ECLI:NL:TGZRSGR:2018:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-235

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:55
Datum uitspraak: 24-04-2018
Datum publicatie: 24-04-2018
Zaaknummer(s): 2017-235
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een huisarts. De lezingen van partijen over hetgeen zich voor en tijdens het consult heeft afgespeeld lopen uiteen, zodat het College niet vast kan stellen dat de huisarts zich hoorbaar voor derden negatief heeft uitgelaten over klager. Dat de huisarts klager heeft aangeraden de feedback schriftelijk bij haar in te dienen in plaats van direct door te verwijzen naar de formele klachtinstantie om in der minne uit te kunnen komen is acceptabel. De huisarts heeft adequaat gereageerd na opmerkingen van klager over de website. De reactie van de assistente omtrent het verzoek om het medisch dossier te ontvangen was onjuist, maar de huisarts heeft intern deze procedure met de assistente nog doorgesproken. Bij het latere verzoek stond klager inmiddels bij een andere huisarts ingeschreven. Klacht afgewezen.

Datum uitspraak: 24 april 2018

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, huisarts,

werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde: mr. A.N.L. de Hoogh, werkzaam te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift, ontvangen op 6 oktober 2017

- het verweerschrift

- het proces-verbaal van het verhoor in het vooronderzoek, gehouden op 15 januari 2018.

1.2 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 13 maart 2018. De partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Verweerster werd daarbij bijgestaan door mr. De Hoogh voornoemd. Deze heeft spreekaantekeningen overgelegd.

2. De feiten

2.1 Op 12 mei 2017 had klager telefonisch contact met de assistente van verweerster voor het maken van een afspraak. Klager kreeg te horen dat er nieuwe praktijkregels golden voor het maken van een afspraak. Het gesprek is moeizaam verlopen. Klager kreeg vervolgens eerst een afspraak diezelfde ochtend aangeboden die hem niet schikte en vervolgens kreeg hij een afspraak diezelfde dag in de middag.

2.2 Toen klager die middag de praktijk binnenkwam voor het consult stond verweerster bij de assistente, waarna verweerster klager heeft meegenomen de spreekkamer in.

2.3 Tijdens het consult heeft verweerster op verzoek van klager verschillende plekjes op zijn huid beoordeeld. Vervolgens wilde klager met verweerster praten over het praktijkbeleid, waarop verweerster aangaf dat dit – gezien het lopende spreekuur – niet mogelijk was. Toen klager vervolgens vroeg waar hij zijn klacht over het praktijkbeleid kon indienen, zei verweerster dat hij deze schriftelijk kon indienen bij verweerster als praktijkhoudster.

Klager heeft hierop laten weten dat hij een klacht zou indienen.

2.4 Op 30 mei 2017 vroeg klager verweerster per e-mail bij welke geschilleninstantie zij

was aangesloten en of verweerster zelf klachtenfunctionaris is.

Verweerster heeft toen per mail van 31 mei 2017 geschreven dat zij is aangesloten bij de E, nadat zij aanvankelijk de verouderde naam F had genoemd. Daarnaast liet zij weten dat zij openstond voor klagers feedback/klacht en dat zij bereid was tot een gesprek samen met de klachtenfunctionaris van de E. De klachtenfunctionaris van de E heeft een poging tot bemiddeling gedaan.

2.5 Toen klager nog bij verweerster als patiënt stond ingeschreven, heeft hij gebeld met de praktijk en verzocht om zijn medisch dossier te ontvangen. Daarop heeft de assistente gezegd dat zij niet aan het verzoek kon voldoen en dat het wettelijk geregeld was dat het in papier meegeven van het dossier niet mag. Eind juni/begin juli 2017 heeft klager zich ingeschreven bij een andere huisarts. Vervolgens heeft klager aan verweerster zelf verzocht om het medisch dossier te ontvangen.

3. De klacht

3.1 Klager verwijt verweerster dat zij in eerste instantie ten onrechte heeft aangegeven dat zij zelf de klachtenfunctionaris was, en pas later naar voren kwam met de werkelijke klachteninstantie, te weten E.

3.2 Volgens klager heeft verweerster zich – toen zij bij het begin van het consult op 12 mei 2017 bij de assistente stond – negatief over klager uitgelaten en was dit letterlijk in de wachtkamer te verstaan.

3.3 Verweerster heeft niet voldaan aan het verzoek van klager om het medisch dossier te

overhandigen. In eerste instantie gaf de assistente als antwoord ‘Het zijn enorme dossiers, het is geen doen om dat als papieren pakket mee te geven. Plus dat het wettelijk gezien ook niet mag om het op papier mee te geven.’. Enkele weken later gaf verweerster aan dat klager recht had op een papieren uitdraai van zijn medisch dossier, maar dat zij niet zou voldoen aan het verzoek aangezien klager inmiddels bij een andere huisarts was ingeschreven.

3.4 Klager verwijt verweerster dat de website van haar praktijk niet voldeed aan de wette-

lijke eisen.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Nagegaan moet worden of verweerster in strijd heeft gehandeld met de zorg die van

haar in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht.

Het College zal hieronder de klachtonderdelen in chronologische volgorde behandelen.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel 2:

Uit het dossier en ter zitting is gebleken dat klager en verweerster de communicatie voorafgaand en tijdens het consult op 12 mei 2017 over en weer als niet bevredigend hebben ervaren. Partijen geven ieder echter een andere lezing van de gang van zaken vóór en tijdens het consult. Volgens verweerster was klager te laat bij het consult, maar volgens klager was dat niet zo en volgens klager heeft verweerster zich – hoorbaar voor derden - negatief over hem uitgelaten, hetgeen verweerster gemotiveerd heeft betwist. Op grond van deze uiteenlopende lezing, kan het College niet vaststellen dat verweerster zich – hoorbaar voor derden – negatief heeft uitgelaten over klager.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel 1:

Volgens verweerster had klager in strijd met het praktijkbeleid twee hulpvragen, terwijl klager zijn hulpvraag (2 plekjes op het hoofd, 1 plekje bij de nek) als één hulpvraag zag. Klager heeft aan het eind van het consult gevraagd of hij feedback kon geven over het nieuwe praktijkbeleid. Verweerster heeft laten weten dat dat op dat moment niet kon vanwege het lopende spreekuur, maar dat klager een klacht of feedback schriftelijk bij haar kon indienen.

Naar het oordeel van het College is het bij een klacht van belang dat deze bij voorkeur rechtstreeks bij de verantwoordelijke beroepsbeoefenaar wordt kenbaar gemaakt, zodat eerst kan worden nagegaan of de bezwaren in der minne kunnen worden opgelost. In zoverre vindt het College het niet onbegrijpelijk dat verweerster – die ook verantwoordelijk is voor een ordentelijk verloop van het spreekuur – klager heeft aangeraden om de feedback schriftelijk bij haar in te dienen.

Dat verweerster tijdens het consult niet tevens direct heeft verwezen naar de formele klachtinstantie vindt het College acceptabel. Op dat moment was deze formele externe klachtprocedure via E nog niet aan de orde, omdat verweerster kennelijk voor ogen had om eerst op eventuele – nog te ontvangen - schriftelijke feedback te zullen ingaan teneinde daar in der minne uit te kunnen komen met klager.

In zoverre is van klachtwaardig optreden van verweerster geen sprake.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel 4:

Verweerster heeft de website van haar praktijk aangepast toen klager haar erop attendeerde dat de klachtenregeling op de website een verouderde link bevatte. Het andere bezwaar van klager tegen de website was dat - gelet op de persoonlijke gegevens waar om werd gevraagd, zoals het burgerservicenummer - de website onvoldoende was beveiligd. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij hierop direct actie heeft ondernomen bij de beheerder van de website en dat het desbetreffende formulier toen is verwijderd. Mede gezien de adequate reactie van verweerster vindt het College deze klachten niet zo ernstig dat moet worden gesproken van een tekortschieten of onzorgvuldigheid van verweerster in tuchtrechtelijke zin.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel 3:

Verweerster heeft erkend dat klager bij zijn eerste verzoek om zijn medisch dossier een onjuiste reactie van de assistente heeft gekregen en heeft toegelicht dat zij de assistente hierop heeft aangesproken. Dat klager op zijn tweede verzoek geen medisch dossier overhandigd heeft gekregen is verklaarbaar omdat klager op dat moment inmiddels bij een andere huisarts ingeschreven stond en verweerster niet meer over klagers medisch dossier beschikte.

Verweerster heeft – in haar aanbod aan klager om het dossier terug te halen bij de nieuwe huisarts – terecht het voorbehoud van expliciete toestemming van klager gemaakt.

In deze gang van zaken aangaande de verzoeken om het medisch dossier te ontvangen acht het College van belang dat de reactie van de assistente onjuist was, maar dat verweerster intern de procedure voor afgifte en inzage van het medisch dossier met de assistente heeft doorgesproken. Gezien alle omstandigheden ziet het College niet dat hier sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar tekortschieten of onzorgvuldigheid aan de zijde van verweerster.

5.6 Alles overziend concludeert het College dat geen van de klachtonderdelen gegrond is, zodat de klacht in zijn geheel zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, mr. M.W. Koek, lid-jurist, dr. G.J. Dogterom, J.G.M. van Eekelen, dr. M.H. Braakman, leden-beroepsgenoot, bijgestaan door mr. S.R.M.I. Roos-Bollen, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 april 2018.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.