ECLI:NL:TGZRAMS:2018:33 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/346

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2018:33
Datum uitspraak: 16-03-2018
Datum publicatie: 16-03-2018
Zaaknummer(s): 2017/346
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder dat hij als haar behandelaar niet heeft ingegrepen toen de arts-assistent ten onrechte een tongzenuw heeft doorgesneden. Ook wordt verweerder verweten dat hij klaagster niet heeft geïnformeerd dat de arts-assistent de operatie zou uitvoeren. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 26 september 2017 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

gemachtigde: mr. J.R. Wildeboer, advocaat te Amersfoort,

tegen

C,

keel- neus- oorarts,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. C. Prak, advocaat te Hilversum.

1. De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de op 1 februari 2018 binnengekomen brief van de gemachtigde van klaagster;

- de op 6 februari 2018 binnengekomen brief met bijlagen van de gemachtigde van klaagster.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 9 februari 2018 behandeld. Partijen waren aanwezig. Klaagster werd bijgestaan door mr. Wildeboer, haar dochter E, arts, en F, chirurg. Verweerder werd bijgestaan door mr. Prak. Klaagster en mr. Prak hebben een toelichting gegeven aan de hand van pleitnota’s die aan het college en de wederpartij zijn overgelegd. Ook mr. Wildeboer, E en F hebben toelichtingen gegeven.

2. De feiten

2.1. Bij klaagster is in het G een tumor vastgesteld in de linker glandula submandibularis (onderkaakspeekselklier).

2.2. Klaagster heeft zich gewend tot het H te D. Na onderzoek is klaagster op 22 juni 2016 geopereerd. De operatie heeft bestaan uit een verwijdering van de glandula submandibularis en omliggende lymfeklieren.

2.3. Bij de onder 2.2. genoemde operatie is in plaats van de arteria facialis de nervus hypoglossus doorgesneden.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

Klaagster verwijt verweerder:

1. dat de nervus hypoglossus ten onrechte is doorgesneden met verlamming van de linker tonghelft als gevolg;

2. dat verweerder het informed consent heeft geschonden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder erkent dat de nervus hypoglossus ten onrechte is doorgesneden. Verweerder bestrijdt de schending van het informed consent.

5. De beoordeling

Ten aanzien van klachtonderdeel 1

5.1.1. Tussen partijen is niet in geschil dat tijdens de operatie van klaagster op 22 juni 2016 ten onrechte de nervus hypoglossus is doorgesneden.

5.1.2. Uit de gedingstukken, waaronder het medisch dossier, en het verhandelde ter zitting is het college gebleken dat bij de operatie van klaagster betrokken waren verweerder, I, arts in het laatste stadium van haar opleiding voor het medisch specialisme KNO (verweerster in de zaak 17/346), en de fellow kaakchirurgie J.

5.1.3. Het doornemen van de nervus hypoglossus is feitelijk verricht door I. Alvorens zij de betreffende structuur heeft doorgenomen is zulks – naar verweerder heeft gesteld – met verweerder besproken. Verweerder stond steriel en had overigens evenals I en J zicht op het operatiegebied. Geen van de drie bij de operatie betrokken artsen heeft voor het moment van doornemen gezien dat de nervus hypoglossus werd aangezien voor de arteria facialis.

5.1.4. Verweerder heeft desgevraagd uiteengezet dat hij zich zonder meer verantwoordelijk acht voor hetgeen tijdens de operatie voorvalt. Ook voor die onderdelen van de operatie die hij feitelijk niet zelf uitvoert. Verweerder betreurt de gemaakte onjuiste inschatting zeer, maar heeft er – kort samengevat – op gewezen dat geen sprake is geweest van onvoorzichtigheid of nalatigheid. Het verloop, de locatie en het kaliber van de structuur leken te passen bij de arteria facialis. Hoe onjuist ook achteraf de beoordeling bleek, was het op het moment van het nemen van de beslissing om toestemming te geven de onderhavige structuur te klieven een verantwoorde beslissing.

5.1.5. Het college oordeelt als volgt. De operatie heeft plaatsgevonden in een klein en complex anatomisch gebied waar veel zenuwen en bloedvaten lopen. In ieder geval hebben verweerder en I voor het doornemen van wat achteraf de nervus hypoglossus bleek te zijn de situatie expliciet beoordeeld. Dat achteraf bezien de beoordeling door verweerder en de op basis hiervan gegeven toestemming onjuist zijn gebleken, brengt niet automatisch met zich dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Hiervoor is noodzakelijk dat de beoordeling van de situatie in geding heeft plaatsgevonden op een onzorgvuldige wijze of op een wijze die anderszins binnen de beroepsgroep ongebruikelijk is, dan wel dat sprake is van een oordeel waartoe in de gegeven omstandigheden niet kan worden gekomen. Het college heeft geen aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat één van vorenbedoelde situaties zich heeft voorgedaan. Hetgeen verweerder in een – met toestemming opgenomen – gesprek heeft gezegd maakt het oordeel van het college niet anders. Uit hetgeen hij naar voren heeft gebracht volgt niet dat door hem tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.

5.1.6. Het college wenst te benadrukken dat dit oordeel geenszins wegneemt dat de gevolgen voor klaagster – zeker gelet op haar beroep – ernstig zijn.

5.1.7. Het college wenst voorts op te merken dat verweerder nadat vorenbedoelde fout werd opgemerkt onmiddellijk een hersteloperatie heeft uitgevoerd, de fout aan klaagster heeft gemeld en dat nazorg is opgestart. Deze – overigens juiste – handelwijze heeft echter geen invloed gehad op het in 5.1.5 gegeven oordeel.

5.1.8. Het college merkt ten overvloede nog het volgende op. Verweerder heeft zich terecht verantwoordelijk geacht voor hetgeen tijdens de operatie onder zijn leiding door I is gedaan. Dit neemt echter niet weg dat het ook uit een oogpunt van opleiding beter was geweest in de onderhavige situatie I bij het vervolgtraject te betrekken.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2

5.2.1. De klacht van klaagster omtrent de schending van het informed consent ziet op het uitvoeren van het onderhavige deel van de operatie door I en niet door verweerder.

5.2.2. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is het college gebleken dat verweerder en klaagster een verschillende perceptie hebben van hetgeen is gevraagd en toegezegd.

5.2.3. Klaagster is van opvatting dat zij uitdrukkelijk heeft aangegeven dat zij door verweerder persoonlijk wenste te worden geopereerd. Dat dit ook zou gebeuren is naar haar stelling niet enkel bevestigd bij e-mail gezonden door een medewerker van de afdeling opname, maar ook door verweerder vlak voor de operatie.

5.2.4. Verweerder heeft naar voren gebracht dat hij niet op de hoogte was van de onder 5.2.3. bedoelde e-mail. Voorts heeft verweerder erop gewezen dat het gebruikelijk is dat een operatie als hier aan de orde geschiedt door een team; dit zeker in een opleidingsziekenhuis als het H. Verweerder heeft er voorts op gewezen dat als hij meldt dat hij de operateur is, hij bedoelt dat hij leiding geeft aan een team en hij verantwoordelijk is. Het team stelt hij op de operatiekamer aan de patiënt voor.

Ten slotte heeft verweerder gemeld dat naar aanleiding van de klacht van klaagster er in het ziekenhuis maatregelen zijn getroffen die dit soort misverstanden moeten voorkomen.

5.2.5. Het college is er zonder meer van overtuigd dat het de bedoeling van klaagster is geweest dat verweerder haar zou opereren. Uit de door klaagster bedoelde e-mail blijkt dat echter onvoldoende. In de e-mail is niet expliciet aangegeven dat klaagster wenst dat verweerder haar opereert. Klaagster heeft slechts gevraagd wie de operateur zou zijn. Die vraag is beantwoord met de mededeling dat dit verweerder wa s. Bezien op zichzelf is dat juist. Hij leidt immers de operatie en hij is verantwoordelijk.

Op de operatiekamer is sprake geweest van miscommunicatie. Verweerder heeft klaagster gemeld dat hij haar gaat opereren. In de beleving van verweerder is dat ook gebeurd. Verweerder acht zich volledig verantwoordelijk voor de operatie, inclusief die gedeelten die door de andere teamleden worden verricht.

5.2.6. Het college merkt de gang van zaken geschetst in 5.2.3. tot en met 5.2.5. aan als een vorm van miscommunicatie. Het is niet zo dat verweerder op de hoogte was of moest zijn dat klaagster niet door een team van artsen, maar slechts door verweerder geopereerd wenste te worden. Het is een ongelukkige samenloop van omstandigheden waarin partijen elkaar niet goed hebben begrepen, terwijl de schuld hiervan niet uitdrukkelijk bij één van de partijen kan worden gelegd. Verweerder kan van een en ander geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

5.3. De klacht van klaagster met betrekking tot schending van het informed consent inhoudende dat ten onrechte voor de operatie het risico niet is besproken van het doorhalen van de nervus hypoglossus stuit erop af dat dit zo weinig voorkomt dat dit niet vooraf besproken hoeft te worden.

5.4. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in haar beide onderdelen ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college wijst de klacht af.

Aldus beslist door:

mr. J. Brand, voorzitter,

dr. A.M.J.S. Vervest, dr. B. van Ramshorst en dr. J.Q.P.J. Claessen, leden-arts,

mr. S. Colsen, lid-jurist,

bijgestaan door mr. A. Kerstens, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2018 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. secretaris w.g. voorzitter