ECLI:NL:TNORAMS:2018:15 Kamer voor het notariaat Amsterdam 640953 / NT 17-88

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2018:15
Datum uitspraak: 03-04-2018
Datum publicatie: 11-07-2018
Zaaknummer(s): 640953 / NT 17-88
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: 5.4 Met de tweede klacht dat de notaris zich ten onrechte jegens klaagster en de bewindvoerder heeft gepresenteerd als executeur van de nalatenschap en daarbij zijn informatieplicht heeft geschonden, raakt klaagster tot de kern van de klacht. Ter onderbouwing van dit klachtonderdeel heeft klaagster het volgende aangevoerd. Artikel 4:143 lid 2 BW bepaalt dat personen, ten aanzien van wie de schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard, niet executeur kunnen worden. Klaagster stelt dat de notaris geen executeur is geworden aangezien [C] op grond van genoemd wetsartikel de benoeming tot executeur niet had kunnen aanvaarden en derhalve ook de notaris niet in haar plaats heeft kunnen benoemen. Klaagster heeft haar aanvankelijk op 7 november 2017 gegeven toestemming tot de boedelvolmacht na telefonisch contact op 10 november 2017 met de notaris daarom ook ingetrokken. Ter zitting heeft de notaris verklaard dat hij van het begin af aan heeft aangegeven dat aan de nodige voorwaarden moest worden voldaan teneinde de nalatenschap van erflater af te wikkelen. Hij heeft daarbij direct verzocht om een boedelvolmacht af te geven omdat hij rekening hield met de mogelijkheid dat hij zijn taak als executeur diende neer te leggen indien geen ruimschoots toereikend verklaring kon worden afgegeven in de nalatenschap van erflater. De stelling van klaagster dat hij niet tot executeur kon worden benoemd wordt door de notaris betwist met een beroep op de uitleg van artikel 4:142 lid 1 BW door prof. mr. S. Perrick (Asser/Perrick 4 2017/680), waarin onder meer is vermeld dat de executeur aan wie de erflater de bevoegdheid heeft toegekend een opvolger te benoemen, ook van deze bevoegdheid gebruik kan maken voordat hij in functie is getreden.   5.5 De kamer overweegt dat in onderhavige zaak slechts het handelen c.q. nalaten van de notaris dient te worden beoordeeld met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van erflater en niet de vraag of de erfgename [C] in haar hoedanigheid van executeur de notaris in de plaats mocht stellen nu de schuldsanering vóór de aanvaarding van de executeursbenoeming bij haar was uitgesproken. Uit de stukken van het dossier blijkt dat de notaris de bewindvoerder omstreeks 18 oktober telefonisch heeft gesproken, waarbij hij haar direct heeft aangegeven dat de schuldsanering van [C] niet door hem bij de recherches in het CIR werd aangetroffen. Vervolgens heeft de notaris bij brieven van 20 oktober 2017 en van 21 november 2017 de bewindvoerder uitvoerig geïnformeerd over de afwikkeling van de nalatenschap. Gelet op het feit dat de notaris sinds 29 oktober 2014 de gevolmachtigde van erflater betreffende diens financiële beheer en administratie was en mede gelet op hetgeen in 5.3 is overwogen, overweegt de kamer dat de notaris er van uit mocht gaan dat hij als boedelgevolmachtigde kon optreden. Dat klaagster en de notaris vervolgens een verschillend standpunt ten aanzien van de bevoegdheid van de notaris als executeur hebben ingenomen en hierover niet althans niet voldoende met elkaar hebben gecommuniceerd, kan de notaris - mede gezien zijn inspanningen om de afwikkeling van de nalatenschap van erflater tot een goed einde te brengen - echter niet worden verweten. Van schending van zijn informatieplicht jegens klaagster dan wel jegens de bewindvoerder is de kamer ook overigens niet gebleken; eerder lijkt er sprake van een miscommunicatie, waarbij de notaris ervan uitging dat hij als boedelgevolmachtigde kon optreden en klaagster aannam dat hij optrad als executeur-testamentair. Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard. 

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 3 april 2018 in de klacht met nummer 640953 / NT 17 – 88 van:

[Klaagster],

rechter-commissaris te rechtbank [vestigingsplaats],

klaagster ,

tegen:

[de notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

de notaris .

1. Ontstaan en loop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlagen van 11 december 2017, ingekomen op 19 december 2017;

- verweerschrift met bijlagen van 10 januari 2018.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 13 februari 2018 zijn de notaris, klaagster en de heer [A], stafjurist bij de rechtbank [vestigingsplaats], verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd. Uitspraak is bepaald op 3 april 2018.

2. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

  1. Op 29 oktober 2014 heeft de notaris een levenstestament verleden voor de heer [B] geboren op 27 juli 1941 (hierna te noemen: erflater), waarin hij volmacht heeft gegeven aan de notaris voor rechtshandelingen betreffende onder meer het financiële beheer en de administratie van erflater.
  2. Op 10 januari 2017 is de schuldsanering betreffende [C] (hierna te noemen: [C]) uitgesproken en op 4 juli 2017 is tot vervangende bewindvoerder benoemd [D] (hierna te noemen: de bewindvoerder).
  3. Op 11 september 2017 heeft notaris mr. [E] een testament verleden voor de heer [B], waarin is bepaald, voor zover van belang: ”(..)

    1. HERROEPING

    Ik herroep alle uiterste wilsbeschikkingen die door mij vóór dit testament zijn gemaakt, behoudens door mij gemaakte (donor)codicillen.

    2. ERFSTELLING

    A. Ik benoem mijn huidige buurvrouw, mevrouw [C], (..) tot mijn enig erfgename. (..)

    3. EXECUTEUR

    Ik benoem tot executeur mijn genoemde buurvrouw en in geval van haar ontstentenis of indien zij de benoeming niet kan of wil aanvaarden mijn nicht, (..)”

  4. Op 11 oktober 2017 is erflater overleden.
  5. Op 12 oktober 2017 heeft de notaris erflater een declaratie ad totaal € 2.610,68 toegestuurd voor zijn notariële werkzaamheden in 2014, 2015 en 2016. 
  6. Op 13 oktober 2017 heeft [C] de executeursbenoeming aanvaard.
  7. Bij notariële akte van 16 oktober 2017 heeft de notaris bij in-de-plaats-stelling de executeurstaak van [C] overgenomen en heeft de notaris de benoeming tot executeur aanvaard.
  8. Op 17 oktober 2017 heeft de notaris aan de erven van erflater een declaratie ad totaal € 235,95 toegezonden voor het opmaken en passeren van de akte aanwijzing executeur. 
  9. Bij notariële akte van 18 oktober 2017 heeft [C] de nalatenschap beneficiair aanvaard.
  10. Bij brief van 20 oktober 2017 heeft de notaris de bewindvoerder geschreven, voor zover van belang: “Als bewindvoerder in het kader van de WSNP betreffende de enige erfgename, mevrouw [C], benader ik u met een boedelvolmacht en een boedelbeschrijving.

    Ik heb bij in-de-plaats-stelling de taak van executeur overgenomen. In eerdere uiterste wilsbeschikkingen van de heer [B] heeft hij mij als executeur aangewezen. (..)

    Sinds 2014 heb ik volmacht van de heer [B], om (in ieder geval) de bankzaken te begeleiden. (..)

    Conclusie:

    Een snelle verkoop van de woning is benodigd om de nalatenschap liquide te maken. Alsdan kan ik als executeur een ‘ruimschoots-‘verklaring afgeven en zal de wettelijke vereffening niet behoeven te worden gevoerd. Dit scheelt werkzaamheden en dus ook kosten. Ik stel daarom voor:

    1. snelle verkoop opdat ik binnen 1 maand een verkoopopbrengst op de bankrekening heb;

    2. geen wettelijke vereffening als gevolg van de beneficiaire aanvaarding door de erfgename;

    3. aangifte en bezien mogelijke strafrechtelijke vervolging van het nichtje;

    4. boedelvolmacht aan medewerkers van het notariskantoor;

    5. notaris handelt de afwikkeling van de nalatenschap af.

    (..)

    De erfgename is in testament aangewezen als executeur. Reden waarom in testament is bepaalt dat er geen executeursloon is. U zult begrijpen dat ik niet anders dan tegen redelijk uurtarief in mijn beroepsgroep zal werken. (..)

    Ik verzoek u – bij akkoord – de boedelvolmacht te ondertekenen en aan mij te retourneren. (..)

    Ik merk nog op dat de erfgename niet in de registers te vinden is betreffende de WSNP. Slechts haar echtgenoot (!).”

  11. Op 23 oktober 2017 heeft de bewindvoerder klaagster geschreven, voor zover van belang: “(..) Ten aanzien van de afwikkeling van het nalatenschap zend ik u bijgevoegd schrijven van [de notaris] met bijbehorende boedelbeschrijving. Om de nalatenschap liquide te maken wordt een snelle (onderhandse) verkoop van de woning aan de [adres] te [woonplaats] voorgesteld. (..)

    Mevrouw [C] en haar partner, hebben de bewindvoerder laten weten dat zij de woning aan de [adres] graag zouden betrekken. (..) Zij gaan er vanuit dat een verhuizing tot lagere maandlasten zal leiden. Gezien de slechte staat van de woning lijkt dit plan niet realistisch. Het achterstallig onderhoud aan de woning kan extra kosten met zich meebrengen die door betrokkenen moeilijk opgebracht kunnen worden. Wat een goed verloop van de schuldsanering in gevaar kan brengen. (..)” Op de tweede pagina van dit schrijven is door klaagster handgeschreven vermeld: “Verzoek aankoop woning door saniet afgewezen. Verzoek ondertekening boedelvolmacht ihkv de afwikkeling van de nalatenschap toegewezen.  

  12. Op 17 november 2017 heeft de notaris klaagster geschreven, voor zover van belang: “U belde mij vrijdagmiddag 10 november waarna wij een telefonisch overleg hebben gevoerd. U verzocht mij de verkoop van de woning te ‘bevriezen’. Op maandag 6 november heb ik echter gehoord van de bewindvoerder dat de RC ‘akkoord’ is en is de boedelvolmacht getekend op dinsdag 7 november, waarna ook opdracht aan de makelaar is verleend. Naar ik nu van u vernam heeft u kennelijk slechts afgekeurd de mogelijkheid dat de saniet de woning zelf in eigendom houdt en goedgekeurd dat de boedelvolmacht wordt gegeven. U heeft kennelijk niet goedgekeurd dat er een snelle verkoop kan plaats vinden. (..)

    Ik heb gemeend praktisch en kosteneffectief te werk te gaan. Daartoe heb ik getracht voorafgaande de situatie geheel scherp te duiden. Daartoe heb ik alle zaken vooraf op tafel gelegd teneinde goedkeuringen vooraf te verkrijgen en niet achteraf te moeten uitleggen, gezien de aard en toestand van deze bijzondere zaak. (..)

    Ik trek de conclusie dat de verkoop tot nader order dient te worden opgeschort. U heeft mij sowieso gezegd geen enkele goedkeuring te geven hangende beroepen.

    Betekent ook dat thans de procedure van de wettelijke vereffening zal dienen te worden gevolgd en wij in het vervolg slechts nog optreden als boedelgevolmachtigde. Ik verwijs naar hetgeen ik reeds vanaf 20 oktober schrijf.

  13. Op 20 november 2017 heeft de bewindvoerder de notaris geschreven: “In opdracht van de rechter-commissaris zend ik u bijgevoegd schrijven, waarin ik u meedeel dat de op 7 november 2017 ondertekende boedelvolmacht met ingang van heden dient te worden ingetrokken. (..)”
  14. Op 21 november 2017 heeft de notaris per e-mail aan de bewindvoerder geschreven: “(..) Ik zal mijn werkzaamheden staken en mijn dossier (af)sluiten.

    Evenwel heb ik op basis van de volmacht en ons expliciete gesprek daarover op mijn kantoor, een verkoopbemiddelingsopdracht afgegeven, welke u bekend is. Ik verwacht – en ga behoudens uw tegenbericht daarvan uit – dat u de makelaar informeert, eventuele annulering of nieuwe opdracht verzorgd, dan wel (andere) beslissing neemt aangaande de verkoop van de woning. (..)

    Voorts verwijs ik u naar artikel 4:202 BW én indien u besluit tot verzoek tot ontheffing dit terstond aan mij mee te delen, in verband met mijn positie als schuldeiser in het kader van het afgezonderde vermogen.

    Ten overvloede bericht ik u dat ik in mijn onderzoek niet tot de conclusie heb kunnen komen dat door “een” executeur een “ruimschoots toereikend” verklaring kan worden afgegeven. (..)”

  15. Op 27 november 2017 heeft klaagster de notaris geschreven: “(..) Saniet is echter op 10 januari 2017 toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en kan dus op grond van artikel 4:143 lid 2 BW geen executeur worden. De door saniet ondertekende verklaring van 13 oktober 2017 en de akte in-de-plaats-stelling zijn dus zonder rechtsgevolgen gebleven. U bent dan ook geen executeur geworden van de nalatenschap van erflater.

    Onderzoeksplicht

    Als notaris had het op uw weg gelegen om u ervan te vergewissen dat saniet kon worden benoemd als executeur en dat daar niets aan in de weg stond. (..)

    Informatieplicht

    (..). In plaats daarvan hebt u zich in voornoemde brief echter juist gepresenteerd als executeur van de nalatenschap en in dat kader de bewindvoerder verzocht om de boedelvolmacht te tekenen. Daarmee hebt u zowel de bewindvoerder als mij onjuist geïnformeerd, hetgeen in strijd is met uw informatieplicht. Als ik geweten had dat u geen executeur was, had ik de bewindvoerder niet zonder meer op 6 november 2017 de door haar gevraagde toestemming gegeven om de boedelvolmacht te tekenen.

    Ook nadien hebt u mij niet verteld dat u geen executeur bent geworden. (..)

    Het is mij pas na eigen onderzoek duidelijk geworden dat u geen executeur geworden bent. (..)

    Opvallend is dat u ook bij het toesturen van de door mij gevraagde stukken hebt nagelaten om op te merken dat daaruit blijkt dat u geen executeur bent. Ik vraag mij dan ook ernstig af wanneer u van plan was geweest om mij daarvan op de hoogte te brengen als ik daar niet zelf onderzoek naar had gedaan.

    Belangenverstrengeling

    (..), valt niet in te zien dat u die werkzaamheden niet eerder in rekening hebt kunnen brengen, bijvoorbeeld telkens aan het eind van een jaar.

    Ook hebt u kosten in rekening gebracht voor het aanvragen van bewind dat, zo u mij op 20 november jl. telefonisch meedeelde, door erflater niet gewenst was. (..)

    Daarnaast heeft u op 17 oktober 2017 een factuur aan de nalatenschap gestuurd voor de kosten van het opmaken en passeren van de akte aanwijzing executeur. Gelet op al het voorgaande is het de vraag of de nalatenschap die kosten wel verschuldigd is.

    Door uzelf als executeur te blijven presenteren valt belangenverstrengeling ten aanzien van beide facturen niet uit te sluiten.

    (..).

    Desgevraagd deelde u mij in ons telefoongesprek op 20 november jl. ook mede dat uw opdracht tot verkoop aan de makelaar was gedaan als boedelgevolmachtigde. Nu in het testament een executeur is aangewezen, [F], is het echter de vraag of u als boedelgevolmachtigde zonder meer gerechtigd was opdracht te geven tot verkoop van een tot de nalatenschap behorend goed.

    Bovendien zie ik in al het voorgaande aanleiding om geen toestemming te geven voor de verkoop van de woning aan de [adres] aan de door u genoemde koper ..(..). ”

  16. De notaris heeft op 28 november 2017 aan mw. mr. T. Proper (van Schipper en Lof advocaten) geschreven, voor zover van belang: “(..) Ik was (en ben) de mening toegedaan dat een in testament aangewezen executeur kan aanwijzen (zelfs alvorens zelf executeur te zijn), maar artikel 4:143 BW bracht de RC tot andere conclusies en het testament geeft in de voorwaardelijke benoeming van opvolgend executeur niet ‘belet’. Hetgeen nu juist door 4:143 aan de orde is. (..)”.

3. De klacht

3.1 Klaagster verwijt de notaris ten eerste schending van zijn onderzoeksplicht in die zin dat hij zich er onvoldoende van heeft vergewist dat [C] kon worden benoemd als executeur en dat daar niets aan in de weg stond.

Nadat [C] de notaris had meegedeeld dat zowel haar echtgenoot als zijzelf in de schuldsanering zitten, heeft de notaris dat gecontroleerd in het Centraal Insolventieregister (hierna: CIR). De notaris heeft de naam van [C] daarin echter niet kunnen vinden en is er kennelijk op basis daarvan vanuit gegaan dat zij niet in de schuldsanering zat. In het kader van zijn onderzoeksplicht had de notaris echter bij [C] verdere inlichtingen moeten inwinnen en contact moeten opnemen met de bewindvoerder van haar echtgenoot, alvorens over te gaan tot het opmaken van de akte in-de-plaats-stelling op 16 oktober 2017.      

3.2 Ten tweede verwijt klaagster de notaris schending van zijn informatieplicht door zich in de brief van 20 oktober 2017 aan de bewindvoerder te presenteren als executeur van de nalatenschap en in dat kader haar te verzoeken de boedelvolmacht te tekenen. Ook heeft de notaris zijn informatieplicht jegens klaagster geschonden, door tijdens het telefoongesprek van 10 november 2017 klaagster mee te delen dat hij als executeur van de nalatenschap optrad, terwijl hij ook toen al wist of in elk geval had moeten weten dat dat niet mogelijk was. Ook in de e-mail van 17 november 2017 heeft de notaris verzwegen dat hij nooit executeur is geworden.

3.3 Ten derde verwijt klaagster de notaris het feit dat hij één dag na het overlijden van erflater, een factuur heeft gestuurd voor het verrichten van werkzaamheden in de periode 2014, 2015 en 2016. Indien daaraan een overeenkomst ten grondslag ligt, zoals de notaris klaagster telefonisch heeft laten weten, valt niet in te zien dat hij die werkzaamheden niet eerder in rekening heeft kunnen brengen, bijvoorbeeld telkens aan het eind van een jaar, aldus klaagster.

Ook heeft hij kosten in rekening gebracht voor het aanvragen van bewind dat, zo de notaris klaagster op 20 november jl. telefonisch meedeelde, door erflater niet gewenst was. Een opdracht daartoe ontbrak dan ook, zodat niet valt in te zien wat de grondslag van de vordering is. Het enkele feit dat erflater de notaris een volmacht heeft gegeven voor het verrichten van zijn bankzaken lijkt klaagster daarvoor onvoldoende.

Daarnaast heeft de notaris op 17 oktober 2017 een factuur aan de nalatenschap gestuurd voor de kosten van het opmaken en passeren van de akte aanwijzing executeur. Gelet op al het voorgaande is het de vraag of de nalatenschap die kosten wel verschuldigd is.

Door zichzelf als executeur te blijven presenteren valt belangenverstrengeling ten aanzien van beide facturen niet uit te sluiten.

4. Het verweer

4.1 De notaris heeft het volgende verweer gevoerd.

[C] heeft zich op 16 oktober 2017 tot de notaris gewend inzake de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Zij kon de notaris op dat moment niet met zekerheid zeggen of het slechts haar echtgenoot betrof die in de schuldsanering zat of toch ook zijzelf. Ook kon zij de notaris niet vertellen wie de bewindvoerder was. Zij bracht de door haar eerder getekende aanvaardingsverklaring mee en het testament van erflater. Uit de geautomatiseerde recherche volgde de schuldsanering van haar echtgenoot en niet die van haar. De notaris heeft vervolgens nogmaals handmatig gerechercheerd maar dit bracht evenmin resultaat.

De notaris heeft het testament beoordeeld waarin [C] was aangewezen tot executeur. Zij had deze taak reeds aanvaard bij de collega’s van de notaris – werkzaam bij  [naam kantoor] - waar ook de testamentaire benoeming had plaats gevonden. Weliswaar was een schuldsanering uitgesproken maar deze betrof mogelijk niet [C]  zelf. Ook de collega’s van [naam kantoor] hadden geen resultaat in de recherches.

Gezien de hem bekende financiële huishouding van erflater was het volgens de notaris maar zeer de vraag of een executeur met beheer mogelijk was, ofwel of er een ‘ruimschoots toereikend verklaring’ door een executeur kon worden afgegeven. Gezien de situatie die de notaris aantrof heeft hij onder andere [C] beneficiair laten aanvaarden en haar hemzelf laten aanwijzen als executeur bij akte in-de-plaats-stelling.

De notaris heeft omstreeks 18 oktober 2017 telefonisch contact gehad met de bewindvoerder. Zij bevestigde de notaris dat het een WSNP bij beide echtgenoten betrof en zou hem de akten daarvan doen toekomen. De notaris heeft destijds direct aangegeven dat de schuldsanering van [C] niet door hem werd aangetroffen bij recherche.

Ten slotte is klaagster daar uiteindelijk op 20 november 2017 op teruggekomen door de notaris te verklaren dat de griffie van de rechtbank het inderdaad niet correct had ingeschreven.

Omdat de notaris zich terdege realiseerde dat het maar de vraag was of hij executeur kon zijn indien de beneficiaire aanvaarding niet een wettelijke vereffening met zich zou brengen en een ruimschoots verklaring kon worden gegeven, heeft hij direct een boedelvolmacht gevraagd. Op deze wijze kon hij op elk moment een juridisch geldige titel doen ontstaan of evenwel juridische onvolkomenheden niet doen ontstaan. De notaris ontkent dat hij een verkeerde voorstelling van zaken gegeven heeft of heeft willen geven. Hij heeft juist direct en voorafgaand de verkoop van de woning getoetst bij de rechter.

4.2 De notaris heeft zelf klaagster gewezen op het feit dat de verkoopbemiddelingsovereenkomst is verleend op grond van de boedelvolmacht en niet op grond van zijn taak als executeur.

De notaris vraagt zich af wat hij wellicht verkeerd heeft gedaan. De notaris heeft zich eerst bij de voorbereidingen van de op te stellen verklaring van erfrecht gerealiseerd dat er naast de mogelijkheid dat er door het ontbreken van een ruimschootsverklaring nog een andere kwestie mogelijk het uitvoeren van de taak als executeur beïnvloedt, namelijk artikel 4:143 lid 2 BW dat bepaalt dat personen ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, niet executeur kunnen worden.

4.3 Erflater wilde dat de notaris zijn bankzaken in de gaten kon houden en dingen kon regelen als hij daar om vroeg of als dat nodig was.

Nadat de notaris vernam dat erflater in een hospice was opgenomen heeft hij zijn secretaresse opdracht gegeven het dossier van erflater te sluiten en de eindafrekening op te maken. Dat heeft zij op 12 oktober 2017 gedaan. Later vernam de notaris dat erflater toen reeds was overleden.

De notaris is door één van genoemde collega-notarissen, [C] en door haar bewindvoerder gevraagd om de afwikkeling van de nalatenschap op zich te nemen. 

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Allereerst dient de kamer te beoordelen of klaagster belang heeft bij het indienen van onderhavige klacht.

Ingevolge artikel 99 lid 1 Wna kan ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht indienen. Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. Het kan een rechtstreeks belang zijn, maar ook een indirect of afgeleid belang. Het belang kan onder meer volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of betrekking hebben op handhaving van de beroepsnormen en –regels voor het notariaat.

De kamer is van oordeel dat klaagster als rechter-commissaris in de schuldsanering van [C] geen rechtstreeks belang heeft bij de toetsing van het handelen c.q. nalaten van de notaris zoals omschreven in de klachtonderdelen 3.1, 3.2 en 3.3. Dat klaagster een boedelvolmacht met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van erflater diende te ondertekenen en zij daarnaast heeft aangevoerd dat de notaris door genoemd handelen het vertrouwen in het notariaat heeft geschaad, maken wel dat klaagster betrokken is bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater en daardoor een afgeleid belang heeft bij genoemde klachtonderdelen.

5.3 Ten aanzien van het eerste verwijt dat de notaris zijn onderzoeksplicht heeft geschonden door zich er onvoldoende van te vergewissen of [C] tot executeur kon worden benoemd, oordeelt de kamer dat deze klacht niet kan slagen nu de notaris dit voldoende heeft geverifieerd, namelijk door eerst een geautomatiseerde recherche bij het CIR te verrichten en vervolgens een tweede handmatige recherche uit te voeren. Daar komt bij dat voorafgaand aan beide recherches door de notaris ook de collega-notarissen bij [naam kantoor] deze recherche bovendien reeds hadden verricht en klaagster voorts heeft erkend dat de registratie van de WSNP bij klaagster niet correct bij de rechtbank was ingeschreven.

Gelet op het voorgaande kan de notaris dan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt dat hij aanvankelijk er vanuit ging dat [C] tot executeur kon worden benoemd.

Dit klachtonderdeel zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.4 Met de tweede klacht dat de notaris zich ten onrechte jegens klaagster en de bewindvoerder heeft gepresenteerd als executeur van de nalatenschap en daarbij zijn informatieplicht heeft geschonden, raakt klaagster tot de kern van de klacht.

Ter onderbouwing van dit klachtonderdeel heeft klaagster het volgende aangevoerd.

Artikel 4:143 lid 2 BW bepaalt dat personen, ten aanzien van wie de schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard, niet executeur kunnen worden.

Klaagster stelt dat de notaris geen executeur is geworden aangezien [C] op grond van genoemd wetsartikel de benoeming tot executeur niet had kunnen aanvaarden en derhalve ook de notaris niet in haar plaats heeft kunnen benoemen.

Klaagster heeft haar aanvankelijk op 7 november 2017 gegeven toestemming tot de boedelvolmacht na telefonisch contact op 10 november 2017 met de notaris daarom ook ingetrokken.

Ter zitting heeft de notaris verklaard dat hij van het begin af aan heeft aangegeven dat aan de nodige voorwaarden moest worden voldaan teneinde de nalatenschap van erflater af te wikkelen. Hij heeft daarbij direct verzocht om een boedelvolmacht af te geven omdat hij rekening hield met de mogelijkheid dat hij zijn taak als executeur diende neer te leggen indien geen ruimschoots toereikend verklaring kon worden afgegeven in de nalatenschap van erflater.

De stelling van klaagster dat hij niet tot executeur kon worden benoemd wordt door de notaris betwist met een beroep op de uitleg van artikel 4:142 lid 1 BW door prof. mr. S. Perrick (Asser/Perrick 4 2017/680), waarin onder meer is vermeld dat de executeur aan wie de erflater de bevoegdheid heeft toegekend een opvolger te benoemen, ook van deze bevoegdheid gebruik kan maken voordat hij in functie is getreden.

5.5 De kamer overweegt dat in onderhavige zaak slechts het handelen c.q. nalaten van de notaris dient te worden beoordeeld met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van erflater en niet de vraag of de erfgename [C] in haar hoedanigheid van executeur de notaris in de plaats mocht stellen nu de schuldsanering vóór de aanvaarding van de executeursbenoeming bij haar was uitgesproken.

Uit de stukken van het dossier blijkt dat de notaris de bewindvoerder omstreeks 18 oktober telefonisch heeft gesproken, waarbij hij haar direct heeft aangegeven dat de schuldsanering van [C] niet door hem bij de recherches in het CIR werd aangetroffen. Vervolgens heeft de notaris bij brieven van 20 oktober 2017 en van 21 november 2017 de bewindvoerder uitvoerig geïnformeerd over de afwikkeling van de nalatenschap.

Gelet op het feit dat de notaris sinds 29 oktober 2014 de gevolmachtigde van erflater betreffende diens financiële beheer en administratie was en mede gelet op hetgeen in 5.3 is overwogen, overweegt de kamer dat de notaris er van uit mocht gaan dat hij als boedelgevolmachtigde kon optreden. Dat klaagster en de notaris vervolgens een verschillend standpunt ten aanzien van de bevoegdheid van de notaris als executeur hebben ingenomen en hierover niet althans niet voldoende met elkaar hebben gecommuniceerd, kan de notaris - mede gezien zijn inspanningen om de afwikkeling van de nalatenschap van erflater tot een goed einde te brengen - echter niet worden verweten. Van schending van zijn informatieplicht jegens klaagster dan wel jegens de bewindvoerder is de kamer ook overigens niet gebleken; eerder lijkt er sprake van een miscommunicatie, waarbij de notaris ervan uitging dat hij als boedelgevolmachtigde kon optreden en klaagster aannam dat hij optrad als executeur-testamentair. Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard. 

5.6 Met betrekking tot het derde en laatste verwijt dat de notaris ten onrechte twee facturen en kosten voor het aanvragen van bewind in rekening heeft gebracht, overweegt de kamer het volgende.

De notaris heeft op 12 oktober 2017 een factuur ad € 2.610,68 voor zijn werkzaamheden in 2014, 2015 en 2016 aan erflater toegezonden. Deze werkzaamheden vloeiden voort uit zijn taak als gemachtigde voor rechtshandelingen betreffende onder meer het financiële beheer en administratie van erflater sinds

29 oktober 2014. Het enkele feit dat de notaris de eindafrekening pas op 12 oktober 2017 en niet eerder heeft laten opmaken is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Ten aanzien van de tweede factuur aan de nalatenschap op 17 oktober 2017 overweegt de kamer dat daaraan de opdracht tot afwikkeling van de nalatenschap aan de notaris ten grondslag lag.

De klacht betreffende de kosten die de notaris in rekening heeft gebracht voor het aanvragen van bewind ten slotte, acht de kamer onvoldoende onderbouwd door klaagster, en derhalve ongegrond. Op grond van het voorgaande concludeert de kamer dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

5.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-      verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, T.H. van Voorst Vader, J.H.M. Erkamp, A.M.J.M. Ploumen, en L.G. Vollebregt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2018.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam)