ECLI:NL:TGZRSGR:2018:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-025b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:93
Datum uitspraak: 26-06-2018
Datum publicatie: 26-06-2018
Zaaknummer(s): 2018-025b
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Ongegronde klacht tegen een huisarts. Niet is gebleken dat de huisarts niet op huisvisite wilde komen om een gezondheidsverklaring te ondertekenen, terwijl de huisarts de weinig mobiele situatie van klaagster kende. Ook is niet gebleken van enige noodzaak of urgentie waardoor de huisarts een huisbezoek aan klaagster diende af te leggen. Klacht afgewezen.  

Datum uitspraak: 26 juni 2018      

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, huisarts,

werkzaam te B,

verweerster.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 6 februari 2018;

- het verweerschrift met bijlage;

- aanvullende medische informatie, ontvangen d.d. 14 mei 2018;

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 15 mei 2018. De partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht, klaagster mede aan de hand van een schriftelijke reactie die is overgelegd.

1.4       De klacht is behandeld tezamen met de andere, met de klacht samenhangende, klacht zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, die bekend is onder het dossiernummer: 2018-025a.

2.           De feiten

2.1              Klaagster, geboren in 1955, heeft op 25 december 2017 een zweepslag

aan haar linker kuit opgelopen.

2.2              Op 18 januari 2018 heeft klaagster contact opgenomen met D, alwaar verweerster

parttime als huisarts (hidha) werkzaam was, om een afspraak te maken in verband met de ondertekening van de gezondheidsverklaring (voorheen: eigen verklaring) voor het E. Klaagster vroeg om een visite hiervoor en was ontstemd toen de assistente dat weigerde. Klaagster is toen naar het spreekuur gekomen.

2.3              Tijdens het consult op 18 januari 2018 heeft verweerster de gezondheidsverklaring

aangevuld en ondertekend. Voorts heeft verweerster gekeken naar de pijnlijke linkerknie van klaagster en haar pijnlijke borsten.

3.     De klacht

Klaagster verwijt verweerster zakelijk weergegeven, dat verweerster niet op huisbezoek is geweest bij klaagster.

4.        Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       Klaagster beklaagt zich over het feit dat verweerster niet op huisvisite wilde komen om de gezondheidsverklaring van het E te ondertekenen, terwijl verweerster de (weinig mobiele) situatie waarin klaagster verkeerde, kende.

Het College overweegt dat niet is gebleken dat er sprake was van enige noodzaak of urgentie waardoor verweerster een huisbezoek bij klaagster diende af te leggen. Dit is te meer duidelijk geworden, nu klaagster met aanvullend openbaar vervoer nog dezelfde dag in staat is gebleken zelf naar de praktijk te kunnen komen.

5.2       De conclusie is dat verweerster reeds hierom met betrekking tot de klacht geen verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6.        De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.F. Tan- de Sonnaville, voorzitter, mr. E.M. Deen, lid-jurist, dr. B. van Ek, dr. I. Dawson en dr. E.A. Dubois, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. M. Braspenning-Groeneveld, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2018.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.