ECLI:NL:TGZRZWO:2018:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 139/2017

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2018:23
Datum uitspraak: 19-01-2018
Datum publicatie: 19-01-2018
Zaaknummer(s): 139/2017
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klachten tegen gynaecoloog betreffende het voorschrijven van Tramadol. De gynaecoloog heeft de medicatie niet voorgeschreven. En het is niet aannemelijk dat klachten kunnen worden toegeschreven aan Tramadol. Klacht kennelijk ongegrond.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 19 januari 2018 naar aanleiding van de op 6 juni 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , gynaecoloog, werkzaam te B,

v e r w e e r s t e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dat blijkt uit de volgende stukken:

-          het klaagschrift;

-          het verweerschrift met de bijlage;

-          de repliek;

-          de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.  

2.    FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1983, bezocht op 23 augustus 2016 het spreekuur van verweerster vanwege onregelmatig bloedverlies. Verweerster heeft bij klaagster op

15 september 2016 een hysteroscopische poliepresectie uitgevoerd. De operatie is ongecompliceerd verlopen. Klaagster is na de ingreep een nacht in het ziekenhuis gebleven in verband met een hoge pijnscore.

Rondom de hysteroscopie heeft klaagster van de anesthesist Tramadol voorgeschreven gekregen.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster dat zij Tramadol heeft gekregen. Volgens klaagster heeft verweerster gezegd dat zij de Tramadol moest hebben en heeft zij als gevolg van de Tramadol een hartverzakking gekregen, een trage hartslag, verhoogde leverwaarde, suïcidale neigingen en heeft zij een suïcidepoging gedaan.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij klaagster nooit Tramadol heeft voorgeschreven maar dat de anesthesist dat heeft gedaan. Verder wijst verweerster erop dat de postoperatieve Tramadol de klachten die klaagster aangeeft niet kunnen verklaren en dat deze, uitgezonderd stemmingsveranderingen in 0,01-0,1%, niet zijn beschreven als bijwerking van de Tramadol.

Ten slotte verwijt klaagster verweerster dat zij het gehele medisch dossier van klaagster heeft overgelegd aan het college.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klaagster geeft op diverse punten een andere lezing van de feiten dan verweerster. Op verschillende punten wordt verweersters lezing van de feiten gesteund door het dossier. Op die punten heeft het college daarom verweersters lezing van de feiten gevolgd. Uitgaande van de hierboven weergegeven feiten overweegt het college het volgende met betrekking tot de klacht.

5.3

Uit het dossier blijkt dat verweerster de Tramadol niet heeft voorgeschreven. Nu het in het tuchtrecht gaat om de beoordeling van het persoonlijk handelen van de beroepsbeoefenaar kan de klacht tegen verweerster met betrekking tot het voorschrijven van de Tramadol niet slagen.

Het college is overigens van oordeel dat het niet aannemelijk is dat de door klaagster genoemde klachten kunnen worden toegeschreven aan de voorgeschreven Tramadol.

5.4

Met betrekking tot het overleggen van het hele medisch dossier van klaagster overweegt het college dat dit volgens vaste jurisprudentie van het college in het kader van het voeren van verweer in een tuchtrechtelijke procedure in beginsel geoorloofd is.

Van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden is het college niet gebleken.

5.5

Gelet op het voorgaande is de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, J.M. Burggraaff en

R.O. Rischen, leden-arts, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2018 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.