ECLI:NL:TGZRZWO:2018:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 015/2018
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2018:52 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-02-2018 |
Datum publicatie: | 23-02-2018 |
Zaaknummer(s): | 015/2018 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Klacht over door tandarts afgelegde verklaring. Niet kan worden aangenomen dat aangeklaagde de verklaring heeft geschreven in zijn professionele hoedanigheid. Niet-ontvankelijk. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 23 februari 2018 naar aanleiding van de op 26 januari 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a a g s t e r
-tegen-
C , tandarts, wonende te D,
a a n g e k l a a g d e
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Klager heeft een klaagschrift ingediend met als bijlage een verklaring van aangeklaagde van 18 oktober 2017.
2. DE FEITEN
Klaagster is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Met haar (bijna) ex-man (hierna te noemen de vader) heeft zij een zoon (hierna te noemen: de zoon). Tijdens een vakantie in december 2016 hebben klaagster en de vader de aangeklaagde leren kennen.
Een door aangeklaagde afgegeven verklaring is gebruikt in een voorlopige voorzieningenprocedure die in het kader van de echtscheiding in oktober 2017 is gevoerd.
De aan de rechtbank gerichte verklaring van 18 oktober 2017 luidt als volgt:
“Edelachtbaar college,
Ondergetekende, C, tandarts implantoloog, te D, verklaart dat hij zich ernstig zorgen maakt over de sociaal-emotionele en intellectuele ontwikkeling en tevens de persoonlijke veiligheid van de minderjarige [naam en geboortedatum zoon]. Gestoeld op mijn persoonlijke ervaringen vanaf december jl.
Daarom heb ik zitting genomen in het bestuur van de E te F, welke stichting zich ten doel stelt zorg te dragen voor de huisvesting, studie, levensonderhoud en geestelijk welzijn van [naam zoon].
Ondergetekende verklaart voorts dat hij bereid is borg te staan voor de verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst die de Stichting in de toekomst zal hebben t.b.v. de huisvesting voor in ieder geval de eerste drie jaren opdat [naam zoon] normaal, gezond en met goed onderwijs kan opgroeien.
C”
3. DE KLACHT
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat aangeklaagde als tandarts-implantoloog gemeend heeft psychologische/sociale diagnoses te stellen over de zoon. Aangeklaagde heeft geprobeerd zijn verklaring bij de rechtbank gewicht bij te zetten door deze af te geven als tandarts-implantoloog. Door de wijze waarop hij zich in deze verklaring heeft uitgelaten maakt hij misbruik van zijn beroepstitel.
4. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
Beoordeeld moet worden of het handeling en/of nalaten van aangeklaagde is onderworpen aan de tuchtnormen zoals neergelegd in artikel 47 lid 1 sub a en b van de Wet BIG. Naar het oordeel van het college ziet het door klaagster aan aangeklaagde verweten handelen niet op handelen of nalaten in strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar dient te betrachten jegens degene met betrekking tot wiens gezondheidstoestand bijstand wordt verleend en/of ingeroepen (de eerste tuchtnorm). Evenmin is sprake van gedragingen die niet door de eerste tuchtnorm worden bestreken, maar niettemin in strijd kunnen zijn met het algemeen belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg (de tweede tuchtnorm). Volgens vaste jurisprudentie moet in dat geval het handelen van aangeklaagde voldoende weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg en dient het handelen van aangeklaagde niet los te kunnen worden gezien van zijn hoedanigheid van tandarts.
Niet kan worden aangenomen dat aangeklaagde de verklaring heeft geschreven in zijn professionele hoedanigheid. Aangeklaagde heeft in de verklaring wel zijn beroep vermeld, maar heeft in de verklaring verder enkel verwezen naar zijn “persoonlijke ervaringen”. Ook heeft hij de verklaring ondertekend met zijn naam, zonder zijn professie (opnieuw) te noemen. Gelet op de aard van het beroep van aangeklaagde moet voorts ook voor de ontvanger volkomen helder zijn geweest dat de verklaring op persoonlijke titel was afgegeven.
Naar het oordeel van het college is het handelen van aangeklaagde niet verweven met zijn hoedanigheid van tandarts en is sprake van privé-gedrag. Hoe de aangeklaagde zich privé gedraagt is, behoudens bijzondere omstandigheden, geen zaak voor de tuchtrechter. Dat is slechts anders indien dit privé-gedrag van invloed is op de beroepsuitoefening. Daarvan is in dit geval geen sprake. De conclusie moet zijn dat het handelen van aangeklaagde niet ter toetsing aan het college kan worden voorgelegd.
Uit het voorgaande volgt dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht.
5. DE BESLISSING
Het college verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, R. Rowel en R.T. Thomson, leden-tandartsen, in tegenwoordigheid van mr. M. Keukenmeester, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2018 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.