ECLI:NL:TGZRGRO:2018:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2017/132
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2018:11 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-03-2018 |
Datum publicatie: | 13-03-2018 |
Zaaknummer(s): | G2017/132 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen bedrijfsarts. Klaagster verwijt verweerder dat hij haar onheus en onprofessioneel heeft bejegend, dat hij haar onvoldoende heeft onderzocht en tot een verkeerde diagnose is gekomen en dat zijn lichamelijk onderzoek onnodig pijnlijk is geweest. De klacht is als ongegrond afgewezen, deels omdat de lezingen van partijen tegenover elkaar staat en voor het overige omdat niet gebleken is dat de bedrijfsarts onzorgvuldig heeft gehandeld. |
Rep.nr. G2017/132
13 maart 2018
Def. 034
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Beslissing op de klacht van:
A,
klaagster,
wonende te B,
tegen
C ,
werkzaam als bedrijfsarts te D,
verweerder,
BIG-reg.nr:,
advocaat: mr. V.C.A.A.V. Daniels.
1. Verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift van 2 september 2017, ingekomen op 5 september 2017;
- het verweerschrift met bijlagen van 13 oktober 2017, ingekomen op 17 oktober 2017;
- het proces-verbaal van het op 6 november 2017 gehouden mondeling vooronderzoek onder leiding van mr. J.R. Hurenkamp, plaatsvervangend secretaris van het college.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 30 januari 2018. Partijen zijn verschenen. Verweerder werd vergezeld door zijn gemachtigde.
2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.
Klaagster heeft zich op maandag 9 januari 2017 ziek gemeld voor haar werkzaamheden als schoonmaakster nadat zij op de vrijdag daarvoor tijdens haar werk was gevallen.
Verweerder is werkzaam als bedrijfsarts en heeft een praktijk aan huis. Hij heeft klaagster medisch onderzocht in het kader van de Ziektewet op 28 augustus 2017.
3. De klacht
De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Meteen bij aankomst zei verweerder dat klaagster te laat was voor de afspraak, terwijl ze juist te vroeg was. Nadat hij klaagster een aantal vragen had gesteld, vroeg verweerder of hij naar de rug van klaagster mocht kijken. Klaagster heeft na drie herniaoperaties implantaten en schroeven in de rug om de wervels bij elkaar te houden. Klaagster moest naar links en rechts draaien. Zij deed dit zo ver als mogelijk was, maar ze kon niet verder draaien in verband met de pijn. Verweerder heeft haar toen vastgepakt en naar beide zijden doorgedrukt, waardoor klaagster door haar pijngrens ging. Daarna moest klaagster voorover bukken en ook hier drukte verweerder door waardoor klaagster over haar pijngrens ging. Klaagster heeft verweerder toen verzocht te stoppen.
Verweerder had meteen zijn conclusie klaar. Klaagster was niet ziek en ze kon met ingang van 29 augustus 2017 weer volledig aan het werk. Deze beslissing nam verweerder na tien minuten onderzoek en zonder de beschikking te hebben over nadere medische informatie.
Klaagster heeft toen verweerder verzocht zich te legitimeren. Verweerder heeft klaagster hierop verzocht onmiddellijk te vertrekken.
De klacht bestaat uit de volgende onderdelen.
1. Verweerder heeft klaagster onheus en onprofessioneel bejegend door opmerkingen te maken bij de aanvang van het consult en haar weg te jagen bij het einde van het consult.
2. Verweerder heeft onvoldoende onderzoek verricht en, zonder het medische dossier van klaagster te hebben bestudeerd, een onjuiste diagnose gesteld.
3. Verweerder is grensoverschrijdend te werk gegaan tijdens het lichamelijke onderzoek door klaagster te forceren door haar pijngrens heen te gaan.
4. Het verweer
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven - als volgt.
Klaagster kwam een half uur te vroeg voor de afspraak. Ze tilde een kindje uit de auto. Verweerder heeft een niet onvriendelijke opmerking gemaakt dat klaagster wel op tijd was.
Hij heeft klaagster de anamnese afgenomen. Daarna volgde het lichamelijke onderzoek. Tijdens het onderzoek heeft klaagster niet gemeld dat verweerder haar pijn deed. Zij gaf wel aan pijn te hebben na bewegingen in bepaalde bewegingsrichtingen.
Na afloop van het lichamelijke onderzoek heeft verweerder klaagster zich eerst laten aankleden. Zij had toen nog geen enkele klacht geuit ten aanzien van de bejegening. Verweerder heeft klaagster, nadat zij aangekleed was, gemeld dat hij haar hersteld wilde verklaren. Hierop heeft klaagster verweerder direct gevraagd zich te identificeren, waarbij zij zei dat iedereen wel in zijn spreekkamer kon gaan zitten. Verweerder voelde zich hierdoor beledigd. Hij heeft zijn bewijs van inschrijving als bedrijfsarts in het specialistenregister gepakt. Klaagster keek er niet naar en reageerde door te stellen dat dit geen legitimatiebewijs was. Verweerder heeft klaagster toen weggestuurd.
De later – met machtiging van klaagster – voor verweerder opgevraagde medische informatie heeft hem er niet toe gebracht zijn rapportage van 28 augustus 2017 te herzien.
Ten aanzien van de klachtonderdelen stelt verweerder het volgende.
Ad 1.
Verweerder heeft klaagster niet onheus en onprofessioneel bejegend. Hij heeft een opmerking gemaakt dat zij te vroeg was voor de afspraak, maar niet op onvriendelijke wijze. Verweerder heeft de belediging aan het eind van het consult in eerste instantie genegeerd en klaagster zijn inschrijvingsbewijs laten zien. Toen klaagster daarmee geen genoegen nam, heeft hij haar de deur gewezen. Verweerder betreurt deze gang van zaken, maar denkt niet dat hij het had kunnen voorkomen.
Ad 2.
Verweerder heeft klaagster onderzocht en had de situatie voldoende uitgebreid in beeld. Hij had geen nadere medische gegevens nodig om tot zijn oordeel te komen. De nadere medische gegevens die hij later heeft ontvangen, hebben ook geen aanleiding gegeven tot een ander oordeel. Verweerder heeft geen onjuiste diagnose gesteld.
Ad 3.
Het gedrag van verweerder is niet grensoverschrijdend geweest. Verweerder heeft klaagster niet bij de romp vastgepakt en door de pijngrens heen gedrukt. Bij het linksom en rechtsom draaien neemt verweerder de persoon die hij onderzoekt vast met twee vingers en laat de bewegingsrichting voelen. Doorgaans plaatst verweerder één vinger links en één vinger rechts op de schouders en soms op de heupen of de romp. Met één vinger aan beide zijden kan verweerder geen kracht zetten. Daar is hij ook niet op uit, want hij wil de bewegingsmogelijkheden onderzoeken.
Verweerder heeft klaagster bij het voorover buigen niet doorgedrukt. Hij raakt bij het voorover buigen de patiënt nooit aan. Dat hoeft ook niet, want de vraag voorover te buigen wordt altijd begrepen.
5. Beoordeling van de klacht
5.1
Het college stelt voorop dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Klaagster heeft gesteld dat verweerder haar onprofessioneel heeft bejegend door opmerkingen te maken bij het begin van het consult. Verweerder stelt dat hij juist een niet onvriendelijke opmerking heeft gemaakt omdat klaagster er zo vroeg was voor haar afspraak. Nu de lezingen van partijen tegenover elkaar staan, kan het college niet vaststellen wat er bij het begin van het consult is voorgevallen. Daarom zal dit deel van de klacht ongegrond worden verklaard.
Aan het eind van het consult heeft verweerder klaagster op de hoogte gesteld van zijn bevindingen en de conclusie die hij daaraan verbond. Het college is van oordeel dat het goed is dat verweerder op dat moment zijn bevindingen al met klaagster heeft gedeeld, omdat dat hem de gelegenheid zou geven mondeling zijn standpunt toe te lichten. Het heeft echter bij klaagster geleid tot een boos protest, waarbij zij verweerder heeft gevraagd zich te legitimeren. Over en weer is er vervolgens gereageerd, waarbij verweerder klaagster heeft weggestuurd. In de gegeven omstandigheden is het college van oordeel dat verweerder hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Een rustige mondelinge toelichting was op dat moment niet meer mogelijk en een langer laten voortduren van het contact had geen zin meer. Het eerste klachtonderdeel is daarom ongegrond.
5.3
Ten aanzien van de klacht dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht en een onjuiste diagnose heeft gesteld, heeft het college geconstateerd dat verweerder een goed onderzoek heeft verricht. Hij heeft de anamnese afgenomen en vervolgens lichamelijk onderzoek verricht dat gericht was op de door klaagster gepresenteerde klachten. Op basis van dit onderzoek vond een zorgvuldige afweging plaats en kon verweerder naar het oordeel van het college tot zijn diagnose en conclusie ten aanzien van de belastbaarheid komen. Het college acht het zorgvuldig dat hij deze mondeling met klaagster heeft proberen te bespreken. Nadat hij nadere schriftelijke medische informatie had ontvangen, heeft verweerder deze alsnog bij zijn bevindingen betrokken. Het college acht deze handelwijze juist. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
5.4
De stelling van klaagster dat verweerder grensoverschrijdend te werk is gegaan tijdens het lichamelijk onderzoek door zodanig door te drukken dat klaagster haar pijngrens heeft overschreden, wordt door verweerder stellig betwist. Nu de lezingen van partijen tegenover elkaar staan, kan het college niet vaststellen wat er daadwerkelijk is gebeurd. Dat betekent dat ook dit laatste klachtonderdeel ongegrond is.
6. Slotsom
De klacht zal in al haar onderdelen als ongegrond worden afgewezen.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. Th.A. Wiersma, lid-jurist,
drs. P.F. Bögels, lid-beroepsgenoot,
dr. H.D. de Boer, lid-beroepsgenoot,
drs. H. Donkers, lid-beroepsgenoot,
bijgestaan door mr. A.H. Loos-Horstman, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2018 door mr. G. Tangenberg, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Commandeur, secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.