicatie met derden zonder toestemming

4.15 Mr. [Z] heeft in zijn verweer nadrukkelijk ontkend dat hij zonder toestemming van klaagster met derden zou hebben gecommuniceerd, terwijl klaagster deze stelling niet nader heeft onderbouwd. De notaris heeft wel contact opgenomen met de heer [F], maar dat is op verzoek van klaagster gebeurd.

Het tweede klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 3: vijandig en niet oplossingsgericht

4.16 Naar het oordeel van de kamer is onvoldoende onderbouwd en ook overigens niet gebleken dat mr. [Z] zich vijandig heeft gedragen tegen klaagster. Het verwijt van klaagster dat hij niet in oplossingen heeft gedacht, treft evenmin doel. De kamer is van oordeel dat uit de stukken het tegendeel blijkt. Zo heeft mr. [Z] klaagster gewezen op haar wettelijke mogelijkheden van het vestigen van vruchtgebruik, nu zij in de nalatenschap geen erfgenaam is. Ook voor de boedelvolmacht heeft hij een andere oplossing aangedragen toen duidelijk werd dat haar zoon niet bereid was om een boedelvolmacht aan zijn moeder te tekenen.

Het derde klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 4: twee versies van testament in omloop

4.17 Voor de beoordeling van dit klachtonderdeel wordt verwezen naar alinea 4.12.

Het vierde klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 5: ongevraagd concepttestament

4.18 Mr. [Z] heeft in zijn verweer aangegeven dat in 2014 niet alleen voor erflater, maar ook voor klaagster een ontwerp-testament is opgesteld. Hij heeft hieraan toegevoegd dat dit testament niet door klaagster is ondertekend en voor het opstellen van het concept door het kantoor geen kosten in rekening zijn gebracht. Gelet op dit verweer is de kamer van oordeel dat mr. [Z] geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Het vijfde klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 6: onterechte vermelding van hypotheek in akte

4.19 In zijn verweer heeft mr. [Z] verklaard dat het juist is dat klaagster op kantoor is geweest voor de doorhaling van een hypothecaire inschrijving, maar dat in het kadaster nog een andere hypothecaire inschrijving is vermeld. Om die reden heeft hij deze hypothecaire inschrijving opgenomen in de ontwerpakte vestiging vruchtgebruik en in zijn aanbiedingsbrief aan klaagster de vraag gesteld of deze inmiddels is afgelost.

Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris niet onzorgvuldig gehandeld door de hypothecaire inschrijving in het concept te vermelden met de vraag aan klaagster of de hypotheek inmiddels is afgelost.

Het zesde klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 7: kantoororganisatie niet op orde

4.20 Mr. [Z] heeft in zijn verweer naar voren gebracht dat van alle met klaagster gevoerde gesprekken zich aantekeningen in het dossier bevinden en dat deze besprekingen ook in de kantooragenda zijn vermeld.

De kamer is niet gebleken van feiten of omstandigheden die haar doen twijfelen aan de wijze waarop het kantoor is georganiseerd.

Het zevende klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 8: zonder toestemming meer dan één brief gezonden

4.21 Mr. [Z] heeft het volgende verweer gevoerd. Hij heeft een tweede brief aan de heer [F] gezonden, omdat het antwoord van de heer [F] op de eerste brief van de notaris met het verzoek om een aantal roerende zaken van erflater op kantoor af te leveren, niet geschikt was voor doorzending aan klaagster. Het antwoord op de tweede brief was wel geschikt voor doorzending aan klaagster en dat is ook gebeurd.

De kamer acht dit handelen van de notaris niet onzorgvuldig.

Het achtste klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 9: onduidelijk wat klaagster moet betalen

4.22 Nu blijkens het verweer van mr. [Z] twee declaraties aan klaagster zijn verzonden, valt niet in te zien waarom het voor klaagster onduidelijk is wat zij dient te betalen. Naar het zich laat aanzien, heeft de notaris een gematigd tarief gehanteerd. Het is voor de kamer niet aannemelijk geworden dat de notaris heeft gedeclareerd voor werkzaamheden die hij niet heeft verricht en evenmin dat andere fouten zijn gemaakt bij het opstellen van de declaraties.

Het negende klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 10: ongevraagd curatele- en bewindregister geraadpleegd

4.23 De kamer is met de notaris van oordeel dat het raadplegen van een aantal registers, waaronder het curatele- en bewindregister, onderdeel is van de normale onderzoekswerkzaamheden van een notaris. Mr. [Z] heeft zorgvuldig gehandeld door ook in de onderhavige zaak deze registers te raadplegen.

Het tiende klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 11: advies zoekgeraakt en geen uitleg over volmacht

4.24 Voor zover in dit klachtonderdeel wordt geklaagd over een zoekgeraakt advies, heeft klaagster dit verwijt onvoldoende gespecificeerd.

Voor zover klaagster in dit klachtonderdeel erover klaagt dat zij geen uitleg heeft gekregen over haar volmacht van 17 maart 2014, heeft mr. [Z] in zijn verweer erop gewezen dat van een volmacht van klaagster nooit sprake is geweest. Dit onderdeel van de klacht mist dan ook feitelijke grondslag.

Het elfde klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Conclusie

4.25 De klacht zal in al haar onderdelen ongegrond worden verklaard. Daarbij wordt het volgende nog opgemerkt.

Klaagster heeft ter zitting op indringende wijze verteld over het ziekteverloop van haar echtgenoot en de ingrijpende gevolgen die zijn ziekte voor haar hebben gehad. De kamer heeft daar oog voor. De omstandigheid dat haar echtgenoot voorafgaand aan zijn overlijden een echtscheidingsverzoek heeft gedaan waardoor ook sprake is geweest van nadelige juridische consequenties voor klaagster kan de (oud-) notarissen echter niet worden aangerekend.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter, mr. F.E.J. Goffin,

mr. H.J. Hettema, mr. J.T.J. Heijstek en A. Roesink-Kragt, leden, en in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op

29 mei 2018.

De secretaris

De voorzitter