ECLI:NL:TGZRGRO:2018:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen T2018/01
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2018:54 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-08-2018 |
Datum publicatie: | 16-08-2018 |
Zaaknummer(s): | T2018/01 |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Een klacht over de wijze van communiceren ten tijde van een tandartsbehandeling. Het college kan de feiten niet vaststellen nu de verklaringen partijen tegenover elkaar staan. Wel kan worden vastgesteld dat de communicatie stroef en met wederzijdse spanning is verlopen. De behandeling had beter gekund. Dit is echter onvoldoende voor een tuchtrechtelijk verwijt. De klacht wordt in al haar onderdelen ongegrond verklaard. |
Rep.nr. T2018/01
16 augustus 2018
Def. 146
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Beslissing op de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C ,
werkzaam als tandarts te B,
verweerder,
BIG-reg.nr:
1. Verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het ongedateerde klaagschrift (met bijlagen), ingekomen op 11 januari 2018;
- het verweerschrift van 4 februari 2018 (met bijlagen), ingekomen op 7 februari 2018;
- het proces-verbaal van het op 17 mei 2018 gehouden mondeling vooronderzoek onder leiding van L.C. Commandeur, secretaris van het college.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 24 juli 2018. Partijen zijn verschenen.
2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.
2.1
Op 4 januari 2018 heeft klager zich gemeld bij D. in verband met pijn aan een kies. Omdat de eigen tandarts van klager op korte termijn geen plek had, is er op 5 januari 2018 een consult met verweerder ingepland.
2.2
Op 5 januari 2018 heeft klager verweerder bezocht. Klager gaf aan dat hij graag wilde
dat de kies - waaraan hij veel pijn had - werd getrokken. Uit de ter plaatse gemaakte
röntgenfoto blijkt dat er sprake is van een peri-apicale afwijking aan de distale
wortel van de 36. Partijen bespreken de opties extractie of doorverwijzing naar de
kaakchirurg. Omdat klager veel pijn had, sprak hij de voorkeur uit voor extractie.
Verweerder heeft klager verdoofd en heeft daarbij twintig minuten inwerktijd gehanteerd.
Op het moment dat verweerder tot extractie overging, gaf klager vrijwel direct aan
dat het pijn deed. Vervolgens is er tussen klager en verweerder een discussie ontstaan
waarbij de spanning hoog opliep.
2.3
De ingezette behandeling is niet voltooid. Verweerder heeft antibiotica aan klager
voorgeschreven, waarna klager boos is vertrokken.
2.4
Diezelfde middag en avond heeft verweerder meerdere malen gepoogd om klager telefonisch te bereiken. Dit is niet gelukt. Wel sprak hij kort met de vrouw van klager.
2.5
Op 5 januari 2018 en 6 januari 2018 hebben partijen sms-berichten met de navolgende inhoud aan elkaar gezonden:
Geachte heer A.
Naar aanleiding van het consult van vanochtend probeer ik met u in gesprek te komen. Uw vriendin heeft mij vanmiddag aangegeven dat ik u op dit 06 nummer kan bereiken Echter u sliep vanmiddag heb ik van haar begrepen. Ik probeer het morgen even opnieuw aangezien ik het graag met u wil bespreken en mijn excuses voor het verloop van het gesprek wil aanbieden. Als ik u alsnog van dienst kan zijn mag u mij op dit nummer bellen.
C.
Goedemorgen, heb je bericht gelezen. Maandag heb ik een afspraak gemaakt met tandarts E. Zal de situatie met hem bespreken. Maak dus geen gebruik van je diensten.
Heb op dit moment ook geen behoefte om met je in gesprek te gaan. Ben nog steeds flabbergasted op de wijze waarop ik geholpen ben.
Waardeer dat je excuses maakt.
A.
Dank voor uw bericht. Dat de verwarring rondom het consult nog aanwezig is, begrijp ik. Het heeft op mij ook een enorme impact gehad. Als ik de film terugdraai kan ik het nog steeds niet goed bevatten Het past helemaal niet bij mij om op deze botte manier te communiceren. Dat u maandag liever naar mijn collega D. wilt is voor mij vanzelfsprekend echter wanneer u hernieuwde klachten krijg mag u mij bellen. Ik denk overigens dat de Antibiotica zijn werk zal doen en uw klachten zal verlichten. Nogmaals mijn oprechte excuses voor mij professionele misser van vrijdag.
C.
2.6
Op maandag 8 januari 2018 heeft klager zijn eigen tandarts bezocht, die klager heeft
doorverwezen naar de kaakchirurg. Omdat de pijn uiteindelijk is verminderd, heeft
klager geen gebruik gemaakt van de diensten van de kaakchirurg.
3. De klacht
De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Klager heeft een afspraak bij verweerder gemaakt omdat hij veel pijn aan zijn kies had. Het consult verliep vreemd. Verweerder stelde zich niet voor, was kortaf, geïrriteerd en sprak met verheven stem. Klager gaf aan dat hij graag van de pijn af wilde en vroeg om de kies te trekken. Daarbij gaf hij aan dat hij in december 2017 is geholpen aan een afgebroken kies. Dit was volgens verweerder niet juist en hij zei geïrriteerd en met verheven stem: ‘Zeg maar wat je wil.’ Klager gaf nogmaals aan dat hij van de pijn af wilde. Hij was bang en gaf aan dat hij graag geholpen wilde worden. Verweerder stemde er uiteindelijk mee in om de kies te trekken. Op het moment dat hij daarmee begon, voelde klager veel pijn en dat liet hij duidelijk weten. Verweerder ging tot drie keer toe gewoon door, ook nadat klager aangaf dat het pijn deed en vroeg om te stoppen. Verweerder ging voor klager staan, zei dat het tussen klager zijn oren zou zitten en gaf ook aan dat hij niet geholpen zou willen worden. Daarna liep verweerder weg en smeet met veel kracht de deur dicht. Het consult heeft veel indruk op klager gemaakt. Hij voelt zich in zijn persoonlijke integriteit aangetast. Dat verweerder sms-berichten aan hem heeft gestuurd, vindt klager onvoldoende. Klager wil met de klacht kenbaar maken wat hem is overkomen en bereiken dat dit niet weer gebeurt bij andere patiënten.
Eerste klachtonderdeel.
Verweerder is tot drie keer toe doorgegaan met de behandeling terwijl klager aan verweerder vroeg om te stoppen.
Tweede klachtonderdeel.
Verweerder behandelde klager als een mentaal ziek persoon door te zeggen dat de pijn ‘tussen zijn oren’ zou zitten.
Derde klachtonderdeel .
Verweerder heeft het dossier van klager onvoldoende doorgenomen, waardoor hij niet wist dat klager iemand is die niet gemakkelijk wordt verdoofd.
4. Het verweer
Verweerder is van mening dat hij medisch gezien juist heeft gehandeld, maar dat de communicatie aan beide kanten niet in orde was en beter had gekund. Klager gaf bij binnenkomst direct te kennen dat zijn kies die dag moest worden getrokken. Hij kwam dreigend over en drukte verweerder daarmee in een hoek. Uit het dossier dat verweerder voor de behandeling had bestudeerd, had hij al opgemaakt dat klager vaak de leiding neemt over de behandeling. Verweerder heeft een beoordeling gedaan en wilde het liefst dat klager de kies door een kaakchirurg liet extraheren, ook omdat klager een omvangrijk tandartsverleden heeft. Hoewel verweerder zich ook had voorgenomen om zich voor een behandeling terughoudend op te stellen, heeft hij - tegen zijn gevoel in en op aandringen van klager - toch een poging tot extractie gedaan. Verweerder heeft de kies evenwel nauwelijks aan kunnen raken omdat klager direct paniekerig reageerde en opsprong uit zijn stoel. Daarbij riep klager ‘Wat doe je nou?!’ Verweerder dacht dat hij mogelijk te maken had met een fors angstige patiënt die dat verbaal probeerde te verbloemen. Toen verweerder uitleg probeerde te geven dat pijnbeleving een neurologisch proces is en dat hij wel degelijk was verdoofd, werd klager nog veel bozer. Klager was niet meer tot rede te brengen. Verweerder heeft de behandeling -ondanks een aanbod daartoe - niet af kunnen maken. Achteraf bezien is verweerder van mening dat hij de poging tot extractie achterwege had moeten laten en direct een recept voor antibiotica voor had moeten schrijven. De communicatie is over en weer fout gegaan.
Verweerder wilde klager graag laten weten dat hij ook met het incident in zijn maag zat. Hij heeft getracht om klager telefonisch te bereiken. Omdat dit niet is gelukt, heeft hij per sms-bericht zijn excuses aangeboden. Naar de mening van verweerder was het mogelijk geweest om het geschil samen op te lossen door met elkaar in gesprek te gaan.
5. Beoordeling van de klacht
5.1
Het college overweegt in de eerste plaats dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen ten tijde van het handelen in de beroepsgroep terzake als norm of standaard was aanvaard.
5.2 Aangaande het eerste klachtonderdeel.
Het eerste klachtonderdeel ziet op de vraag of verweerder door is gegaan met de behandeling terwijl klager hem meerdere malen heeft gevraagd om te stoppen. Vast staat dat verweerder klager heeft verdoofd en vervolgens een poging tot extractie van de kies heeft gedaan. Ook staat vast dat klager ten tijde van behandeling richting verweerder aangaf dat dit pijn deed. Onduidelijk is wat er verder precies is gebeurd. Waar klager stelt dat hij tot drie keer toe aan verweerder heeft gevraagd om te stoppen met de behandeling en verweerder ondanks deze verzoeken ‘gewoon’ doorging, ontkent verweerder dat de communicatie en bejegening is verlopen op de door klager beschreven wijze, ofwel geeft hij een andere interpretatie aan die communicatie en bejegening. Hierdoor kan het college niet vaststellen hoe nadrukkelijk door klager is gevraagd om te stoppen en in het verlengde daarvan of verweerder desondanks is doorgegaan met de behandeling. Wel kan worden vastgesteld dat de communicatie stroef en met wederzijdse spanning is verlopen. Nu de verklaringen van partijen tegenover elkaar staan en de feiten die aan de klacht ten grondslag liggen niet vast komen te staan, geldt in de tuchtrechtelijke procedure dat aan het standpunt van de één niet meer geloof kan worden gehecht dan aan dat van de ander. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van de aangeklaagde, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde, verweten gedraging van de aangeklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus hier niet vaststellen.
Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat het eerste klachtonderdeel niet gegrond verklaard wordt, casu quo kan worden en dus moet worden afgewezen.
5.3 Aangaande het tweede klachtonderdeel
Gelijk hiervoor onder punt 5.2. overwogen komen de verklaringen en vooral ook de beleving van partijen ten aanzien van het tweede klachtonderdeel ook niet overeen. Klager beschrijft dat verweerder ten tijde van de behandeling op intimiderende wijze voor hem heeft gestaan en verbaal en non-verbaal aangaf dat de pijn van klager tussen zijn oren zou zitten. Verweerder betwist dat hij voor klager is komen staan. Hij geeft aan dat klager gelijk paniekerig en boos reageerde en opsprong uit zijn stoel, waarbij hij niet luisterde naar hetgeen verweerder wilde vertellen. Het college acht aannemelijk dat verweerder - gelet op de angstige reactie van klager - aan klager heeft willen uitleggen dat pijnbeleving neurologisch kan zijn. Op welke wijze verweerder dit heeft gedaan en of hij daarbij non-verbale communicatie heeft gebruikt en zijn stem heeft verheven, kan het college niet vaststellen. Verwijten omtrent de inhoud en wijze van communicatie laten zich moeilijk op hun juistheid beoordelen. Wel is duidelijk dat de communicatie tussen partijen al dusdanig (geëscaleerd) was dat hetgeen verweerder aan klager duidelijk heeft willen maken, niet meer op klager over is gekomen.
Omdat het college de feiten van de klacht niet kan vaststellen, dient ook dit klachtonderdeel ongegrond te worden verklaard en worden afgewezen.
5.4 Aangaande het derde klachtonderdeel.
De stelling van klager dat verweerder het dossier onvoldoende heeft doorgenomen, is uitdrukkelijk door verweerder betwist en is naderhand niet meer door klager toegelicht. Dat klager iemand is die - zoals hij stelt - niet makkelijk wordt verdoofd, blijkt naar het oordeel van het college overigens niet uit zijn medische dossier. Daaruit is weliswaar op te maken dat (een element van) klager eenmalig moeilijk te verdoven is geweest, maar die situatie is niet vergelijkbaar met de onderhavige. Dit klachtonderdeel treft geen doel.
6. Slotsom
Alles overziende komt het college tot het oordeel dat niet feitelijk is vast te stellen wat er ten tijde van de behandeling is gebeurd, waardoor alle klachtonderdelen ongegrond dienen te worden verklaard. Wel is het college van oordeel dat uit het feitencomplex kan worden opgemaakt dat de communicatie tussen partijen niet goed liep en zelfs uit de hand is gelopen. Uit de door verweerder verstuurde sms-berichten blijkt dat hij deze mening ook is toegedaan. Van verweerder had als professioneel beroepsbeoefenaar mogen worden verwacht dat hij op een beheerste wijze communiceerde en een zekere gepaste distantie bewaarde. Het handelen van verweerder had dan ook beter gekund. Dit valt verweerder evenwel niet in tuchtrechtelijke zin te verwijten, maar had mogelijk tot de-escalatie kunnen leiden.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter,
J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, lid-jurist,
P.A. Mouw, lid-beroepsgenoot,
P. de Haan, lid-beroepsgenoot,
R. Rowel, lid-beroepsgenoot,
bijgestaan door B.J.K. Boter, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2018 door J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van L.C. Commandeur, secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.