ECLI:NL:TGZRSGR:2018:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-240
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2018:64 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-05-2018 |
Datum publicatie: | 08-05-2018 |
Zaaknummer(s): | 2017-240 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde tegen een plastisch chirurg. Niet gebleken dat de operaties onzorgvuldig zijn uitgevoerd. Door de tweede operatie tot verdere vergroting is een meer symmetrisch resultaat bemoeilijkt, maar niet kan worden geconcludeerd dat hiermee een onaanvaardbaar risico op schade voor klaagster is genomen. Dat PA-onderzoek bij het aantreffen van vocht tijdens een operatie routinematig wordt verricht en dat de patiënt pas wordt geïnformeerd indien de uitslag daartoe aanleiding geeft, wordt niet onjuist geacht. Klacht afgewezen. |
Datum uitspraak: 8 mei 2018
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
wonende te (B) C,
klaagster,
tegen:
D , plastisch chirurg,
werkzaam te C,
verweerder.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 11 oktober 2017,
- het verweerschrift met bijlagen,
- de bij brief van 28 december 2017 door verweerder overgelegde stukken (medisch dossier van klaagster),
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek op 13 februari 2018.
1.2 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 27 maart 2018. Klaagster was met kennisgeving afwezig. Verweerder is verschenen en heeft zijn standpunt toegelicht.
2. De feiten
2.1 Klaagster, geboren in 1988, heeft in 2012 een borstvergroting ondergaan. Op 3 november 2016 heeft klaagster zich met pijn aan de linkerborst tot verweerder gewend, die als plastisch chirurg werkzaam is bij de E te C, hierna: de kliniek. Verweerder heeft klaagster op 11 januari 2017 vanwege een scheur in het kapsel van de linkerborst geopereerd (kapselplastiek). Daaraan voorafgaand heeft verweerder klaagster op 10 november 2016 uitleg gegeven over de operatie en verteld dat perfecte symmetrie niet haalbaar is. De pijn is na de operatie verminderd, maar het resultaat viel tegen.
2.2 Op 20 juli 2017 heeft verweerder klaagster nogmaals geopereerd om de stand van de linkerborst (die te hoog en te mediaal zat) te corrigeren. Ook werd daarbij op verzoek van klaagster aan beide zijden een grotere prothese ingebracht. Omdat verweerder tijdens die operatie wat vocht in de linkerborst zag, heeft hij pathologisch anatomisch onderzoek daarvan (hierna: PA-onderzoek) laten verrichten en de prothese opgestuurd naar de fabriek om te controleren of deze lekte. In het Elektronisch Patiëntendossier (EPD) van klaagster is over deze operatie onder meer vermeld: “Behandelverslag OK (…) RE 400 naar 550 cc en links verlage kapsel caudolateraal en ook 550 cc type 811 Eurosiliconen. M prothesen ; (…) IMG verwijdere intacte prothesen wel gel bleeding vnl links ; cytologie PA ter bevestiging / als bewijs en uitsluitenanplast.carc (…) Prothese retour fabriek / Folder Eurosil (…)”.
2.3 Vervolgens heeft verweerder klaagster nog gezien op 24 juli 2017. Verweerder heeft daarover op 3 augustus 2017 in het EPD vermeld: “(…) gisteren via F gebeld ivm nog scheve linker mamma; in G gezien met haar moeder gekomen : Nog verdrietig li nog te hoog en te mediaal (…) Uit laten zakken en eventueel later craniale pocket verlagen (…). Advies Craniale Band 6 weken (…) afwachten (…).”
2.4 Verweerder ontving op 26 juli 2017 de uitslag van het PA-onderzoek. Dat onderzoek wees geen bijzonderheden uit. Klaagster is niet geïnformeerd over het feit dat PA-onderzoek is verricht noch over de uitslag daarvan. Ook is zij niet geïnformeerd over het opsturen van de prothese naar de fabriek. Verweerder heeft tijdens het vooronderzoek verklaard dat de uitslag daarvan is dat geen lek is aangetroffen.
2.5 Klaagster is verder door een collega van verweerder in de kliniek behandeld, die haar op 29 september 2017 (kosteloos) heeft geopereerd. Sindsdien is klaagster redelijk tevreden met het resultaat.
3. De klacht
Klaagster verwijt verweerder dat (1) het resultaat van de twee door hem uitgevoerde operaties onvoldoende is en (2) dat hij haar niet heeft geïnformeerd over een PA-onderzoek en een gelbleeding.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. De tuchtrechter toetst dat handelen aan de hand van de concreet geformuleerde klacht zoals deze door klaagster naar voren is gebracht in de processtukken.
5.2 Ten aanzien van het klachtonderdeel dat ziet op het resultaat van de door verweerder uitgevoerde operaties, wordt als volgt overwogen. Het College is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder de operaties op een onvoldoende zorgvuldige manier heeft uitgevoerd. Het enkele feit dat het resultaat van beide operaties niet naar verwachting was, levert geen tuchtrechtelijke verwijtbaarheid op, omdat een dergelijke ingreep eerder een inspannings- dan een resultaatsverplichting is. Voorafgaand aan de operaties is klaagster ook verteld (en is met haar overeengekomen) dat een perfect symmetrisch resultaat niet kan worden gegarandeerd. Betwijfeld kan worden of het verstandig was bij de tweede operatie aan de wens van klaagster tot verdere vergroting te voldoen omdat het behalen van een meer symmetrisch resultaat daardoor werd bemoeilijkt. Echter kan niet geconcludeerd worden dat verweerder hiermee een onaanvaardbaar risico op schade voor klaagster heeft genomen. Evenmin is er een grond voor het oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met geldende richtlijnen (waaronder de richtlijn borstvergroting van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie en de Leidraad plastische chirurgie en esthetische behandelingen in particuliere klinieken). Geconcludeerd wordt dat het handelen van verweerder binnen de onder 5.1 bedoelde grenzen is gebleven, zodat het eerste klachtonderdeel ongegrond is.
5.3 Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel overweegt het College als volgt. Het standpunt van verweerder dat dergelijk onderzoek bij het aantreffen van vocht tijdens een operatie routinematig wordt verricht en dat de patiënt pas wordt geïnformeerd indien de uitslag daartoe aanleiding geeft, wordt niet onjuist geacht. Het tweede klachtonderdeel is daarom eveneens ongegrond.
5.4 De conclusie is dat verweerder met betrekking tot de klacht geen verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.N.L. Donker, voorzitter, mr. P.M. van Dijk-de Keuning, lid-jurist, dr. R.F. Kropman, M. Bezemer en R.A. Christiano, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. B.J. Dekker, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2018.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij
niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.