ECLI:NL:TGZRSGR:2018:71 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-238
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2018:71 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-05-2018 |
Datum publicatie: | 15-05-2018 |
Zaaknummer(s): | 2017-238 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een arts. Niet vast komen te staan dat de arts zonder gegronde reden klager gedwongen medicatie heeft toegediend. Handelen van de arts in overeenstemming met reeds eerder vastgesteld beleid. Klacht afgewezen. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen:
C , arts,
voorheen werkzaam te D ,
verweerster,
gemachtigde mr. drs. P.A.C. de Zeeuw, werkzaam te Amsterdam.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 9 oktober 2017;
- het verweerschrift;
- de brief van de voormalig werkgever van verweerster, ontvangen 28 december 2017;
- de brief van klager, ontvangen 30 januari 2018.
1.2 Het College heeft de klacht op 3 april 2018 in raadkamer behandeld.
2. De feiten
2.1 Verweerster is werkzaam geweest in het E gedurende een periode dat klager daar was
opgenomen. Verweerster was gewoonlijk werkzaam op een andere afdeling dan de afdeling waar klager verbleef.
2.2 Op 2 september 2017 (een zaterdag) is verweerster gevraagd naar de afdeling waar
klager verbleef te komen in verband met een acute situatie rond klager. Verweerster heeft na kennisname van die situatie geconcludeerd dat escalatie dreigde en besloten klager noodmedicatie toe te dienen. Deze noodmedicatie is op gedwongen basis toegediend.
3. De klacht
Klager verwijt verweerster dat zij zonder gegronde reden hem gedwongen medicatie heeft toegediend.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1 De beoordeling van de klacht komt in de kern neer op de vraag of verweerster binnen de grenzen van een redelijke beroepsuitoefening heeft kunnen besluiten over te gaan tot (gedwongen) toediening van noodmedicatie. Klager stelt zich op het standpunt dat verweerster, omdat hij geen wederspannig gedrag had laten zien, geen opdracht tot noodmedicatie had mogen verstrekken.
5.2 Het college stelt vast dat uit het medisch dossier, voor zover dat is overgelegd, blijkt dat sprake was van een escalerende situatie waarin volgens eerder geformuleerd beleid nu klager het vrijwillig innemen van medicatie kennelijk weigerde toediening van noodmedicatie geïndiceerd was. Ook blijkt daaruit dat door verweerster is gehandeld in overeenstemming met reeds eerder vastgesteld beleid. Verder heeft verweerster verklaard voorafgaand overleg te hebben gehad met de superviserend psychiater.
5.3 Op basis van het voorgaande concludeert het college dat geen sprake is van feiten of omstandigheden op grond waarvan de handelwijze van verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar kan worden geacht.
5.4 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven op 15 mei 2018 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, mr. C.H. van Breevoort - de Bruin, lid-jurist, dr. B. van Ek, J.G.M. van Eekelen en T.A. Wouters, leden-beroepsgenoten, en bijgestaan door mr. J.W. Rouwendal, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.