ECLI:NL:TGZRSGR:2018:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-268
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2018:72 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-05-2018 |
Datum publicatie: | 15-05-2018 |
Zaaknummer(s): | 2017-268 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Het rapport van de verzekeringsarts over een beoordeling van de medische stukken in de bezwaarschriftprocedure voldoet aan de gestelde criteria. De verzekeringsarts had na het verzoek van klager wel beter zijn BIG-registratienummer kunnen geven in plaats van naar het internet te verwijzen, maar dit levert geen tuchtrechtelijk verwijt op. Klacht afgewezen. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen:
C , arts,
werkzaam te D ,
verweerder,
gemachtigde drs. A.B. Schippers-Juergens, werkzaam te Amsterdam.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 10 november 2017;
- het verweerschrift, met bijlagen;
- de aanvulling op het verweerschrift;
- de repliek van klager;
- de dupliek van verweerder;
- de op 12 februari 2018 ontvangen brief van klager.
1.2 Het College heeft de klacht op 3 april 2018 in raadkamer behandeld.
2. De feiten
2.1 Klager is rolstoelgebonden in verband met een dwarslaesie. Daarnaast is hij bekend
met artrose. Aan klager is door het UWV een bruikleenauto toegekend, voorzien van handbediening.
2.2 Klager heeft bij het UWV een aanvraag gedaan voor een ander type bruikleenauto,
waarbij het mogelijk is een adaptive cruise control (ACC) systeem te installeren.
2.3 Omdat deze aanvraag niet werd gehonoreerd heeft klager bezwaar aangetekend tegen
de beslissing van het UWV. In het kader van de behandeling van zijn bezwaar is verweerder verzocht de medische aspecten van de aanvraag te beoordelen.
2.4 In het kader van deze beoordeling heeft verweerder kennis genomen van de
voorhanden zijnde medische informatie en telefonisch contact opgenomen met klager. Ook is informatie opgevraagd bij de orthopeed en de revalidatiearts.
2.5 Op 4 oktober 2017 heeft verweerder een advies uitgebracht aan het UWV.
2.6 Naar aanleiding van de in het kader van deze tuchtprocedure door klager overgelegde
stukken heeft verweerder aanvullende informatie opgevraagd en op 3 januari 2018 een nieuw advies aan het UWV uitgebracht. Daarin concludeert hij, in lijn met zijn eerdere advies, dat er geen medische noodzaak is voor plaatsing van een ACC-systeem.
3. De klacht
Klager verwijt verweerder dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de totstandkoming van zijn advies door:
- hem niet persoonlijk te onderzoeken;
- onvoldoende aanvullende medische informatie bij zijn behandelaars op te vragen;
- de voorhanden zijnde informatie te negeren.
Daarnaast verwijt klager verweerder dat hij heeft geweigerd zijn BIG-registratie te overleggen.
In zijn repliek heeft klager aan zijn eerste klacht nog toegevoegd dat verweerder in zijn beoordeling onjuiste gegevens over de gebruiksmogelijkheden van een ACC-systeem binnen de bebouwde kom heeft gebruikt, eraan voorbij heeft gezien dat artrosebehandeling op pijnbestrijding en niet op genezing is gericht en de handbelasting zonder gebruik van het ACC-systeem onjuist heeft ingeschat.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1 Volgens vaste lijn hanteert het tuchtcollege de volgende, aan het Centraal Tuchtcollege ontleende, criteria bij de beoordeling van een rapportage als door verweerder uitgebracht:
1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de
voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke
gronden de conclusies van het rapport steunen;
4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de ge-
bruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Hiervan uitgaande oordeelt het college als volgt.
5.2 Aan het eerste criterium is voldaan, in het advies worden de primaire beslissing en de in het dossier aanwezige stukken, alsmede de gevoerde correspondentie, benoemd. Ook aan het tweede criterium is voldaan. Daartoe overweegt het college dat het rapport is uitgebracht in het kader van een herbeoordeling op bezwaar. Een persoonlijk onderzoek is dan niet steeds geïndiceerd. De door verweerder gegeven toelichting, namelijk dat hij na overleg met de handtherapeut van klager van mening was dat het niet ging om CMC I-problematiek, acht het college een afdoende reden om in dit geval persoonlijk onderzoek achterwege te laten.
5.3 Ook aan het derde en vierde criterium is voldaan. Verweerder geeft in zijn rapport een logisch navolgbare onderbouwing van zijn conclusie. Dat verweerder voorhanden zijnde gegevens heeft genegeerd, is niet door het college vastgesteld. De conclusie van verweerder wordt voorafgegaan door een overzicht van de geraadpleegde bronnen en de van derden verkregen informatie. Van belang in dit verband is dat verweerder heeft verklaard pas in het kader van deze tuchtprocedure ermee bekend te zijn geworden dat klager naast de door hem geraadpleegde personen ook contact had met twee andere behandelaars. Verweerder heeft vervolgens ook met die behandelaars contact opgenomen om na te gaan of zijn advies aanpassing behoefde. Het college ziet in deze gang van zaken geen tuchtrechtelijke verwijtbaarheid.
5.4 Tot slot concludeert het college dat een verzekeringsarts bevoegd is om in bezwaarzaken in het kader van arbeidsongeschiktheidswetten te adviseren, zodat ook aan het vijfde criterium is voldaan.
5.5 De bij repliek geformuleerde klacht dat verweerder zou hebben gesteld dat een ACC-systeem binnen de bebouwde kom niet gebruikt kan worden, is in die zin onjuist dat verweerder heeft geschreven dat het systeem niet gericht is op stadsverkeer. Verweerder heeft in zijn dupliek gemotiveerd aangegeven op welke grond hij tot deze conclusie is gekomen. Dit geldt ook voor zijn inschatting van de handbelasting zonder gebruik van het systeem. Het is niet de taak van de tuchtrechter om te komen tot een integrale heroverweging van het door verweerder gegeven advies. Beoordeeld dient te worden of verweerder binnen de grenzen van een redelijke en bekwame beroepsuitoefening tot zijn advies heeft kunnen komen. Dat is naar de mening van het college het geval.
5.6 De klacht dat verweerder eraan voorbij is gegaan dat de behandeling van artrose voornamelijk gericht is op pijnbestrijding is door klager onvoldoende geconcretiseerd. Het dossier bevat geen aanwijzingen die deze conclusie van klager ondersteunen.
5.7 Uit het voorgaande volgt dat het eerste klachtonderdeel ongegrond zal worden verklaard.
5.8 Ter zake het tweede klachtonderdeel stelt het college vast dat klager verweerder naar zijn BIG-registratie heeft gevraagd, waarna verweerder hem heeft geadviseerd dit via internet op te zoeken. Verweerder had naar het oordeel van het college beter niet zo moeten reageren, maar had er beter aan gedaan zelf de gevraagde informatie op te zoeken en aan klager mee te delen. Het college acht de ernst van dit tekortschieten echter te gering om het handelen van verweerder als klachtwaardig te bestempelen. Ook het tweede klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.
5.9 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven op 15 mei 2018 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, mr. C.H. van Breevoort - de Bruin, lid-jurist, dr. B. van Ek, J.G.M. van Eekelen en T.A. Wouters, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. J.W. Rouwendal, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.