ECLI:NL:TGZRSGR:2018:57 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-221a
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2018:57 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-04-2018 |
Datum publicatie: | 24-04-2018 |
Zaaknummer(s): | 2017-221a |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een psychiater. Bij het bepalen van de diagnose en verdere optreden is de psychiater niet afgeweken van de professionele standaard. De diagnose is te rechtvaardigen. Voorts is gebleken dat de psychiater niet betrokken is geweest bij het aanvragen van de inbewaringstellingen dan wel de rechterlijke machtiging. Klacht afgewezen. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C, psychiater,
werkzaam te D,
verweerster,
gemachtigde: mr. M. van Eeden, werkzaam te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 13 september 2017,
- brief van klaagster, d.d. 28 september 2017,
- stukken betreffende verschillende procedures in het kader van de wet BOPZ, ontvangen op 17 oktober 2017,
- medische gegevens, ontvangen op 17 oktober 2017,
- aanvullende medische stukken, ontvangen op 20 oktober 2017
- het verweerschrift met bijlagen,
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek op 19 december 2017
- de brief d.d. 19 december 2017 van klaagster.
- de brief d.d. 2 januari 2018 van klaagster, houdende de reactie op het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek,
- de brief d.d. 3 januari 2018 van mr. M. van Eeden, houdende de reactie op het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek.
1.2 Het College heeft de klacht op 14 maart 2018 in raadkamer behandeld.
2.
De feiten
2.2 Op 11 oktober 2016 vond het intake gesprek plaats. Op verzoek van klaagster was haar ex-man bij dit gesprek aanwezig. De conclusie die verweerster trok naar aanleiding van het intake gesprek was, dat zij te maken had met een “Manisch ontremde dame, eerder bekend met doormaken depressieve episoden. Fors alcoholgebruik, geen drugs. Beeld meest passend bij bipolaire 1 stoornis, huidige episode manisch. Wil nadenken over medicatie. Herbeoordeling na het weekend. Afgeraden naar E te gaan gezien huidige beeld en start behandeling… ”
2.3 Op 17 oktober 2016 heeft klaagster het antwoordapparaat van verweerster ingesproken. Zij heeft de vervolgafspraak van die dag afgezegd, omdat zij te moe zou zijn om te reizen en wilde slapen.
2.4 De ex-man van klaagster nam op 17 oktober 2016 contact op met verweerster en uitte zijn zorgen over klaagster. Zij was naar zijn zeggen achteruit gegaan, nauwelijks voor rede vatbaar en zeer emotioneel.
2.5 Omdat verweerster het beeld van klaagster had, dat zij zichzelf uitputte, slecht sliep, in toenemende mate alcohol dronk, slecht at, geagiteerd naar haar naasten werd, en op het punt stond om naar E te gaan om daar te werken aan haar plannen, terwijl ze ziek was gemeld bij haar werkgever, heeft verweerster contact opgenomen met de huisarts van klaagster. Naar aanleiding van dit contact heeft de huisarts besloten een beoordeling door een onafhankelijke psychiater van de crisisdienst van GGZ F aan te vragen.
2.6 Op 17 oktober 2016 heeft verweerster ook met klaagster telefonisch gesproken en het voornoemde met haar besproken.
2.7 Op 19 oktober 2016 heeft verweerster klaagster gebeld om te informeren hoe het met klaagster ging en om haar te laten weten dat zij het dossier zal sluiten nu klaagster onder behandeling was bij GGZ F. Klaagster was echter, aldus verweerster, geprikkeld, wilde niet praten en hing op. Hierdoor is het niet tot een inhoudelijk gesprek met klaagster gekomen.
2.8 Op 21 november 2016 heeft verweerster op verzoek van klaagster telefonisch contact met haar opgenomen. Tijdens dit gesprek heeft klaagster aangegeven dat zij graag hulp wilde hebben bij het terug krijgen van haar kinderen. Verweerster heeft aangegeven dat zij hierin geen rol kan spelen. Zij heeft klaagster geadviseerd dit bij de huisarts of GGZ F te bespreken, aangezien zij de zorg over klaagster hebben.
3.
De klacht
Klaagster verwijt verweerster zakelijk weergegeven, dat verweerster:
- door haar tunnelvisie dat klaagster leed aan een ernstige vorm van endogene manie, en
- door het onterecht aanvragen van twee inbewaringstellingen en een rechterlijke machtiging, het vertrouwen van klaagster in de Medische Stand in Nederland ernstig heeft geschaad.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.2 Ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klaagster klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.
Naar het oordeel van het College blijkt uit het dossier dat verweerster bij het bepalen van haar diagnose en verdere optreden niet is afgeweken van de professionele standaard. De conclusie dat bij klaagster sprake was van een bipolaire 1 stoornis is dan ook te rechtvaardigen.
Daarnaast is uit het dossier gebleken dat verweerster niet betrokken is geweest bij het aanvragen van de inbewaringstellingen dan wel de rechterlijke machtiging, zodat dit klachtonderdeel geen doel treft.
Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
wijst de klacht van klaagster af.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 24 april 2018 door mr. M.A.F. Tan-
de Sonnaville, voorzitter, mr. E.P. de Beij, lid-jurist, prof. dr. A.M. van Hemert, H.C. Baak, dr. S. Veersema, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. M. Braspenning-Groeneveld, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.