ECLI:NL:TGZRZWO:2018:91 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 009/2018
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2018:91 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-05-2018 |
Datum publicatie: | 04-05-2018 |
Zaaknummer(s): | 009/2018 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts PI. Klacht betreft de behandeling van hoofdletsel van klaagster. Nader onderzoek was gelet op anamnese en onderzoek niet geboden. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 4 mei 2018 naar aanleiding van de op 15 januari 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , (destijds) verblijvende te B,
k l a a g s t e r
-tegen-
C , huisarts, werkzaam te B,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Dat blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek met de bijlagen;
- de dupliek met de bijlagen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in het vooronderzoek.
2. FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klaagster verbleef sinds 23 oktober 2017 op de vrouwenafdeling van de PI in B. Er heeft toen een intake plaatsgevonden en er is medische informatie opgevraagd bij behandelaars (gynaecologie en psychiatrie) van klaagster. Klaagster is sindsdien wekelijks of meerdere keren per week gezien op de medische dienst en heeft gesproken met de verpleegkundige, de verpleegkundig specialist of de huisarts. Op 13 november 2017 heeft er een incident plaatsgevonden met een celgenoot. Daarbij heeft klaagster haar hoofd gestoten, eerst tegen de celdeur en daarna op de grond.
Klaagster heeft op 15 november 2017 contact gehad met de verpleegkundige met pijnklachten aan haar hoofd. Verweerder heeft klaagster, na een herbeoordeling door de verpleegkundige, vervolgens gezien op 16 november 2017.
Verweerder noteerde:
“S mw is erg geschrokken en claimt nog veel pijn in het hoofd, achter- en occipitaal. Is erg emotioneel en pillen helpen niet. Wil graag X of scan omdat ze bang is voor beschadiging in het hoofd. Ze weet niet of na de val bewusteloos is geweest, heeft vannacht eenmaal overgegeven en is al drie dagen overstuur en pijn in t hoofd ondanks 1600mg brufen
Emotioneel en claimend. kan nog wel om eigen grapjes lachen. (hypermobiliteit)
O neu: pupillen isocoor en nl reagerend op licht, nl bewegelijkheid.
Nystagmus-, top neus proef gb, dissiadochokinese nl , stand op 1 been en coördinatie voet goed li en re
E contusie hoofd
P reeds 3 dagen geleden, niet suf wel zielig, emotioneel wat ontremt › Ther. Pijnstilling continueren en toevoegen oxazepam 10 mg 2x1dd gedurende 5 dagen”
Op 23 november 2017 heeft klaagster een uitgebreid gesprek gehad met de verpleegkundige. In dit gesprek heeft klaagster aangegeven dat ze een klacht had ingediend en een tuchtzaak overwoog.
Op 24 november 2017 is klaagster door een andere huisarts gezien. Deze heeft haar onderzocht en zijn conclusie was dat er sprake was van een contusie en SOLK. Ter geruststelling heeft hij een foto van de cervicale wervelkolom laten maken. Hierop waren geen bijzonderheden te zien. Klaagster is vervolgens verwezen naar de fysiotherapie.
3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij de klachten van klaagster niet serieus heeft genomen en dat hij geen scan heeft laten maken op 16 november 2017. Klaagster is van oordeel dat verweerder nalatig is geweest. Verder verwijt klaagster verweerder en zijn personeel nalatigheid, kleinerend gedrag, onbegrip, het voorschrijven van vele medicamenten die niet helpen, en het pas na een aantal dagen doorgeven van uitslagen.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat klaagster serieus is behandeld door de verpleegkundige staf en door hemzelf, dat haar klachten goed zijn beoordeeld en er op terechte gronden geen verwijzing is geweest voor een scan. Verweerder kan geen nalatigheid ontdekken in het journaal en dat klaagster slachtoffer is geweest van kleinerend gedrag herkent verweerder niet met betrekking tot de verpleegkundigen, de verpleegkundig specialist en ook niet van hemzelf. Dat er sprake is geweest van onbegrip voor klaagsters klachten, omstandigheid en haar persoonlijkheid herkent verweerder niet in zijn herinnering noch kan hij die destilleren uit de verslaglegging. Volgens verweerder zijn tekortkomingen in het doorgeven van uitslagen niet aan de orde geweest.
Verweerder vindt de ervaring die klaagster beschrijft erg vervelend en naar. Hij doet altijd erg zijn best om de processen en omgang met de gedetineerden zo correct mogelijk te laten plaatsvinden. Verweerder verzoek het college de klacht van klaagster af te wijzen.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
De kern van de klacht is het verwijt dat verweerder klaagster op 16 november 2017 niet heeft doorverwezen voor nader onderzoek zoals bijvoorbeeld een scan. Wat betreft dit klachtonderdeel overweegt het college het volgende. Klaagster had 13 november 2017 een hoofdtrauma opgelopen en verweerder heeft klaagster op 16 november 2017 onderzocht en geoordeeld dat nader onderzoek niet nodig was. Bij de beoordeling van deze beslissing verwijst het college naar de NHG-standaard Hoofdtrauma.
Uit het door verweerder opgestelde verslag van dit consult blijkt dat verweerder de anamnese heeft afgenomen en klaagster zorgvuldig lichamelijk (neurologisch) heeft onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat klaagster eenmaal had gebraakt en dat zij hoofdpijn had. Dat zijn twee van de vele risicofactoren die in de hierboven genoemde NHG-standaard worden genoemd wanneer eventueel aanvullend onderzoek nodig is. Volgens de standaard kunnen patiënten die een of twee risicofactoren hebben (zoals klaagster) worden behandeld met algemene adviezen. Nader (beeldvormend) onderzoek is dan niet nodig tenzij er indicaties zijn om wel nader onderzoek te doen. Die indicaties waren er niet, mede niet omdat het incident al drie dagen daarvoor had plaatsgevonden.
Het beleid van verweerder, pijnstilling en oxazepam acht het college daarom adequaat.
Dat verweerders collega op 24 november 2017 ter geruststelling wel een röntgenfoto heeft laten maken doet aan dit oordeel niet af.
5.3
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. P.A.J. Buis en J.M. Komen, leden-arts, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2018 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.