ECLI:NL:TGZRZWO:2018:169 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 185/2018

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2018:169
Datum uitspraak: 26-10-2018
Datum publicatie: 26-10-2018
Zaaknummer(s): 185/2018
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verpleegkundige kennelijk ongegrond. Verweerster heeft conform afspraak met klager gecommuniceerd in de symboliek van vlaggen die deel uitmaken van het crisis signaleringsplan. Dat sprake is van onjuiste medicatieverstrekking is het college niet gebleken.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 26 oktober 2018 naar aanleiding van de op 27 juni 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , verblijvende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , verpleegkundige, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. J.S.M. Brouwer, DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift;

- het aanvullende klaagschrift;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de brief van klager binnengekomen op 21 augustus 2018;

- het proces-verbaal van het op 20 september 2018 telefonisch gehouden mondeling vooronderzoek met klager.

Verweerster is in de gelegenheid gesteld om op het verslag van het telefonische vooronderzoek te reageren. Zij heeft daar geen gebruik van gemaakt.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1954, is sinds 1977 bekend met psychische klachten. Verweerster is als verpleegkundig specialist GGz werkzaam bij D, waar klager verblijft, en betrokken bij klagers behandeling en begeleiding.

Sinds 2017 is geen sprake meer van dwangmedicatie en accepteert klager het

Haldoldepot. In februari 2018 is het depot verlaagd van 100 naar 75 mg per drie weken.

Op 15 juni 2018 heeft klager met verweerster gesproken. Verweerster maakte, voor zover thans van belang, navolgende aantekeningen in de decursus:

Gesprek met [voornaam klager, RTG]: Is ontspannen gestemd. Goede mimiek, open in contact. Gemeld dat is met hem wil spreken over een Rode vlag: het incident met VP op 12/6 met verbale agressie en dreigend fysiek agressie en over een Oranje vlag 8/6: het beschuldigen van een collega van diefstal zonder bewijs.

(…)

C/ agressie- incident met verbale en driegende fysieke agressie onder invloed van paranoïde psychose met auditieve en visuele hallucinaties aan het eind van een depot (gebruik 1/3 weken 75 mg. haldol)”

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij over ‘rode vlaggetjes’ heeft gesproken. Daardoor ontstaat voor klager het risico dat zijn Haldol dosering weer opgehoogd wordt. Volgens verweerster krijgt klager zonder anti-psychotica meer rode vlaggetjes, hetgeen niet kan kloppen.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij gelet op de zorgen die zij had om klager heeft gesproken over ‘gekleurde vlaggen’. De symboliek van vlaggen maakt deel uit van het Crisis Signaleringsplan bij D. Klager ging akkoord met het gebruik van de symboliek en vond het duidelijk. Klager heeft tijdens het gesprek het stoppen van medicatie voorgesteld. Dit onderwerp komt veelvuldig terug in de gesprekken met klager en toch wordt telkens weer consensus bereikt over de medicatie. Verweerster voert aan dat zij niet in strijd met de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg heeft gehandeld.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Uit het dossier blijkt dat klager al dertig jaar last heeft van auditieve hallucinaties en paranoïde waanideeën. Anders dan klager stelt is een diagnose gesteld, namelijk schizofrenie (schizofrene stoornis). In 2007 en 2008 is klager psychiatrisch onderzocht en er hebben herhaaldelijk gedwongen opnames plaatsgevonden die door de rechter zijn getoetst. In 2014 is er een second opinion geweest op verzoek van klager waarbij genoemde diagnose is bevestigd. Klager onderschrijft die diagnose niet. De angstaanvallen worden volgens hem veroorzaakt door de medicatie.

Sinds december 2015 was sprake van dwangmedicatie tot februari 2017. Daarna heeft klager de medicamenteuze behandeling geaccepteerd.

Klager had op 12 juni 2018 een zware dag en was verbaal agressief geworden naar zijn moeder. Dit incident is op 15 juni 2018 besproken tussen klager en verweerster.

Verweerster heeft conform afspraak met klager gecommuniceerd in de symboliek van vlaggen die deel uitmaken van het Crisis Signaleringsplan. Dat sprake is van onjuiste medicatieverstrekking is het college niet gebleken.

Verweerster heeft, naar het oordeel van het college, gehandeld binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gegeven in raadkamer door A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, E. van Egmond en

B.F.A. Goosselink, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.