ECLI:NL:TGZRAMS:2018:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/477

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2018:75
Datum uitspraak: 03-07-2018
Datum publicatie: 03-07-2018
Zaaknummer(s): 2017/477
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager dient een klacht in tegen verweerster (huisarts) vanwege het geven van valse informatie, het niet houden aan haar beroepsgeheim en dat zij de oorzaak is van zijn vrijheidsberoving. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 29 december 2017 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te G,

k l a g e r,

tegen

B,

huisarts,

werkzaam te C,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde: mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1. De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- de e-mail van klager van 25 januari 2018 met een nadere toelichting op het klaagschrift;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

- de op 8 maart 2018 binnengekomen brief van de gemachtigde van verweerster met de bijlage

- het proces-verbaal van het op 9 maart 2018 gehouden vooronderzoek;

- de e-mail van klager van 22 maart 2018 met de bijlagen.

De klacht is op een openbare zitting behandeld. Partijen waren aanwezig. Verweerster werd bijgestaan door mr. Berkhoff-Muntinga voornoemd.

2. De feiten

2.1 Verweerster is huisarts en sinds 1 juli 1988 werkzaam in een huisartsenpraktijk te C (hierna: de praktijk).

2.2 Klager (geboren augustus 1976) is van 1992 tot 2017 patiënt geweest in de praktijk.

2.3 In de avond van woensdag 29 april 2015 heeft de broer van klager (hierna: de broer) tweemaal contact gehad met de huisartsenpost. In het patiëntenjournaal staan over de telefoongesprekken – voor zover thans van belang – de volgende aantekeningen:

“(…)

Broer belt: is GHB verslaafd. Krijgt elk uur een shot van 2mg. Vraagt om meer. Vannacht een drama geweest..Politie aanwezig. Had wrs ook alcohol op. Hr zelf aan de lijn: Gaat goed. Nu rustig. Goed aanspreekbaar. In 5 uur tijd 2x2 mg GHB. Zat op elk uur 3x3mg. D bepaalt deze hoeveelheid. Komt regelmatig bij D. Heeft last van spiertrekkingen. Geeft aan niet op een overdosis te zitten. (…) belt terug bij problemen. Hr. akkoord.

(…)

Broer belt weer. Broer is verslaafd. Durft zijn broer niet alleen achter te laten. Broer was net rustig aan de telefoon, maar broer zegt dat dat zo weer kan veranderen. Vannacht zeer agressief geweest..Broer is bang dat hij weer meer GHB gaat gebruiken. Broer zegt dat hr helemaal geen hulp heeft. Liegt. Broer weet niet of hij suicidaal is. (DSM) broer zelf ook gesproken: hoe nu om te gaan met de GHB? Direct stoppen of niet? Durven hem niet alleen achter te laten.

(…)

Morgen contact met eigen huisarts of D indien deze inderdaad al is ingeschakeld over vervolgbeleid. (…)””

2.4 Op 30 april 2015 heeft verweerster op verzoek van de broer contact opgenomen met D, waar klager reeds onder (ambulante) behandeling was. Verweerster heeft met D overleg gevoerd over een spoed detoxificatieopname en vervolgens heeft zij via het zorgdomein een verwijzing verstuurd. De broer heeft verweerster ook gevraagd om hem als contactpersoon op te nemen op het verwijzingsformulier.

2.5 In het patiëntenjournaal heeft verweerster geschreven dat D haar te kennen heeft gegeven dat een spoedopname niet mogelijk was. De reden daarvoor was dat een GHB detox levensbedreigende gevolgen kan hebben en daar was extra personeel voor nodig, dat moest worden ingepland. D adviseerde dat klager tot die tijd zou blijven gebruiken. Als het te erg zou worden of als de familie het te erg zou vinden, zou de crisisdienst kunnen worden ingeschakeld. Indien nodig zou eventueel ook een somatische opname geregeld kunnen worden, zo luidde het advies van D.

2.6 Verweerster heeft dit advies van D ook in het overdrachtsformulier aan de huisartsenpost genoteerd, voor het geval zich een crisissituatie in avond- of weekenduren zou voordoen, en zij heeft het ook aan de broer verteld. In de verwijzing via zorgdomein heeft verweerster voorts vermeld: “ svp bellen met zijn familielid ” met daarachter het telefoonnummer van de broer.

2.7 Op 1 mei 2015 hebben de broers van klager contact gehad met de praktijk, omdat zij klager niet konden vinden. De waarneemster van klager heeft over dat contact onder meer in het patiëntenjournaal geschreven: “Al anderhalf uur weg zonder GHB. Advies politie bellen. Indien gelocaliseerd: crisisdienst.”

2.8 Klager is diezelfde dag vanuit het hotel waar hij verbleef met een ambulance naar het E overgebracht, waar hij op de Intensive Care afdeling is opgenomen.

2.9 Op 3 mei 2015 is klager ontslagen uit het E. In het ontslagbericht dat aan verweerster is gestuurd, staat – voor zover thans van belang – het volgende:

“ (…)

Bovengenoemde patient [klager, RTG] werd op 1 mei opgenomen op de afdeling intensive care na een overdosering met GHB en cocaine. Patient is al geruime tijd bekend met en cocaine en GHB verslaving in toenemende mate. Patient werd in verband een verlaagde EMV opgenomen op de intensive care waarna patient snel zeer onrustig werd. In verband met een verdenking op GHB onttrekking werd gestart met propofol en GHB. DE GHB werd langzaam opgehoogd totdat de propofol kon worden afgebouwd. Dit alles in samenspraak met de dienstdoend psychiater. De volgende ochtend was patient goed cooperatief en stond open voor hulp. Echter in verband met een ernstige hypokalemie moest dit eerst worden gecorrigeerd voordat overplaatsing kon plaatsvinden.

Conclusie:

Verslavingsproblematiek gecompliceerd door intoxicatie

Somatisch vrijgegeven, gemotiveerd om af te kicken

Medicatie bij overplaatsing:

(…)

XYREM drank (…) volgens schema afbouwen.

(…)”

2.10. Op 30 juni 2015 heeft D contact opgenomen met verweerster met de melding dat de behandeling van klager was gestopt. Aan verweerster en de huisartsenpost is gemeld dat klager gevaarlijk zou kunnen zijn. Verweerster heeft deze informatie als signaal voor haar dienstdoende collega’s in het medisch dossier van de huisartsenpost gezet.

2.11. Op 7 juli 2015 heeft klager met ernstige klachten de huisartsenpost gebeld. Uiteindelijk is niet een arts, maar de politie bij klager gekomen.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

i) de privacy van klager heeft geschonden;

ii) haar beroepsgeheim heeft geschonden;

iii) een foute diagnose heeft doorgegeven aan D;

iv) informatie heeft achtergehouden en geen openheid heeft gegeven;

v) ten onrechte het medicijn Xyrem heeft voorgeschreven;

vi) zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte; en

vii) zich grensoverschrijdend heeft gedragen.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1. Ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

i) schending van de privacy en ii) schending beroepsgeheim

5.2. Klager verwijt verweerster dat zij zijn privacy en haar beroepsgeheim heeft geschonden, door buiten hem om met zijn broer – met wie klager geen contact wenste – over klager te spreken. Daarnaast heeft verweerster volgens klager ten onrechte op verzoek van de broer een verwijsbrief voor D opgesteld om klager te laten opnemen, in welke verwijzing zij ook de broer met zijn telefoonnummer als contactpersoon heeft vermeld.

5.3 Vast staat dat verweerster op 30 april 2015 een verwijsbrief heeft ingevuld om administratief gefaciliteerd te hebben klager zo nodig met spoed op te kunnen nemen voor detoxificatie, echter zonder zelf bij klager na te gaan of hij daar mee instemde. Verweerster heeft haar beweegredenen voor haar handelen als volgt toegelicht. De dienstdoende arts bij de huisartsenpost heeft op 29 april 2015 de telefoongesprekken met de broer gevoerd. Verweerster heeft de volgende dag het verslag over die gesprekken in het huisartsenjournaal gelezen. In het verslag stond dat ook met klager zelf is gesproken en dat hem en de broer is aangeraden om de volgende dag contact op te nemen met de eigen huisarts of met D. Vervolgens werd verweerster die dag ook gebeld door de broer met het verzoek om een spoed opname bij D aan te vragen, waar klager reeds in ambulante behandeling was. Deze gang van zaken heeft gemaakt dat bij verweerster de achteraf onjuist gebleken indruk bestond dat klager instemde met de intensivering van zijn behandeling als gevolg waarvan verweerster het niet meer bij hem heeft nagevraagd.

5.4. Het college is met verweerster van oordeel dat de verwijzing geen nieuwe behandeling betrof, maar een noodzakelijke administratieve handeling om intensivering van een reeds bestaande behandeling, in welk geval toestemming van de patiënt niet noodzakelijk is. Het college is echter – overigens ook met verweerster – van oordeel dat het achteraf gezien wel wenselijk was geweest als zij nog eens bij klager had geverifieerd of hij instemde met een intensivering van de behandeling bij D, en het opnemen van de broer als contactpersoon. De hiervoor genoemde omstandigheden maken echter dat het handelen van verweerster verklaarbaar is en dat zij daarmee naar het oordeel van het college binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Niet is gebleken dat verweerster medische informatie met de familie van klager heeft gedeeld. Het college kan evenmin vaststellen dat sprake is geweest van een schending van het beroepsgeheim dat verweerster in acht hoort te nemen.

iii) foute diagnose doorgegeven

5.5. Klager verwijt verweerster dat zij klager heeft doorverwezen naar D en daarnaast dat zij er de oorzaak van is dat de diagnose GHB-verslaving en suïcidaliteit door het E is overgenomen.

5.6. Verweerster heeft een verklaring gegeven voor de doorverwijzing naar D, zoals hiervoor reeds beschreven. Daarnaast heeft verweerster gemotiveerd betwist dat zij betrokken is geweest bij de ziekenhuisopname van klager in het E op 1 mei 2015. Volgens verweerster is klager vanuit een hotel via 112 met en ambulance naar het E gebracht. Bovendien werkte zij niet op vrijdagen en dus ook niet op vrijdag 1 mei 2015.

5.7. Het college volgt klager niet in zijn stelling dat de verwijzing naar D op 30 april 2015 – waarvan reeds is geoordeeld dat deze niet verwijtbaar is geweest - verband houdt met de opname van klager een dag later. Uit niets is gebleken dat verweerster enige bemoeienis heeft gehad met de opname van klager in het E op 1 mei 2015. Dat verweerster het consult op die dag bij de zorgverzekeraar heeft gedeclareerd maakt dit niet anders, nu verweerster daarvoor een voldoende duidelijke verklaring heeft gegeven, namelijk dat zij alle declaraties uit haar naam deed – ook van degene die haar verving op de vrijdag – omdat zij in 2015 de enige praktijkhoudster was. Verweerster valt over de opname van klager in het E dan ook geen verwijt te maken. Evenmin is gebleken dat verweerster aan D een verkeerde diagnose zou hebben doorgegeven.

iv) achterhouden informatie en geen openheid gegeven

5.8. Klager verwijt verweerster dat zij hem na afloop van de opname in het E geen informatie heeft willen geven over wat er in het E is gebeurd.

5.9. Verweerster heeft toegelicht dat klager op 11 mei 2015 zonder afspraak naar de praktijk is gekomen en dat zij hem later die middag te woord heeft gestaan. Omdat zij geen informatie had over de gang van zaken op 1 mei 2015, heeft verweerster klager aangeraden om te rade te gaan bij de ambulancemedewerkers die klager die dag hebben vervoerd en bij de medewerkers van de Intensive Care van het E. Verweerster heeft daartoe de contactgegevens aan klager beschikbaar gesteld.

5.10. Het college begrijpt dat het voor klager van belang was om meer te weten te komen over wat hem op 1 mei 2015 is overkomen. Er is echter geen aanleiding om aan te nemen dat verweerster hierover informatie voor klager heeft achter gehouden. In het licht van het voorgaande is niet gebleken dat verweerster betrokken is geweest bij de opname van klager op 1 mei 2015 en zij heeft naar het oordeel van het college voldoende gedaan om klager verder te helpen in zijn zoektocht naar informatie.

v) voorschrijven Xyrem

5.11. Klager verwijt verweerster dat zij hem het medicijn Xyrem heeft voorgeschreven, terwijl dit medicijn alleen onder begeleiding van een psychiater mag worden gebruikt. Bovendien was klager er niet van op de hoogte dat het medicijn GHB betrof, als gevolg waarvan hij zijn rijbewijs is kwijtgeraakt.

5.12. Ter zitting heeft verweerster nader toegelicht dat klager dit medicijn eerder bij zijn opname in het E ook heeft voorgeschreven gekregen. Verweerster heeft het vervolgens op verzoek van klager in juli 2015 voor een korte periode voorgeschreven, nadat D de behandeling van klager had stopgezet. Verweerster heeft voorts gesteld dat zij klager bij het voorschrijven van het medicijn erop heeft gewezen dat het GHB betrof en dat hij het daarom maar kortdurend mocht gebruiken.

5.13. Het college is van oordeel dat verweerster ten aanzien van het voorschrijven van het medicijn Xyrem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerster heeft haar overwegingen voor het voorschrijven ervan voldoende toegelicht. Ten aanzien van de vraag of verweerster wel of niet aan klager heeft verteld dat Xyrem GHB betrof, is het woord van klager tegenover dat van verweerster. Het college kan dan ook niet vaststellen of verweerster expliciet aan klager heeft vermeld dat het GHB betrof. In aanmerking nemend dat klager het medicijn al eerder had voorgeschreven gekregen tijdens zijn opname in samenhang met de ter zitting door verweerster gegeven toelichting, valt verweerster hierover geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Dat klager vervolgens zijn rijbewijs is kwijtgeraakt, valt verweerster evenmin aan te rekenen.

vi) valsheid in geschrifte en vii) grensoverschrijdend gedrag

5.14. Klager verwijt verweerster dat zijn medisch dossiers onwaarheden bevat. Bovendien heeft zij klager van informatie onthouden, maar tegelijkertijd wel mededelingen aan de politie gedaan, hetgeen nadelige gevolgen voor klager heeft gehad en waardoor hij zelfs in de gevangenis is terechtgekomen.

5.15 Verweerster heeft betwist dat zij mededelingen aan de politie heeft gedaan. Daarnaast heeft zij toegelicht dat de opmerking over de mishandeling van de vriendin van klager in het journaal staat opgenomen achter de letter “s”, welke letter in een patiëntenjournaal staat voor “subjectief”, waarmee wordt bedoeld dat dit informatie is die de patiënt zelf heeft gegeven. Voor zover de klacht erop ziet dat delen uit het medisch dossier van klager ontbreken, heeft verweerster betwist dat zij zaken uit het dossier van klager heeft verwijderd. Zij heeft ter zitting uitgelegd dat klager in 2015 en in 2017 een complete uitdraai van zijn dossier heeft ontvangen. De verschillen die ter zitting werden getoond, bleken te berusten op verschillende onderdelen van hetzelfde dossier en betroffen dus niet dezelfde passages. Eind september 2017 heeft klager afscheid genomen van de praktijk, waarna zijn dossier aan de nieuwe huisarts van klager per fax is opgestuurd. Daar is kennelijk iets mis gegaan, omdat het niet compleet was. Verweerster heeft hiervan evenwel geen foutmelding gekregen.

5.16. Ook ten aanzien van dit laatste klachtonderdeel is het college van oordeel dat het niet kan slagen. Nergens blijkt van contact tussen verweerster en de politie en van de notitie achter de letter “s” is voor elke lezer in de branche duidelijk dat hiermee geen feit wordt weergegeven, maar dat het slechts informatie betreft die is gemeld door de patiënt. Verweerster heeft zich dan ook niet grensoverschrijdend gedragen. Voor zover klager doelt op de gebeurtenissen op 7 juli 2015 (zie hiervoor 2.11), is evenmin gebleken dat verweerster enig aandeel heeft gehad in het contacteren van de politie. Klager had immers de huisartsenpost gebeld en zij waren een week daarvóór gewaarschuwd dat klager mogelijk gevaarlijk kon zijn, als gevolg waarvan zij de crisisdienst hebben ingeschakeld na de melding. Verweerster was hier niet bij betrokken. Wel heeft zij achteraf laten blijken dat dit een zeer akelige ervaring voor klager moet zijn geweest.

5.17 Ook is niet gebleken dat verweerster iets heeft gewijzigd aan het dossier van klager. Klager heeft ter zitting nog aangevoerd dat het door hem in het geding gebrachte verwijsbericht ook niet alle gegevens bevat die in het journaal zijn opgenomen, maar dat maakt nog niet dat er zaken bewust zouden zijn uitgehouden. In een verwijsbericht staan immers nooit alle, maar slechts de voor die verwijzing noodzakelijke gegevens uit het journaal. Het college is dan ook van oordeel dat ook ten aanzien van dit klachtonderdeel verweerster geen verwijt kan worden gemaakt. Dit geldt temeer nu klager niet heeft betwist dat hij zelf wel over het complete dossier beschikte.

5.18. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) ongegrond is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door:

mr. J. Recourt, voorzitter,

drs. A. Wewerinke, drs. T.A. Wouters, en A.S.M. Kraak, leden-arts,

mr. drs. M.P. Sombroek-van Doorm, lid-jurist,

bijgestaan door mr. J.M. Sodderland-Elzas, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2018 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG secretaris WG voorzitter