ECLI:NL:TGZRZWO:2018:89 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 290/2017

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2018:89
Datum uitspraak: 20-04-2018
Datum publicatie: 20-04-2018
Zaaknummer(s): 290/2017
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster dat (a) zij zijn medische klachten onjuist heeft behandeld. Ook verwijt klager verweerster dat (b) zij hem niet voldoende over de diagnose, de behandelkeuze en de mogelijke gevolgen hiervan heeft geïnformeerd. Afwijzing klacht.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 20 april 2018 naar aanleiding van de op 30 oktober 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , thans verblijvende in het forensisch psychiatrisch centrum B te C,

gemachtigde mr. S. Koster advocaat te Amsterdam,

k l a g e r

-tegen-

D , tandarts, werkzaam te E,

gemachtigde mr. M.C. Hazenberg, senior juridisch adviseur bij Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift van 22 september 2017;

- het aanvullende klaagschrift van 15 november 2017;

- het verweerschrift van 18 december 2017 met productie 1;

- de e-mail van verweerster van 18 januari 2018 met een printscreen van een röntgenfoto;

- de e-mail van verweerster van 8 februari 2018 met een schriftelijke machtiging tot waarneming door juridisch medewerker F;

- het proces-verbaal van het op 12 februari 2018 gehouden mondeling vooronderzoek;

- het faxbericht van verweerster van 28 februari 2018 met bijlage.

2. FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1979, verblijft thans in het forensisch psychiatrisch centrum (FPC) B te C ter uitvoering van de tbs-maatregel die in het kader van een strafrechtelijke procedure aan hem is opgelegd.

Op 31 augustus 2017 heeft klager zich tot verweerster, werkzaam bij de mobiele tandartsenpraktijk “G”, gewend in verband met klachten over een oude vulling in een kies. In het medisch dossier staat daarover het volgende vermeld:

“36 xrls Intra orale foto

pijn LO, klinisch: 36 flinke barst bucaal, niet perc gevoelig

en wel koudegevoelig, foto geeft caries aan distaal. diagnose

36 cracked tooth met pulpitis (reversibel?) en cariës :

behandeling: eerst vullen met overkappen voorgesteld.

36 odblk Meervlaksrestauratie composiet

36 a Geleid. of infilt. anesthesie

2 caps ultracane”

In verband met aanhoudende klachten heeft klager zich op 14 september 2017 opnieuw tot verweerster gewend. In het medisch dossier is daarover het volgende opgenomen:

“ci incidenteel consult

36 perc gevoelig nu en iz zeer koude gevoelig: diagnose

pulpitis 36 met startende paradontitis apicalis. Endo

voorgesteld. Meneer is wantrouwend en denkt van alles. Weet

niet zo goed of hij dat wil.”

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster - zakelijk weergegeven - dat (a) zij zijn medische klachten onjuist heeft behandeld. Ook verwijt klager verweerster dat (b) zij hem niet voldoende over de diagnose, de behandelkeuze en de mogelijke gevolgen hiervan heeft geïnformeerd.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster heeft tegen de klacht ingebracht dat zij de behandeling heeft uitgevoerd die op 31 augustus 2017 aangewezen en passend was en dat zij de behandeling ook correct heeft uitgevoerd. Verweerster heeft geconstateerd dat de eerste grote kies linksonder (36) koudegevoelig was en niet percussiegevoelig, dat een occlusale vulling zichtbaar was met een barst aan de wangzijde (bucaal) en dat op de foto ook cariës zichtbaar was. De diagnose was (ir?)reversibele pulpitis, waarvan het vermoeden was dat behalve de cariës ook de barst in de kies een bijdrage zou kunnen geven aan de klachten. Om die reden bestond de behandeling uit verwijdering van de cariës en het overkappen van de barst door een restauratie (vulling) te maken. Volgens verweerster was dit een behandeling waarbij in deze situatie beterschap mogelijk was en de situatie gemonitord diende te worden. Een wortelkanaalbehandeling was toen nog niet op zijn plaats, aldus verweerster. Op 14 september 2017 heeft verweerster vanuit de klinische veranderingen geconstateerd dat er sprake was van een irreversibel proces en dat een wortelkanaalbehandeling nu wel op zijn plaats was. Klager zag daar echter vanaf.

Voorts betwist verweerster dat zij klager onvoldoende heeft geïnformeerd.

Verweerster betoogt dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klachtonderdeel (a) heeft betrekking op het handelen dan wel nalaten van verweerster ten aanzien van de kiespijn van klager, meer in het bijzonder is hierbij aan de orde de vraag of verweerster klager dienaangaande juist heeft behandeld.

5.3

Uit de bij de stukken gevoegde printscreen van de röntgenfoto van de betreffende kies van klager valt duidelijk op te maken dat er cariës zit aan de distale kant van de kies (element 36), hetgeen zeker koudegevoeligheid kan geven. Op de meegeleverde röntgenfoto is geen afwijking aan de wortelpunt te zien. Naar het oordeel van het college valt het daarom te verdedigen om eerst de kies te restaureren en dan af te wachten hoe het zal gaan en pas bij aanhouding of toename van de klachten een wortelkanaalbehandeling (endo) te doen. Klager heeft dit ook niet betwist. Wel heeft klager betwist dat verweerster de juiste behandelkeuze heeft gemaakt. Daartoe voert klager aan dat verweerster heeft geboord in een zeer kwetsbaar gebied en daarna de buitenkant van de kies heeft gevuld waardoor de klachten dusdanig zijn verergerd dat uiteindelijk een wortelkanaalbehandeling nodig werd geacht om de door verweerster veroorzaakte problemen op te lossen. Klager heeft zijn stellingen dienaangaande evenwel niet onderbouwd. Voorts kan vooraf niet met zekerheid worden gezegd dat restauratie van de kies tot het gewenste resultaat zal leiden, zodat niet is uitgesloten dat nadien alsnog een wortelkanaalbehandeling moet worden uitgevoerd. Wat de gestelde pijn betreft, omdat de behandeling een uur na de verdoving is aangevangen, geldt dat twee capsules anesthesie zijn gebruikt zodat verweerster mocht aannemen dat de verdoving tenminste drie uur werkzaam zou zijn. De door klager later vermelde (onbehandelde) klachten aan twee tanden in de onderkaak zijn niet vermeld op de behandelkaart, zodat onvoldoende aannemelijk is dat hiervan sprake is.

De conclusie is dat verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. De onder (a) geformuleerde klacht is ongegrond.

5.4

Tegen klachtonderdeel (b) heeft verweerster aangevoerd dat het bij de eerste behandeling vanuit de diagnose al direct duidelijk was dat een vulling de minst invasieve mogelijkheid was die tot een goed resultaat zou kunnen leiden en passend is bij de diagnose. Volgens verweerster was er in feite niet echt sprake van een keuze in behandeloptie, maar van een onduidelijkheid in het resultaat/proces. Verweerster betoogt dat zij heeft uitgelegd dat moet worden afgewacht of restauratie van de kies voldoende is en dat zij dit ook aan de medische dienst heeft bericht. Dat in het medisch dossier wordt gesproken over “voorgesteld” is niet omdat er technisch gezien een keuze is geweest maar omdat klager moet aangeven na uitleg of hij het ermee eens is dat de behandeling bij hem wordt uitgevoerd (toestemming). In dit verband verwijst verweerster naar het verslag aan de medische dienst waarin de diagnose, de behandeling en de opmerking “Afwachten of de klachten verdwijnen” staat vermeld.

5.5

Het college stelt vast dat partijen van mening verschillen over de feitelijke gang van zaken tijdens de (eerste) behandeling op 31 augustus 2017. De vermelding in het medisch dossier “behandeling: eerst vullen met overkappen voorgesteld” leidt tot het oordeel van het college dat aannemelijk is dat klager is uitgelegd dat restauratie van de kies mogelijk niet voldoende zou zijn en dat dan een wortelkanaalbehandeling nodig is. Het ware beter geweest als deze uitleg c.q. de communicatie met klager iets minder summier in het medisch dossier was opgenomen door tevens te vermelden dat sprake kan zijn van de mogelijke complicatie, namelijk een wortelkanaalbehandeling bij aanhouding of toename van de klachten. Het voorgaande is evenwel onvoldoende om te kunnen oordelen dat verweerster jegens klager is tekortgeschoten in haar informatieplicht en om die reden een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat klachtonderdeel (b) eveneens ongegrond is.

5.6

De slotconclusie is dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is en dus moet worden afgewezen.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan door mr. A.L. Smit, voorzitter, J. Dam en R. Rowel, leden-artsen, in tegenwoordigheid van mr. P. van der Stroom, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 20 april 2018 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van

mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.