ECLI:NL:TGZRGRO:2018:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2017/139

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2018:12
Datum uitspraak: 13-03-2018
Datum publicatie: 13-03-2018
Zaaknummer(s): G2017/139
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een anesthesioloog. Zij heeft – toen zij constateerde dat zij een slagader had aangeprikt – adequaat gehandeld. Het is niet vast te stellen, maar ook niet uit te sluiten dat het later opgetreden herseninfarct is ontstaan door de anesthesie. Mocht dit al zo zijn, dan betreft het een zeldzame complicatie voortkomend uit een complicatie. Verweerster valt daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Klacht ongegrond.

Rep.nr. G2017/139

13 maart 2018

Def. 033

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing op de klacht van:

A,

klaagster,

wonende te B,

gemachtigde: C,

tegen

D ,

werkzaam als anesthesioloog te E,

verweerster,

BIG-reg.nr:,

advocaat: mr. drs. M. Kremer.

1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift van 11 september 2017, ingekomen op 13 september 2017;

- een aanvulling op het klaagschrift met bijlagen van 15 september 2017, ingekomen op 20 september 2017;

- het verweerschrift met bijlagen van 8 november 2017, ingekomen op 9 november 2017;

- het medisch dossier;

- het proces-verbaal van het op 18 december 2017 gehouden mondeling vooronderzoek onder leiding van mr. D.M.S. Gribling, plaatsvervangend secretaris van het college.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 30 januari 2018. Voor klaagster is haar gemachtigde verschenen. Verweerster is verschenen vergezeld door haar advocaat.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

Klaagster is op 17 september 2015 geopereerd aan haar rug in het F (hierna: F). De operatie zou naar verwachting vier tot vijf uur duren en moest in buikligging worden uitgevoerd.

Klaagster had een uitgebreide medische voorgeschiedenis, ook op hart- en vaatgebied. Verweerster was verantwoordelijk voor de anesthesie bij de operatie. Zij heeft bij klaagster uit preventief oogpunt zowel een infuus in de polsslagader als in de halsader aangebracht.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerster heeft tijdens de operatie door de halsslagader van klaagster heen gestoken. Hierdoor heeft klaagster een herseninfarct gekregen. Zij heeft moeten revalideren, maar ondervindt nog steeds de gevolgen van de fout van verweerster.

4. Het verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

4.1

Verweerster heeft bij de operatie de beproefde en algemeen aanvaarde “anatomische landmark methode” gebruikt. Zij heeft zich hierin bekwaamd.

Omdat de slagader in de hals direct naast de ader ligt, is het volledig uitsluiten van het aanprikken van de slagader in een dergelijk geval niet mogelijk. Het betreft een bekende complicatie die betrekkelijk vaak voorkomt en behoort tot de normale risico’s van deze gebruikte techniek. De complicatie heeft in beginsel geen schadelijke gevolgen. Verweerster heeft in dit geval ook adequaat gehandeld. Zowel het inbrengen als het verwijderen van de in de arterie geplaatste lijn heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de daarvoor geldende regels.

4.2

Aanvankelijk waren er geen tekenen van een verkeerde ligging van de intraveneuze catheter aanwezig. In de loop van de operatie was dit wel het geval. Zodra het vermoeden rees dat dit het geval zou kunnen zijn, is de toediening van de noradrenaline beëindigd en is een vaatchirurg geconsulteerd, waarna de lijn is verwijderd nadat klaagster weer op haar rug was gelegd middels de “pull and pressure methode”, het verwijderen door terugtrekken en het afdrukken van de punctieplaats. Na de verwijdering is ongeveer vijftien minuten afgedrukt om een nabloeding te voorkomen.

4.3

Het ontstaan van een infarct als gevolg van het aanprikken van een arterie is een complicatie die hoogst zelden voorkomt. De uitvalsverschijnselen bij klaagster traden niet onmiddellijk na de ingreep op. De aangezichtsverlamming was niet direct na de operatie aanwezig en ook de handen leken direct na de operatie symmetrisch qua kracht en beweging. De op 17 september 2015 gemaakte CT-scan vertoont geen tekenen van nieuw letsel. Enig direct verband met de plaatsing van de centrale lijn kan daarom ook niet worden aangenomen.

4.4

Het medisch dossier bevat geen aanknopingspunt voor de stelling dat verweerster verwijtbaar foutief zou hebben gehandeld waardoor een infarct is ontstaan. Het is weliswaar naar alle waarschijnlijkheid juist dat tijdens de rugoperatie de slagader is aangeprikt, maar dat levert geen verwijtbaar foutief handelen op. Ook het causaal verband tussen het infarct en dit aanprikken is niet aangetoond.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het college stelt voorop dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatige handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college stelt vast dat verweerster op goede gronden heeft gekozen voor het aanbrengen van de lijn. Zij heeft daarbij gebruik gemaakt van de landmarkmethode, waarmee zij ervaring had. Het aanbrengen gebeurde niet op echogeleiding omdat de echo op dat moment niet beschikbaar was. Naar het oordeel van het college heeft zij daarbij het risico voor de patiënt goed afgewogen. Het betreft een gebruikelijke methode waarmee verweerster veel ervaring had en er bestond het risico dat klaagster langer onder anesthesie zou moeten blijven als er gewacht zou moeten worden tot de echo beschikbaar was. Voorts heeft verweerster met de gebruikelijke techniek gecontroleerd of de lijn op de goede plaats zat en waren er geen aanwijzingen dat dit niet zo was.

5.3

Verweerster heeft vervolgens de drukmeter aangesloten. Toen er verandering van de waarden werd geconstateerd, heeft verweerster het bloed gecontroleerd waarbij een intra-arteriele ligging kon worden bevestigd. Zij heeft overleg gehad met de vaatchirurg en de medicatie aangesloten op het gewone perifere infuus. Het advies van de vaatchirurg heeft zij opgevolgd ten aanzien van de techniek van het afdrukken na het verwijderen van de lijn. Het college is van oordeel dat verweerster hiermee adequaat heeft gehandeld.

Verweerster heeft neurologische controle bij klaagster afgesproken. De eerste controle was normaal. Er waren toen geen tekenen van uitval. Op het moment dat de klachten bij klaagster ontstonden, had verweerster de zorg voor klaagster al overgedragen aan de dienstdoende anesthesioloog.

5.4

Tijdens de late dienst werd bij klaagster een herseninfarct geconstateerd.

Het college overweegt dat het niet uit te sluiten, maar ook niet vast te stellen is of de uitvalverschijnselen bij klaagster door de anesthesie komen. Daarbij is het college van oordeel dat – indien het al zo zou zijn dat de uitvalsverschijnselen een gevolg zijn van het aanprikken van de slagader - sprake is van een zeldzame complicatie voortkomend uit een complicatie. Hiervan kan verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, nu zij na het constateren van het aanprikken van de slagader heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend anesthesioloog mocht worden verwacht.

Daarbij heeft het college geconstateerd dat verweerster de nazorg van klaagster goed geregeld heeft en contact heeft onderhouden met de familie.

6. Slotsom

Het college is van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en zal de klacht als ongegrond afwijzen.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,

mr. Th.A. Wiersma, lid-jurist,

drs. P.F. Bögels, lid-beroepsgenoot,

dr. H.D. de Boer, lid-beroepsgenoot,

drs. H. Donkers, lid-beroepsgenoot,

bijgestaan door mr. A.H. Loos-Horstman, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2018 door mr. G. Tangenberg, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Commandeur, secretaris.

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.