ECLI:NL:TGZREIN:2018:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17211a
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2018:53 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-05-2018 |
Datum publicatie: | 16-05-2018 |
Zaaknummer(s): | 17211a |
Onderwerp: | Niet of te laat verwijzen |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Verwijt aan huisarts (justitieel geneeskundige) dat hij klager voor zijn slaapproblemen wegens een vergrote huig niet heeft doorverwezen naar een KNO-arts. Bij verdenking op OSAS kan verwezen worden naar een longarts of een KNO arts. Gezien de bij klager aanwezige astma heeft verweerder de voorkeur gegeven aan de longarts. Verweerder heeft zorgvuldig en adequaat gehandeld en klager naar de juiste specialist verwezen. Ongegrond. |
Uitspraak: 16 mei 2018
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 25 oktober 2017 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klager
tegen:
[C]
huisarts
werkzaam te [D]
verweerder
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift
- de brief van de gemachtigde van klager ontvangen op 4 januari 2018
- de aanvulling op het klaagschrift
- het verweerschrift en de aanvulling daarop
- aanvullende informatie ontvangen van klager op 22 februari 2018
- de e-mail d.d. 6 maart 2018 en brief sluiting vooronderzoek d.d. 8 maart 2018 van de secretaris aan klager
- de e-mail van klager d.d. 8 maart 2018 met bijlagen
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek. De gemachtigde van klager heeft zich in februari 2018 aan de zaak onttrokken.
De klacht is ter openbare zitting van 23 april 2018 behandeld. Klager was zonder bericht van verhindering afwezig; verweerder is in persoon verschenen.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klager is in de periode van 24 maart tot 19 december 2017 gedetineerd geweest in twee penitentiaire instellingen. In de laatste penitentiaire instelling waar klager vanaf 27 juli 2017 verbleef, was verweerder de justitieel geneeskundige. Op 28 juli 2017 noteerde verweerder in de medische gegevens (citaat inclusief taal- en spelfouten):
“ (…)
S (…)
Heeft daarnaast last van een vergrote huig waarvoor hij in [plaats in [E]] onder behandeling is bij de KNO arts. Gegevens zouden in [naam andere P.I.] allemaal zijn opgevraagd. Dhr zegt hier echt aan geopereerd te moeten worden omdat hij hierdoor bijna stikt in de nacht.
(…)”.
Op 3 augustus 2017 noteerde verweerder in de medische gegevens (citaat inclusief taal- en spelfouten):
“ S wordt zeker 20x per nacht wakker in schrik met een snurkende ademhaling. Idee, dat de ademhaling geblokkeerd is dan. Bij KNO arts geweest in [plaats in [E]]. Deze zei, dat zijn klachten voortkomen uit een te lange huig. Stond op de OK lijst
O normale uvula. Zeket niet te groot, hangt ook niet in de pharynx. Het lijkt het meest op een OSAS.
E OSAS
P Naar longarts met andere vraagstelling.”
Verweerder heeft klager op 4 augustus 2017 verwezen naar de longarts.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerder dat hij hem in verband met zijn slaapproblemen wegens een vergrote huig niet heeft doorverwezen naar een KNO-arts.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder merkt - kort en zakelijk weergegeven - op dat klager in een consult met hem op 27 juli en 3 augustus 2017 ter sprake bracht dat hij naar een KNO arts verwezen wilde worden om zijn te lange uvula te laten inkorten. Na een gesprek bleek al snel dat er sprake was van een Obstructief Slaap Apnoe Syndroom (OSAS). Bij onderzoek van de larynx kon verweerder aan de uvula en andere structuren van larynx en keel geen afwijkingen ontdekken. Het kaliber van de uvula achtte verweerder normaal. Verweerder heeft klager op 4 augustus 2017 doorverwezen naar de longarts. Bij navraag op de poli longziekten is gebleken dat er afspraken gepland waren op 29 september en 2 oktober 2017. De geplande slaaponderzoeken op 29 september en 2 oktober 2017 werden door klager geannuleerd in verband met zijn verlof en vonden uiteindelijk plaats op 27 en 30 oktober 2017. De longarts kwam tot dezelfde bevinding als verweerder, namelijk dat er sprake was van een OSAS.
Samenvattend merkt verweerder op dat:
- hij klager behoed heeft voor een onzinnige, mutilerende ingreep. Deze visie wordt gedeeld door de huidig behandelende KNO arts.
- hij zonder doctors delay klager heeft doorverwezen naar de longarts voor verder onderzoek.
- klager zelf verantwoordelijk is voor het uitstel van de noodzakelijke diagnostische procedures van ruim 1 maand.
- verweerder niet verantwoordelijk is voor de ingewikkelde tijdrovende procedures en verwijzingen die doorlopen moeten worden, voordat een MRA beugel voor klager is geëffectueerd.
5. De overwegingen van het college
Vast staat dat verweerder eerst op 27 juli 2017 bij de behandeling van klager betrokken is geraakt. Voor zover de klacht ziet op de periode daaraan voorafgaand kan het college daarover in deze zaak dan ook geen oordeel geven.
Uit de medische gegevens en uit hetgeen verweerder ter zitting heeft opgemerkt blijkt dat verweerder klager op 27 juli 2017 onder andere heeft gesproken over zijn allergische astma, zijn mogelijk vergrote huig en een eventuele operatie daaraan, alsmede zijn medicatie. Tijdens het vervolgconsult op 3 augustus 2017 heeft klager wederom gewag gemaakt van zijn te grote huig, de klachten die hij daarvan ondervindt en zijn wens om door verwezen te worden naar een KNO arts. Verweerder heeft een anamnese afgenomen en lichamelijk onderzoek verricht, waarbij door hem geen afwijkingen aan de huig gevonden zijn. Verweerder heeft de voorlopige diagnose OSAS gesteld en klager op 4 augustus 2017 verwezen naar de longarts. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat bij een verdenking op OSAS verwezen kan worden naar een longarts of een KNO arts en dat hij bij klager, gezien de bij klager aanwezig astma, de voorkeur gegeven heeft aan de longarts.
Het college is van oordeel dat verweerder daarmee zeer zorgvuldig en adequaat gehandeld heeft en naar de juiste specialist heeft verwezen.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. C.D.M. Lamers als voorzitter, mr. G.J.S. Bouwens als lid-jurist,
J.D.M. Schelfhout, A. de Jong en M.F.J.M. Broekman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken
op 16 mei 2018 in aanwezigheid van de secretaris.