ECLI:NL:TGZRZWO:2018:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 211/2017

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2018:19
Datum uitspraak: 16-01-2018
Datum publicatie: 16-01-2018
Zaaknummer(s): 211/2017
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen klinisch psycholoog. Het verwijt is dat de klinisch psycholoog klaagster onvoldoende heeft gehoord, geholpen en haar onvoldoende zorg heeft verleend. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 16 januari 2018 naar aanleiding van de op 29 augustus 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , klinisch psycholoog, werkzaam te D,

bijgestaan door: J, als jurist verbonden aan G te K,

v e r w e e r s t e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dat blijkt uit de volgende stukken:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          het aanvullende klaagschrift (van pvp E);

-          het verweerschrift met de bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden gelegenheid mondeling te worden gehoord.

2.    FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het behandeldossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster is bekend met een uitgebreide psychiatrische voorgeschiedenis. De zorgverlening vanuit het FACT-team F is in oktober 2015 geëindigd in een schriftelijk aangezegd contactverbod. Zij is vervolgens in behandeling gekomen van het FACT-team van G. FACT-team F heeft klaagster schriftelijk overgedragen aan het FACT-team van G. Verweerster en psychiater H hebben een intakegesprek gevoerd met klaagster en een begeleider, dat voor een groot deel ging over hoe klaagster dacht over (behandelaars van) het vorige FACT-team. Hiervan is een zeer uitgebreid verslag gemaakt. Afgesproken werd voorlopig wekelijks gesprekken te hebben door verweerster en H met klaagster. Er zijn daarna maar een paar gesprekken bij G geweest omdat klaagster steeds aangaf dat ze niet kon komen. Vervolgens zijn alle gesprekken telefonisch geweest. Door veelvuldig bellen van klaagster waren er perioden waarin het secretariaat niet of nauwelijks bereikbaar was. Ook stuurde klaagster veel e-mails die moeilijk leesbaar waren. Nadat de behandelovereenkomst door de huisarts was opgezegd heeft H geholpen contact te leggen met de nieuwe huisarts (met wie klaagster - anders dan zij had aangegeven - al bleek te hebben kennis gemaakt). Ook is getracht voor klaagster contact tot stand te brengen met haar vorige behandelaar, maar deze zag geen mogelijkheden. Opname in een universitair medisch centrum kwam niet tot stand omdat klaagster allerlei voorwaarden stelde aan een voorafgaande second opinion. Daarna is gekozen voor een traject richting gedwongen opname, dat resulteerde in een door de rechter afgegeven voorlopige machtiging voor een halfjaar. Omdat klaagster zich onvindbaar hield, is deze niet binnen de daarvoor beschikbare termijn geëffectueerd. Uiteindelijk heeft een groot overleg plaatsgevonden met onder meer de geneesheer-directeur en een jurist over de ontstane situatie. Klaagsters wens om weer behandeld te worden door haar vorige behandelaars was niet uitvoerbaar en na een jaar was de behandeling in G niet van de grond gekomen. Mede omdat alle andere opties afvielen, werd wederom gekozen voor een RM-traject. De psychiater die klaagster heeft beoordeeld voor de geneeskundige verklaring zag echter geen gevaarscriterium. Terwijl getracht werd de behandeling met klaagster af te ronden wegens het ontbreken van reële behandelopties, hebben verweerster en H alsnog gekozen voor (wederom) een second opinion, deze keer door het I. De conclusie van het I is overgelegd door verweerster. Om de uitvoering van dit advies, de verdere behandeling, met klaagster te bespreken hebben verweerster en H klaagster in het bijzijn van de patiëntenvertrouwenspersoon (PVP) op 29 juni 2017 thuis bezocht. Uiteindelijk heeft klaagster hen beiden uit haar huis gezet. Daarna is de behandeling feitelijk beëindigd.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster heeft verweerster een groot aantal verwijten gemaakt. Kort gezegd komen deze erop neer dat klaagster meent dat verweerster haar onvoldoende heeft gehoord, geholpen en zorg heeft verleend.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster wijst in een gedetailleerd en onderbouwd verweerschrift -zakelijk weergegeven- de klachten van de hand. 

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerster is in haar verweerschrift uitgebreid ingegaan op alle onderdelen van het klaagschrift. Gelet op het onderliggende behandeldossier, waarin verweerster en H steeds uitgebreid aantekeningen hebben gemaakt, en op het feit dat klaagster geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om in het mondeling vooronderzoek hier iets tegenover te stellen, ziet het college geen aanleiding om verweerster niet te volgen in haar verweer. Klaagster is het college bekend uit vele tientallen klachtzaken, waaruit telkens blijkt dat zij zich niet gehoord en geholpen voelt. Helaas voor haar draagt haar gedrag, voortkomend uit haar persoonlijkheid, eraan bij dat zij steeds weer moet worden begrensd en dat uiteindelijk een behandeling niet van de grond komt en/of wordt beëindigd. Inmiddels is een mentor benoemd voor klaagster die verdere klachten niet steunt. Alles overwegend is deze klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. J.P.C. Jaspers en

dr. Th.A.M. Deenen, leden-gz-psychologen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2018 door

mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.