ECLI:NL:TGZRAMS:2018:73 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/011

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2018:73
Datum uitspraak: 26-06-2018
Datum publicatie: 26-06-2018
Zaaknummer(s): 2018/011
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klager dient een klacht in tegen de psychiater een medisch rapport heeft opgesteld over hem. Klager verwijt verweerder het schenden van zijn medisch beroepsgeheim omdat hij het medische rapport naar een onjuist adres heeft toegezonden. Tevens verwijt hij verweerder dat hij het rapport zonder kennisgeving inhoudelijk heeft veranderd.     Ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 8 december 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag binnengekomen en vervolgens naar dit college doorgestuurde en op 11 januari 2018 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

gemachtigde: C,

tegen

D,

psychiater,

wonende te E,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. R.J. Peet, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                      het klaagschrift;

-                      het verweerschrift met bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 21 februari 2018 gehouden vooronderzoek. 

De klacht is op een openbare zitting behandeld.

Klager was afwezig. Klager werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde C.

Verweerder was aanwezig en werd bijgestaan door mr. R.J. Peet, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

2.         De feiten

2.1.      Verweerder is als zzp-er verbonden aan Bureau Rijbewijskeuringen te Amersfoort. Namens dit bureau heeft verweerder in opdracht van het Centraal Bureau Rijvaardigheden (CBR) klager psychiatrisch onderzocht voor een herkeuring in het kader van de Vorderingsprocedure uit de Wegenverkeerswet.

2.2.      Het onderzoek van klager door verweerder heeft plaatsgevonden op 8 juli 2017. De door anamnese en onderzoek verkregen informatie heeft verweerder verwerkt in een concept rapport.

2.3.      Het secretariaat van het Bureau Rijbewijskeuringen heeft op 9 augustus 2017 het concept rapport per e-mail aan klager toegestuurd. Omdat een foutmelding werd ontvangen, is het concept rapport dezelfde dag aangetekend verstuurd naar het bij het secretariaat bekende huisadres van klager.

2.4.      Op 21 augustus 2017 was de tien dagentermijn van het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht verstreken zonder dat van klager bericht was ontvangen. Het secretariaat van het Bureau Rijbewijskeuringen heeft het rapport toen naar het CBR gestuurd.

2.5.      Op 24 augustus 2017 heeft verweerder opmerkingen ontvangen van het CBR naar aanleiding van het rapport. Verweerder heeft daarop het rapport aangepast.

2.6.      Het secretariaat van het Bureau Rijbewijskeuringen heeft op 28 augustus het aangepaste rapport in concept per aangetekende post naar het bij het secretariaat bekende huisadres van klager gestuurd.

2.7.      Het secretariaat van het Bureau Rijbewijskeuringen ontving op 31 augustus 2017 een e-mail van de vader van klager. Hierin is te lezen:

“Namens mijn zoon [klager] laat ik u weten dat wij uw aangetekende schrijven van 9 augustus pas zeer recent ontvingen omdat het naar onze oude huisadres was verstuurd en de nieuwe bewoner de enveloppe in ontvangst had genomen en mij pas later had bericht dat er post was. Ik doel op de brief van [verweerder] ikv keuringsonderzoek rijgeschiktheid ikv vorderingsprocedure. Tijdens het onderzoek op 8 juli is de adreswijziging overigens doorgegeven. [Klager] laat weten geen bezwaar te hebben tegen versturen naar het CBR (wrsch reeds gebeurd). Kunt u voor de zekerheid onze nieuwe adres noteren: (…).”

2.8.      Het secretariaat van het Bureau Rijbewijskeuringen heeft op 4 september 2017 het aangepaste rapport naar het CBR gestuurd.

2.9.      Op 5 september 2017 ontving het secretariaat van het Bureau Rijbewijskeuringen een e-mail van de vader van klager met aan aantal opmerkingen naar aanleiding van het aangepaste rapport. Hierin is onder meer te lezen:

“(…) 2. Op blz. 8 staat “Concluderend lijkt aannemelijk dat betrokkene het alcoholmisbruik is gestopt sinds 12-4-2017”. Dat moet zijn 12 maart 2017, de dag van het ongeval, zoals ook in uw vorige versie stond. Dat is de juiste datum. Ik denk dat dit een typefoutje is dan. (…)”

2.10.    Op 12 september 2017 heeft Bureau Rijbewijskeuringen gereageerd op de e-mail van 5 september 2017.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1)    de concept rapporten naar een onjuist (oud) huisadres heeft gestuurd. Hierdoor heeft de nieuwe bewoner kennis kunnen nemen van de inhoud van de concept rapporten. Verweerder heeft hierdoor zijn beroepsgeheim geschonden.

2)    het eerste rapport zonder kennisgeving aan klager inhoudelijk heeft veranderd.

4.            Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Met het eerste klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij de twee concept rapporten naar een verkeerd (oud) huisadres heeft gestuurd. Hierdoor heeft de nieuwe bewoner kennis kunnen nemen van de inhoud van de rapporten. Volgens klager heeft verweerder hierdoor zijn beroepsgeheim geschonden.

Voor de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt het college voorop dat bij het antwoord op de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van art. 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) het persoonlijk handelen van verweerder centraal staat. Verweerder heeft toegelicht dat de administratieve afhandeling van de onderzoeken, waaronder het versturen van een concept rapport aan betrokkene in het kader van het inzage correctie- en blokkeringsrecht, gebeurt door het secretariaat van het Bureau Rijbewijskeuringen. Verweerder is hierbij niet betrokken geweest. Het college heeft niet kunnen vaststellen dat er voor verweerder aanleiding bestond toe te zien op juiste verzending van het concept rapport. Verweerder heeft toegelicht dat hij niet op de hoogte was van de adreswijziging van klager. Naar het oordeel van het college kan verweerder in deze omstandigheden niet persoonlijk verantwoordelijk worden gehouden voor het feit dat de concept rapporten naar het oude huisadres van klager zijn gestuurd. Klachtonderdeel 1 is ongegrond.     

5.2.      Het tweede klachtonderdeel richt zich tegen de wijziging die verweerder heeft aangebracht in het eerste rapport. Uit de e-mail van de vader van klager van 5 september 2017 en hetgeen partijen hierover hebben verklaard tijdens de zitting begrijpt het college dat dit klachtonderdeel ziet op de aanpassing door verweerder van de stopdatum van het alcoholmisbruik. Het eerste rapport vermeldde 12 maart 2017 als stopdatum. Naar aanleiding van opmerkingen hierover van het CBR heeft verweerder dit veranderd in 12 april 2017.

Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij in het eerste rapport de stopdatum heeft vastgesteld op 12 maart 2017 naar aanleiding van de opmerking van klager dat hij na het ongeval niet meer had gedronken. Het CBR heeft verweerder daarna gewezen op de discrepantie tussen hetgeen klager in het kader van de herkeuring aan verweerder had verteld over zijn drankgebruik en hetgeen klager hierover had verteld tijdens het eerdere onderzoek. Bij het eerdere onderzoek had klager namelijk laten weten na het ongeval nog wel alcohol te hebben gebruikt. Bij het opmaken van het eerste rapport is verweerder deze discrepantie niet opgevallen. Na opmerkingen hierover van het CBR heeft verweerder de beschikbare informatie opnieuw bestudeerd en overleg gehad met een collega. Dit heeft hem doen besluiten de stopdatum van het alcoholmisbruik te veranderen in 12 april 2017. Naar het oordeel van het college heeft verweerder hiermee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het tweede klachtonderdeel is in zoverre ongegrond.

5.3.      Voor zover klager met het tweede klachtonderdeel erover klaagt dat hij geen opmerkingen heeft kunnen maken naar aanleiding van het tweede (aangepaste) concept rapport, is dit klachtonderdeel eveneens ongegrond. Uit de e-mail van de vader van klager van 31 augustus 2017 had naar het oordeel van het college afgeleid kunnen worden dat klager geen bezwaar had tegen het eerste concept rapport en dat het tweede concept rapport mogelijk (nog) niet door klager was ontvangen. In de e-mail wordt immers uitdrukkelijk verwezen naar het schrijven van het Bureau Rijbewijskeuringen van 9 augustus 2017. Het lijkt er echter op dat deze e-mail ten onrechte is opgevat als een akkoord op het tweede (aangepaste) concept rapport. Op 4 september 2017 is dit rapport naar het CBR gestuurd. Verweerder heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de e-mail van de vader van klager van 31 augustus 2017. Voor beoordeling van dit klachtonderdeel verwijst het college naar hetgeen hiervoor bij de bespreking van het eerste klachtonderdeel is opgemerkt. Voor de administratieve verwerking van de rapportage mocht verweerder vertrouwen op het secretariaat van het Bureau Rijbewijskeuringen. Van de (mogelijk) onjuiste interpretatie van de e-mail van 31 augustus 2017 kan verweerder geen persoonlijk verwijt worden gemaakt. 

5.4.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college:

-          wijst de klacht af.

Aldus beslist op 5 juni 2018 door:

mr. E.A. Messer, voorzitter,

J.C. van der Molen, drs. T.A. Wouters en dr. P.D. Meesters, leden-arts,

mr. S. Colsen, lid-jurist,

bijgestaan door mr. S.S. van Gijn, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter zitting van 26 juni 2018 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                          voorzitter