ECLI:NL:TGZRAMS:2018:84 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/076T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2018:84
Datum uitspraak: 16-07-2018
Datum publicatie: 16-07-2018
Zaaknummer(s): 2018/076T
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager dient een klacht in tegen verweerder (kaakchirurg) wegens een onjuiste uitvoering van een totale extractie bij de plaatsing van een gebitsprothese. Klager verwijt de verweerder dat hij de situatie anders had moeten inschatten en dat hij niet de zorg heeft verleend die je mag verwachten van een kaakchirurg. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 21 februari 2018 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B

k l a g e r,

tegen

C,

tandarts,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. A.M. Franse, staflid JZ bij het E Utrecht.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      de op 30 mei 2018 binnengekomen e-mail met bijlage van klager.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is op een openbare zitting behandeld.

Partijen waren aanwezig.

Verweerder werd bijgestaan door mr. Franse, voornoemd.

2.         De feiten

2.1       Klager, geboren op februari 1958, heeft op 22 november 2017 een intakegesprek gehad met verweerder, die bij het E D als ziekenhuistandarts werkzaam is.

Klager was door zijn tandarts doorverwezen naar verweerder om restdentitie te verwijderen en gebitsprotheses te plaatsen.

2.2       Klager heeft tijdens de intake aan verweerder gemeld dat hij Plavix gebruikt en dat hij daardoor in het verleden bij extracties vervelende nabloedingen heeft gehad. Hij heeft kenbaar gemaakt zich zorgen te maken dat dit opnieuw zou gebeuren. Partijen hebben, na overleg op dat punt, besloten dat alle resterende elementen in één keer verwijderd zouden worden en direct op de extracties de door de eigen tandarts te maken gebitsprotheses geplaatst zouden worden.

2.3       De onder- en bovenkaak van verweerder telden in totaal nog 14 elementen. Boven waren de elementen 13 tot en met 25 aanwezig, element 23 was afwezig. Onder waren de elementen 35 tot en 42 aanwezig. Op de door verweerder overgelegde foto zijn de elementen zichtbaar.

2.4       In het Medisch Dossier staat over de intake op 22 november 2017 genoteerd:

Anamnese

-                      elementen gaan 1 voor 1 verloren

-                      wil nu graag doorpakken

-                      heeft klacht over gering kauwvermogen; is altijd als laatste klaar met eten

-                      heeft nabloedingen gehad bij vorige extracties

Tractus anamnese

Medicatie:

- Avodart

- Levodopa

- Plavix

Beleid

- meerdere extracties + plaatsen immediaat op di 23-01-2018 om 9.30 uur: continueren

Plavix (..) 

2.5       Op 23 januari 2018 heeft de behandeling plaatsgevonden. Na het verwijderen van de resterende elementen is gebleken dat de wonden vochtiger waren dan gebruikelijk. De wonden zijn door verweerder gehecht, de alveolen zijn voorzien van resorbeerbare gelatinesponsjes en de protheses zijn geplaatst (nadat de randen door verweerder zijn ingekort om deze passend te maken). Daarna heeft klager enige tijd in de wachtkamer plaatsgenomen.

Nadat klager weer terugkwam in de behandelkamer is gebleken dat er linksonder (labiaal regio 35/33 een hematoom (bloeduitstorting) met zwelling was ontstaan. In verband daarmee heeft verweerder de protheses verwijderd. De wonden zijn nagehecht en er zijn bijtgazen aangebracht.

2.6       In het Medisch Dossier staat over de behandeling op 23 januari 2018 genoteerd:

- CV restdentitie

- Spongostan + gehecht

- blijft “nat”

- randen onder- + bovenprothese veel te lang: prothese komt niet op z’n plaats: ingekort

- pat 3 kwartier in wachtkamer

- nagehecht

- fors hematoon regio 35-33

- prothese uitlaten

- pat neemt contact op met neuroloog ivm mogelijke overmatige werking Plavix

- afspraak eigen tandarts: aanpassen VP (icc tandarts)

2.7       Klager is na de behandeling naar huis gegaan. Daarna is het bloeden niet gestopt, maar rustig blijven doorsijpelen. In de nacht van 28 januari op 29 januari 2018 heeft klager hevige bloedingen gekregen waarop via een 112-melding een ambulance is opgeroepen. Toen deze arriveerde, waren de bloedingen enigszins afgenomen. In de vroege ochtend namen de bloedingen weer toe en is klager met zijn vrouw naar het ziekenhuis in F gegaan. De kaakchirurg die klager in het verleden al eerder had behandeld, is opgeroepen. Deze kaakchirurg heeft de wonden opnieuw gehecht.

2.8       Op 31 januari 2018 is een nieuwe bloeding bij klager ontstaan. In het ziekenhuis in F zijn er door dezelfde kaakchirurg twee hechtingen verwijderd en vier hechtingen teruggebracht. Daarna is het herstel ingetreden.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klachten houden zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1.    klager niet goed heeft behandeld bij het uitvoeren van een totaalextractie en het plaatsen van een gebitsprothese, doordat verweerder:

- geen acht heeft geslagen op de bijzondere omstandigheden dat klager gevoelig is                       voor bloedingen omdat hij Plavix gebruikt en dat, zoals uit de foto bleek, de tanden                     van klager grote wortels hadden,

- niet heeft gereageerd op het bevel van klager om de behandeling te stoppen,

- klager heeft beschouwd als een nummer dat binnen een bepaald tijdsbestek moest        

  worden behandeld,                              

2.    door zijn onzorgvuldige handelen materiële schade aan klager heeft toegebracht.

4.            Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       Het college zal beoordelen of verweerder bij de tandheelkundige zorgverlening aan klager de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening heeft overschreden, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. Deze norm is onder meer vervat in Boek 7, titel 7, afdeling 5, van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de richtlijnen van de eigen beroepsgroep.

5.2       Wat de uitvoering van de behandeling betreft, stelt het college voorop dat een goede behandeling begint met het opnemen van de anamnese. De tandarts dient vervolgens onderzoek te verrichten, waarbij de aard van de klachten en de medische voorgeschiedenis bepalend zijn voor het soort onderzoek dat noodzakelijk is. Het onderzoek vormt vervolgens de basis voor de diagnose en de diagnose is op haar beurt bepalend voor de behandeling en de uitvoering daarvan. Bij de uitvoering van het gekozen behandelbeleid dient de tandarts vakbekwaam te werk te gaan, waarbij hij zich bewust moet zijn van de grenzen van zijn bekwaamheid. Voorts dient de tandarts bij de uitvoering van de behandeling zorgvuldig en volgens de regelen der kunst te werk te gaan, zo nodig met behulp van de juiste apparatuur. Een tandarts dient na behandeling behoorlijke nazorg te verlenen

De eerste klacht

5.3       De eerste klacht inhoudende dat verweerder klager niet goed heeft behandeld, bestaat uit een aantal onderdelen die hierna worden besproken.

gebruik Plavix en de behandeling

5.4       Klager verwijt verweerder bij de behandeling geen rekening te hebben houden met de omstandigheden dat klager de bloedverdunner Plavix gebruikt en in het verleden bij het verwijderen van zijn kiezen ernstige bloedingen heeft gehad.

Het college is van oordeel dat verweerder op dit onderdeel niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Verweerder heeft, na overleg met klager, een weloverwogen -en naar het oordeel van het college een te rechtvaardigen- beslissing genomen om tot een totaalextractie over te gaan. Daarbij betrekt het college het volgende. Uit het Medisch Dossier (hiervoor weergegeven onder 2.4) volgt dat verweerder op de hoogte was van het Plavix-gebruik en de nabloedingen bij eerdere extracties. Verweerder heeft op de zitting verklaard dat hij eveneens op de hoogte is van de ACTA richtlijn waarin wordt aanbevolen om een beperkt aantal extractie’s uit te voeren als een patiënt Plavix gebruikt. Gebleken is dat de redenen waarom verweerder desondanks voor een totaalextractie heeft gekozen zijn, dat hij:

- het verhoogde risico op het ontstaan van een nabloeding, een bekende en in een ziekenhuis goed te behandelen complicatie achtte,

- had geconstateerd dat bij klager de grote kiezen die doorgaans een nabloeding veroorzaken al verwijderd waren en de resterende gebitselementen slechts 1 wortel hadden, welke wortels zoals uit de gemaakte (en overgelegde) foto bleken niet lang waren,

- tegemoet wilde komen aan de wens van klager om “door te pakken”.

Niet gebleken is dat verweerder, die bovendien zeer ervaren is in het uitvoeren van ingrepen als de onderhavige, door aldus te overwegen, gehandeld heeft in strijd met genoemde richtlijn. Verweerder heeft hiermee de professionele norm toegepast en gehandeld zoals van hem in de bestaande praktijk mocht worden verwacht. Hij heeft klager geïnformeerd over zijn keuze om het behandelbeleid niet aan te passen. Dit onderdeel van de klacht wordt dan ook afgewezen.

het niet stoppen van de behandeling

5.5       Klager stelt dat hij na het verwijderen van zijn ondertanden verweerder heeft verzocht de behandeling te stoppen, omdat er bloedingen waren. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij wilde opstaan uit zijn stoel en op verbale wijze heeft geprotesteerd. Verweerder heeft verklaard dat hij zich dat niet kan herinneren, maar hij wil wel aannemen dat het zo is gegaan als klager het zegt. Hij heeft voorts verklaard dat weerstand vaak voorkomt en hij waarschijnlijk heeft geprobeerd klager door de behandeling heen te helpen.

Het college kan niet vaststellen dat verweerder op dit onderdeel onzorgvuldig heeft gehandeld. Verweerder heeft het handelen van klager kennelijk opgevat als vaker voorkomend verzet en het college heeft geen aanwijzingen dat hij dat niet zo heeft mogen doen. Bovendien begrijpt het college het standpunt van verweerder inzake het belang van de voortzetting van de behandeling. De onderprothese zou immers niet geplaatst kunnen worden bij het laten zitten van de resterende bovendentitie. Dit terwijl de protheses zouden kunnen dienen als wondverband en voor de mechanische ondersteuning van de hemostase. Dat klager achteraf zonder gebitsprotheses in zijn mond naar huis is gegaan, was op dat moment niet voorzienbaar.

de wijze waarop klager is behandeld

5.6       Klager beklaagt zich erover dat hij als een nummer is behandeld en bloedend naar huis is gestuurd; hierdoor is hij in zijn belangen geschaad met alle ernstige gevolgen van dien.

Het college stelt vast dat klager tijdens de behandeling enige tijd in de wachtkamer heeft gezeten, waarna verweerder hem verder heeft geholpen. Niet gebleken is dat klager naar de wachtkamer is gestuurd, omdat verweerder een andere patiënt had. Het college volgt op dit onderdeel de uitleg van verweerder. Verweerder stelt dat het gebruikelijk is om het effect van de behandeling op de hemostase even af te wachten om daarna de situatie opnieuw te beoordelen. Verweerder heeft klager om die reden in de wachtkamer laten plaatsnemen. Dit komt het college niet onaannemelijk en bovendien juist zorgvuldig voor. Na terugkomst heeft verweerder de protheses verwijderd voor nadere inspectie vanwege het ontstane hematoom. Verweerder heeft vervolgens stolsels verwijderd en de wonden nagehecht. Volgens verweerder zagen de wonden er daarna rustig uit en heeft hij klager naar huis gestuurd. Naar het oordeel van het college was het op dat moment beter was geweest als verweerder klager nogmaals in de wachtkamer had laten plaatsnemen om daarna opnieuw de situatie te bezien. Ter zitting heeft verweerder dat ook erkend. Dat verweerder door dat na te laten onzorgvuldig, laat staan tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, kan echter niet worden aangenomen. Er zijn geen aanwijzingen dat op dat moment de situatie niet onder controle was. Dat klager vervolgens al in de parkeergarage van het ziekenhuis bloedingen kreeg en niet wederom de hulp van verweerder heeft ingeroepen, valt te betreuren. Het college begrijpt dat dat voor klager beangstigend moet zijn geweest maar dat een en ander een gevolg is geweest van onzorgvuldig handelen is niet komen vast te staan.

De tweede klacht

5.7       De tweede klacht ziet op de volgens klager aan hem toegebrachte materiële schade. Het gaat om bedrijfsschade (omdat klager tijdelijk niet kon werken) en de extra kosten voor een gebitsprothese. Deze klacht zal worden afgewezen, reeds omdat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de gestelde schade is te wijten aan onzorgvuldig handelen van verweerder.

Conclusie

5.8       De conclusie van het voorgaande is dat de klachten op alle onderdelen ongegrond zijn. Verweerder kan met betrekking tot de klachten geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college:

-          wijst de klachten af.

Aldus beslist door:

mr. A. van Maanen, voorzitter,

drs. E.C.L. Fritschij, drs. H.C. van Renswoude, leden-tandartsen en dr. R.H. Groot., lid kaakchirurg,

mr. dr. R.E. van Hellemondt, lid-jurist,

bijgestaan door mr. G.H. Felix, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2018 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG  secretaris                                                                                   WG  voorzitter