ECLI:NL:TGZRSGR:2018:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-286
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2018:69 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-05-2018 |
Datum publicatie: | 15-05-2018 |
Zaaknummer(s): | 2017-286 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een arts. Geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de arts (werkzaam bij de GGD) een onafhankelijk advies in het kader van bijzondere bijstand in verband met medische kosten heeft uitgebracht. Het College kan de door de arts getrokken conclusie volgen, de arts heeft zich gebaseerd op de door de huisarts verstrekte medische informatie. Dat de zinsnede dat de informatie van de huisarts niet is ontvangen abusievelijk in het advies is blijven staan is ongelukkig, maar niet meer dan dat. Klacht afgewezen. |
Datum uitspraak: 15 mei 2018
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
wonende te B,
tegen:
C, arts,
werkzaam te B,
verweerder.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 11 december 2017
- het verweerschrift met bijlagen
- een aanvullend stuk van verweerder ontvangen op 2 maart 2018
1.2 Het College heeft in raadkamer de behandeling van de klacht verwezen naar een terechtzitting. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 3 april 2018. De partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
2. De feiten
2.1 Klager heeft op grond van de Participatiewet aan het college van burgemeester en wethouders van B (hierna: “het college”) om toekenning van bijzondere bijstand gevraagd. Reden daarvoor is, aldus klager, dat hij een chronische longaandoening heeft, waarvoor hij medicatie gebruikt en een eiwit- en energierijk dieet moet volgen. Over de periode mei 2016-mei 2017 heeft het college klager, overeenkomstig een advies van de GGD B, € 600 aan bijzondere bijstand toegekend. Het college heeft de aanvraag voor bijzondere bijstand van klager opnieuw toegekend voor een bedrag van € 600. Klager heeft tegen de hoogte van de toegekende bijzondere bijstand bezwaar gemaakt. Ter voorbereiding op de beslissing op bezwaar heeft het college de aanvraag van klager aan de GGD voorgelegd en daarbij de vraag gesteld of “een dieet medisch is geïndiceerd” en zo ja, “wat zijn de meerkosten”.
2.2 Verweerder is arts bij de GGD B. Verweerder heeft klager op 6 juni 2017 op zijn spreekuur ontvangen. Na afloop van het spreekuur heeft verweerder aan klager gezegd dat hij van oordeel was dat er geen medische indicatie voor dieetkosten was. Wel, zo heeft verweerder aangegeven, zou hij zekerheidshalve nog informatie bij de huisarts opvragen. De huisarts heeft aanvankelijk niet op dit verzoek gereageerd, maar heeft dat na een rappel wel gedaan. Op 3 augustus 2017 heeft verweerder advies uitgebracht. In dat advies heeft verweerder gesteld dat er naar zijn oordeel geen medische indicatie voor dieetkosten bestaat.
3. De klacht
Klager verwijt verweerder zakelijk weergegeven dat verweerder geen onafhankelijk advies heeft uitgebracht, dat hij niet vooraf op de hoogte is gesteld van de inhoud van het advies, verweerder ten onrechte verwijst naar informatie van de huisarts omdat in het advies staat de huisarts geen informatie heeft verstrekt en dat verweerder ten onrechte heeft geadviseerd dat hij als gevolg van zijn dieet geen meerkosten maakt.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Verweerder is werkzaam als arts bij de GGD, die tot taak heeft adviezen uit te brengen over, onder meer, aanvragen voor bijzondere bijstand in verband met medische kosten. Klager heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die zijn stelling dat verweerder geen onafhankelijk advies heeft uitgebracht zouden kunnen ondersteunen. Verweerder heeft toegelicht dat hij klager al aan het eind van het spreekuur heeft gezegd dat hij negatief zou adviseren, maar dat hij nog informatie bij de huisarts zou inwinnen. Voordat verweerder zijn advies uitbracht heeft hij nog een poging gedaan klager te informeren, maar bij gebreke van een telefoonnummer in het dossier is dat niet gebeurd. Gelet op deze toelichting ziet het college in zoverre geen aanleiding voor een tuchtrechtelijk verwijt.
5.2 Verweerder heeft toegelicht dat aanvankelijk een reactie van de huisarts uitbleef, zodat hij in zijn advies had opgenomen dat de huisarts geen informatie had verstrekt. Voor de afronding van het advies ontving hij toch de reactie van de huisarts en hij heeft dus zijn advies met inachtneming van de van de huisarts ontvangen informatie afgerond. De zinsnede waarbij wordt gewezen op het, ondanks rappel, niet ontvangen van informatie van de huisarts is abusievelijk in het uiteindelijke advies blijven staan. Dat is ongelukkig, maar ook niet meer dan dat.
5.3 Verweerder heeft zijn oordeel dat er geen medische noodzaak is voor vergoeding van de dieetkosten aan de hand van de toepasselijke regels gevormd. Verweerder heeft aangegeven dat voor de longaandoening van klager een dieet medisch is geïndiceerd, maar dat klager zijn dieet kan samenstellen met de gebruikelijke voeding en voldoende mogelijkheden heeft in keuze en variatie. Verweerder wijst er daarbij op dat er sprake zal zijn van verbetering van de medische klachten van klager zolang hij zijn medicatie blijft gebruiken en de hem geadviseerde leefregels volgt. Verweerder heeft zijn oordeel gebaseerd op de hem door de huisarts verstrekte medische informatie. Het college kan de door verweerder getrokken conclusie volgen. Klager heeft nog gewezen op richtlijnen van het NIBUD en de belastingdienst waaruit zou volgen dat in het geval van klager een medische indicatie voor meerkosten van het door hem te volgen dieet bestaat. Het college is van oordeel dat, wat er van die richtlijnen ook zij, deze niet tot een andere oordeel kunnen leiden, reeds omdat deze richtlijnen zien op de meerkosten van een dieet bij COPD, terwijl klager lijdt aan chronische astma.
5.4 Klager wijst er tenslotte nog op dat anders dan in het advies van verweerder staat hij in een appartement zonder lift woont. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij dit zo van klager heeft begrepen, maar als dat niet het geval is deze vermelding onjuist is. Reeds omdat verweerder dit aspect niet bij zijn advisering heeft betrokken, kan er geen sprake zijn van een tuchtrechtelijk verwijt.
5.4 Dat leidt tot de slotsom dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.J. Daalder, voorzitter, mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, lid-jurist, dr. B. van Ek, J.G.M. van Eekelen en T.A. Wouters, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. J.W. Rouwendal, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2018.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij
niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de
volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.