ECLI:NL:TGZRSGR:2018:96 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-004

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:96
Datum uitspraak: 03-07-2018
Datum publicatie: 03-07-2018
Zaaknummer(s): 2018-004
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De aan verweerster verweten gedragingen ten tijde van het separeren van klager, komen niet vast te staan. Niet kan worden vastgesteld dat de verpleegkundige zich vijandig, denigrerend of kwetsend heeft gedragen. Klacht afgewezen.

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, verpleegkundige,

werkzaam te B,

verweerster,

gemachtigde: mr. W.R. Kastelein, werkzaam te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 10 januari 2018;

- het verweerschrift met bijlagen, waaronder het verpleegkundig dossier;

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek op 13 maart 2018.

1.2 Het College heeft de klacht op 22 mei 2018 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

2.1 Klager, geboren in 1958, is op 12 september 2012 vrijwillig en op eigen verzoek opgenomen op D van E, locatie F te B (hierna te noemen: E).

2.2 Bij beschikking van de rechtbank Utrecht van 20 september 2012 is een voorlopige

machtiging tot het doen voortduren van het verblijf van klager in E verleend tot en met 20 maart 2013.

2.3 Op 19 oktober 2012 is klager bij een controle door verweerster gesepareerd. Het medisch dossier vermeldt daarover:

“19-10-2012 – G, [.] (verpleegkundige II)

PT sliep bij controle. Werd rond 4.00 uur wakker. Probeerde met vpk in gesprek te gaan over behandeling, wonen, zaken enz. Dit niet toegestaan omdat patient hier

gespannen van raak. Ondanks sturing raakte patient toch erg gespannen maar dat bleef bij wat mopperen op de gang. Uiteindelijk kon patient zijn woede niet meer inhouden. Pt deed dreigemeten dat hij de kranten wel weer gaat halen. Vervoglens gooide pt zijn electrische sigaret heel hard richting het hoofd van vpk gevolgd door vernieling van afdelingsinventaris en wat spullen van patient zelf. Schreeuwde daarna zelf om separeer. Dit gedaan. Pt trapte onderweg nog hier en daar tegenaan. Pt roept te laten zien dat hij niet van D weg kan. Anw. op de hoogte gesteld. Art 40 moet nog uitgereikt worden.”

2.5 Na een gesprek met de psychiater is klager vervolgens diezelfde dag gedesepareerd.

3. De klacht

Klager verwijt verweerster, na intrekking tijdens het mondelinge vooronderzoek van één klachtonderdeel:

1. dat zij jegens klager een vijandige, denigrerende en kwetsende bejegening hanteert, namelijk dat verweerster klager heeft gepest, waardoor hij zonder iets te hebben gedaan een dag in de separeer moest doorbrengen. Verweerster heeft klager daarna bespot en uitgelachten en de door klager kapot getrapte sigarendoos midden in zijn kamer neergelegd;

2. dat verweerster klager, toen deze een jaar later een bezoek op de D bracht, op vijandige harde toon heeft toegeroepen: “Oh daar hebben we hem weer”.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Verweerster heeft de door klager geschetste gang van zaken op 19 oktober 2012 gemotiveerd betwist, onder verwijzing naar hetgeen bij die datum is vermeld in het verpleegkundig dossier. Daarin staat dat verweerder in de nacht van 19 oktober 2012 is gesepareerd bij een controle door verweerster. Verweerster stelt dat klager, na het uiten van dreigementen, het gooien van een elektrische sigaret, het vernielen van afdelingsinventaris en van klagers eigen spullen, zelf in de separeer wilde. Het verweer komt overeen met de weergave van de gebeurtenissen in het dossier. Het College kan niet vaststellen dat er op 19 oktober 2012 iets anders is gezegd of gedaan dat in het dossier staat vermeld. De aan verweerster verweten gedragingen zijn dus niet komen vast te staan. Daarom kan verweerster op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Ook overigens kan niet worden vastgesteld dat verweerster zich vijandig, denigrerend of kwetsend heeft gedragen. Om deze redenen is klachtonderdeel 1 ongegrond. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerster, maar op de omstandigheid dat onvoldoende aannemelijk is dat wat in het verpleegkundig dossier staat vermeld een onjuiste weergave is van het verloop van het de gebeurtenissen op 19 oktober 2012.

5.2 Het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op een door klager gestelde uitlating van verweerster bij een later bezoek van klager aan de D van E. Klaagster heeft deze gebeurtenis en uitlating betwist, bij gebrek aan herinnering hieraan en onder verwijzing naar haar beroepshouding. Volgens haar gedraagt zij zich respectvol en professioneel jegens cliënten en heeft zij zich tegenover klager niet anders gedragen dan andere verpleegkundigen op de afdeling. Gelet op deze betwisting en toelichting en de intussen verstreken tijd kan niet worden vastgesteld wat verweerster precies heeft gezegd. Het College kan evenmin vaststellen op welke toon verweerster destijds heeft gesproken. Daarom kan verweerster daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Om deze redenen is klachtonderdeel 2 ongegrond.

5.3 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven op 3 juli 2018 door mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, I.M. Bonte en

K.C. Timm-van Ruitenburg MANP, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. R.C. Kruit, secretaris.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.