ECLI:NL:TGZRZWO:2018:13 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 132/2017

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2018:13
Datum uitspraak: 12-01-2018
Datum publicatie: 12-01-2018
Zaaknummer(s): 132/2017
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   bedrijfsarts dient  voordat hij werkgever een probleemanalyse stuurt de inhoud daarvan met de werknemer te bespreken. klacht: deels gegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 12 januari 2018 naar aanleiding van de op 4 april 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam ingekomen en aan het regionaal Tuchtcollege te Zwolle doorgezonden klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , bedrijfsarts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. W.S. Oostveen-Kouwenhoven, advocaat te Amsterdam,

v e r w e e r d e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          het verweerschrift met de bijlagen;

-          de brief van klager van 25 augustus 2017 met de bijlage (een geluidsfragment);

-          het proces-verbaal van het op 12 september 2017 gehouden mondeling vooronderzoek;

-          de brief van klager binnengekomen op 14 november 2017;

-          de brief van verweerder binnengekomen op 22 november 2017 met de bijlagen.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 5 december 2017, alwaar zijn verschenen

klager en verweerder in persoon, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

2.1    

Klager geboren in 1971, werkte destijds 36 uur per week als auditor bij een bank. Verweerder is als bedrijfsarts werkzaam bij de Arbodienst ‘E’ die de verzuimbegeleiding van de medewerkers van de betreffende bank verzorgt.

Klager is op 6 april 2016 uitgevallen voor zijn werk vanwege medische klachten. Op

25 april 2016 bezocht klager de eerste keer het spreekuur van verweerder. Op verzoek van klager spraken klager en verweerder in het Engels en vond ook de e-mailcorrespondentie tussen hen in het Engels plaats. Het medisch dossier hield verweerder in het Nederlands bij.

2.2    

Verweerder noteerde met betrekking tot het spreekuurcontact van 25 april 2016:

“In afstemming met bovenstaande medewerker kan ik u het volgende berichten:

Stand van zaken:

De medewerker werkt vanuit huis zo goed als dat gaat enkele uren per dag.

De medewerker ondergaat de komende tijd de nodige medische onderzoeken. Het resultaat van het onderzoek moeten we afwachten.

Advies:

Op dit moment werkt de medewerker enkele uren per dag vanuit huis.

Prognose:

Op dit moment is de prognose nog niet aan te geven. Deze zal de komende tijd helder worden.

De volgende afspraak staat gepland op 18-5-2016 om 11:30 uur”

2.3    

Verweerder stelde na het spreekuur op 18 mei 2016 de probleemanalyse op en berichtte klager en de werkgever als volgt:

“In afstemming met bovenstaande medewerker kan ik u als volgt berichten:

[…]

Beperkingen, Advies en Prognose:

Bij uw medewerker is sprake van een dreigend langdurig verzuim.

Deze probleemanalyse heb ik opgesteld om u en uw medewerker inzicht te geven in de mogelijkheden en de (tijdelijke) beperkingen van uw medewerker. Vervolgens dient u in gesprek met uw medewerker invulling geven aan het plan van aanpak voor re-integratie van uw medewerker.

Regelmatig zal ik mijn adviezen aan u en uw medewerker evalueren en op basis van deze evaluatie adviseren t.a.v. het vervolg.

Er zijn duidelijke medische klachten en daaruit voortkomende (tijdelijke) beperkingen ten opzichte van het normale functioneren van uw medewerker.

De kenmerkende fysieke belasting in de functie bestaat uit zittende, bureau gebonden werkzaamheden waarbij de medewerker gebruik maakt van een computer muis en toetsenbord voor de analyse van gegevens.

De medische klachten worden adequaat behandeld. Bij een normaal verloop van het herstelproces mag verwacht worden dat de gezondheid van uw medewerker zich binnen 6 weken tot 3 maanden weer volledig hersteld.

De medewerker is onderwerp van medisch onderzoek en moet een keuze maken ten aanzien van een medische ingreep.

De (tijdelijke) beperkingen waarmee rekening gehouden moet worden bij werkhervatting zijn gelegen in het gebied van het verminderd werkvermogen.

Ten aanzien van het werkvermogen is de belastbaarheid van uw medewerker verminderd hetgeen zich m.n. uit in een verminderde duurbelasting en/of verminderde piekbelasting/verminderde inzetbaarheid op wisselende tijdstippen (inzetbaarheid in ploegendiensten).

Het hebben van medische klachten en het volgen van een medische behandeling sluit werkhervatting niet uit.

Met inachtneming van de beschreven beperkingen adviseer ik om de re-integratie als volgt vorm te geven:

Hervatten van de werkzaamheden voor 5 dagen per week voor 3 uur per dag.

In onderling overleg tussen u en uw medewerker kunnen bovenstaande adviezen worden vertaald naar een concreet plan van aanpak voor de re-integratie van uw medewerker.

Voor vragen of nadere afstemming van dit re-integratie advies ben ik tel bereik op (telefoonnummer verweerder, RTC Zwolle) of beschikbaar tijdens komend SMT.”

2.4    

Diezelfde dag nog, 18 mei 2016, liet klager verweerder via e-mail weten dat hij verbaasd was dat verweerder de probleemanalyse naar de leidinggevende van klager had gestuurd zonder deze eerst met hem (klager) te bespreken. Verweerder heeft klager daarop de volgende dag het volgende geantwoord per e-mail:

“The probleemanalyse is a resume of our talks yesterday.

Working days of 9 hours is too much at this moment in my opinion.

Therefore I advice a lower impact scheme”

2.5    

Vervolgens verzocht klager verweerder om een kopie van het volledige medisch dossier van verweerder betreffende klager. De teammanager van het service center van ‘E’ heeft klager op 31 mei 2016 bericht dat hij het dossier op 3 juni 2016 kon ophalen bij ‘E’.

2.6    

Op 27 juni 2016 bezocht klager weer het spreekuur van verweerder. Tijdens dit spreekuur vertelde klager verweerder dat verweerder een andere terugkoppeling had gegeven ten aanzien van een eventuele werkhervatting dan klager van verweerder had begrepen. Klager had namelijk begrepen dat hij pas na de injectie zijn werkzaamheden zou gaan hervatten. Verweerder heeft desgevraagd tegen klager gezegd dat de zin: “In afstemming met bovenstaande medewerker kan ik u als volgt berichten:” daar standaard stond en onjuist was.

Met een e-mail van dezelfde dag heeft verweerder de leidinggevende en klager het volgende bericht:

“Beste A en F,

De probleemanalyse heb ik opgesteld zonder medeweten van A

Om die reden heb ik de zin over afstemming met A gewijzigd in zonder afstemming met A.

Ook heb ik A hiervoor mijn excuses aangeboden.”

Tijdens het spreekuur van die dag, 27 juni 2016, hebben klager en verweerder ook gesproken over het geven van een machtiging voor het opvragen van medische informatie bij de huisarts van klager. Op verzoek van klager nam verweerder de volgende zin in de machtiging op:

”Ondergetekende (naam patiënt/werknemer) A.

Verklaart toestemming te verlenen voor het verstrekken van de gevraagde gegevens op schrift.”

2.7    

Op 11 juli 2016 vroeg klager per e-mail aan verweerder of hij de machtiging wel aan de huisarts van klager had gestuurd omdat hij van zijn huisarts had gehoord dat hij die niet had ontvangen. Daarop heeft de assistente van verweerder telefonisch contact opgenomen met de assistente van de huisarts. Naar aanleiding van dit contact stuurde verweerder klager de volgende e-mail:

“Goedemorgen A,

Ter informatie.

Gisteren heeft mijn assistente contact met de assistente van jouw huisarts gehad. Hieronder het verslag.

Telefonisch contact opgenomen met het gezondheidscentrum om te vragen [of] de machtiging is aangekomen.

Volgens assistente hebben zij niks binnen gehad. Wel had cliënt een kopie mee tijdens spreekuur.

Huisarts heeft volgens aantekeningen een brief opgesteld met medische info of moet deze nog opstellen om naar ons te verzenden. Assistente kon uit aantekening niet zo goed uitmaken wat het nou was.

Huisarts is tot en met 1 aug. op vakantie. Voor de zekerheid nogmaals verzoek om informatie opgestuurd.

Kind regards/met vriendelijke groet,

C”

2.8    

Op 7 augustus 2016 heeft klager zijn werkzaamheden volledig hervat. Op 12 augustus 2016 heeft verweerder de medische informatie van de huisarts van klager ontvangen. Op 24 december 2016 heeft klager verweerder een kopie van zijn complete medisch dossier gevraagd met alles daarin.

Op 19 januari 2017 heeft klager het dossier opgehaald. Het dossier bevatte echter niet de informatie betreffende de communicatie van verweerder met de huisarts. De arbodienst heeft deze informatie de volgende dag naar klager opgestuurd. Als verklaring voor de ontbrekende stukken berichtte de teammanager van verweerder aan klager:

“There is no explanation for the fact that the documents I sent registered to your home-adress last Monday, were not in the envelop on januari 19th “

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven-

1.    dat hij de probleemanalyse - in vervolg op het tweede consult -zonder klagers medeweten heeft opgesteld;

2.    ten onrechte in de probleemanalyse heeft vermeld dat hij deze met klager heeft afgestemd;

3.    dat hij heeft geprobeerd klager te misleiden toen klager hem vroeg waarom hij de probleemanalyse niet met klager had besproken;

4.    telefonisch contact heeft opgenomen met de huisartsenpraktijk zonder dat klager daarvan wist en ondanks klagers expliciete verzoek dat niet te doen;

5.    het recht van klager op inzage heeft geschonden door delen van het medisch dossier te verbergen.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder erkent dat de probleemanalyse en het advies dat klager gedurende vijf dagen per week gedurende drie uur het werk zou kunnen hervatten niet expliciet met klager is besproken. Verweerder stelt evenwel dat dit geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert nu klager daarvoor ook al enkele uren werkzaamheden vanuit huis verrichtte en eigenlijk beoogd was daarin geen wijziging aan te brengen. 'Hervatten' moet niet, zo heeft verweerder ter zitting toegelicht, als hervatten op de werkplek (dus op het adres van werkgever) begrepen worden. Van misleiding is geen sprake geweest. De probleemanalyse was wel gebaseerd op hetgeen klager en verweerder hebben besproken tijdens het tweede consult.

Van telefonisch contact met de huisarts van klager is geen sprake geweest, enkel naar aanleiding van de e-mail van klager dat zijn huisarts nog geen verzoek om informatie had ontvangen, heeft de secretaresse met de assistente van de huisarts gebeld om te checken of de adressering van de door verweerder gezonden brief met verzoek om informatie wel juist was. Van schending van het recht op inzage is geen sprake geweest, zodat ook deze klachtonderdelen ongegrond dienen te worden verklaard.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college zal de eerste drie klachtonderdelen gelet op hun nauwe samenhang gezamenlijk behandelen. Verweerder heeft erkend dat hij tijdens het tweede consult met klager niet heeft gesproken over de inzet van werknemer in (passende) arbeid, niet over de omvang, noch over de aard van de daarbij in aanmerking te nemen beperkingen/mogelijkheden.

Ingevolge het bepaalde in de Leidraad Bedrijfsarts en Privacy van de NVAB dient een bedrijfsarts, alvorens hij zijn probleemanalyse opstelt en aan werkgever stuurt, met werknemer te bespreken welke informatie hij voornemens is daarin op te nemen.

Nu verweerder ten onrechte in de probleemanalyse heeft vermeld dat deze tot stand is gekomen ‘in samenspraak met werknemer’ en, voor zover hier van belang de vermelde werkhervatting op vijf dagen gedurende drie uur niet met klager is besproken, heeft verweerder in strijd met bedoelde leidraad gehandeld. Dat, zoals door en namens verweerder ter zitting is betoogd, klager feitelijk vanuit huis al ongeveer twee tot drie uur  per dag werkte en verweerder met het advies het werk te hervatten op vijf dagen per week gedurende drie uur bedoelde de bestaande situatie te continueren, blijkt hieruit niet. Klager en (wellicht ook) diens werkgever hebben het advies evident anders kunnen begrijpen. Als verweerder beoogde de bestaande situatie te continueren had verweerder dat, en ook dan pas na dit met klager te hebben besproken, moeten adviseren . De eerste twee klachtonderdelen zijn gegrond. Dat verweerder klager vervolgens heeft willen misleiden toen klager verweerder er op aansprak dat de probleemanalyse niet vooraf was besproken, is niet komen vast te staan. Dat klachtonderdeel is ongegrond.

5.3

Ter zake van de klachtonderdelen 4 en 5 wordt als volgt overwogen.

De secretaresse van verweerder heeft, naar aanleiding van een e-mail van klager dat de huisarts nog geen verzoek om informatie van verweerder zou hebben ontvangen, gebeld met de assistente van de huisarts. Dat is in een dergelijke situatie gebruikelijk en geenszins in strijd met het verzoek dat klager aan de bedrijfsarts had gedaan om alleen schriftelijk bij de huisarts informatie op te vragen. Op geen enkele wijze is gebleken dat tussen de secretaresse van verweerder en de assistente van de huisarts medische informatie is gewisseld.

Van schending van het recht op inzage is evenmin sprake. Weliswaar was het dossier aanvankelijk niet compleet, maar dat er sprake is van bewust achterhouden van informatie of stukken is geenszins gebleken.

Deze klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

5.4

Nu de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond zijn acht het college, gelet op het karakter van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, een waarschuwing passend.

6.    DE BESLISSING

Het college waarschuwt verweerder.

Aldus gedaan door mr. E.W. de Groot, voorzitter, E. H. The–van Leeuwen,

C.A.W.M. Hertog, leden-arts, in tegenwoordigheid van mr. M. Keukenmeester, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2018 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                  

  voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.