ECLI:NL:TGZRAMS:2018:149 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/377

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2018:149
Datum uitspraak: 20-12-2018
Datum publicatie: 20-12-2018
Zaaknummer(s): 2018/377
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: De klacht houdt in dat verweerder ten aanzien van het opstellen van het rapport onzorgvuldig heeft gehandeld. Ook stelt klager dat verweerder tijdens het onderzoeksgesprek in zijn huis, niet binnen de professionele grenzen is gebleven met betrekking tot bejegening. Deels niet ontvankelijk en kennelijk ongegrond.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 30 augustus 2018 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager ,

tegen

C,

psychiater,

werkzaam te D,

verweerder.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift;

-                      de repliek met de bijlagen;

-                      de dupliek;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1       Verweerder heeft van de rechtbank E, team kanton en Handelsrecht, op verzoek van klager, de opdracht gekregen een voorlopig deskundigenbericht op te stellen in het kader van een civiel geding tussen klager en zijn vroegere psychiater. 

2.2       Verweerder heeft in dat kader klager op 23 juli 2018 psychiatrisch onderzocht, in het bijzijn van een beëdigde tok. Het gesprek die dag vond plaats in het woonhuis van verweerder. Het onderzoek van verweerder heeft verder bestaan uit bestudering van het (zeer omvangrijke) procesdossier.

2.3       Verweerder heeft vervolgens op basis van zijn bevindingen een conceptrapport opgesteld. Op 26 juli 2018 heeft verweerder dit conceptrapport toegezonden aan de advocaat van klager. In een begeleidende brief van verweerder, gericht aan de advocaat van klager, is klager in de gelegenheid gesteld om desgewenst een beroep te doen op zijn blokkeringsrecht, dan wel - mocht klager daar van afzien - het verslag van de anamnese te controleren op eventuele feitelijke vergissingen. In zijn brief heeft verweerder voorts meegedeeld dat als klager het rapport niet blokkeert, verweerder het rapport dan tegelijkertijd aan beide partijen zal toezenden om hen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken of verzoeken te doen. Verweerder heeft tot slot meegedeeld dat hij daarna pas zijn definitieve rapport aan de rechtbank zal uitbrengen. Verweerder heeft in zijn brief verzocht om binnen twee weken te reageren.

2.4       Op 3 augustus 2018 heeft de advocaat van klager om verlenging van de termijn verzocht, daar zij nog niet in de gelegenheid was geweest met haar cliënt (klager) te kunnen overleggen, of hij gebruik wenst te maken van zijn blokkeringsrecht of niet.

Verweerder heef hierop aan de advocaat van klager meegedeeld dat zij de tijd moet nemen die zij nodig denkt te hebben. Verweerder heeft vervolgens niets meer vernomen van de advocaat van klager.

2.5       Op 21 augustus 2018 heeft verweerder een brief ontvangen van klager, met daarbij ook een concept van een klacht jegens verweerder gericht aan het regionaal tuchtcollege. Tevens was daarbij als bijlage gevoegd een transcriptie van een video opname van het onderzoeksgesprek.

2.6       Verweerder heeft vervolgens op 22 augustus 2018 per e-mail aan de advocaat van klager om opheldering gevraagd, nu uit de brief van klager naar de mening van verweerder niet duidelijk blijkt of hij het conceptrapport nu wel of niet blokkeert. Verweerder heeft in zijn e-mail aan de advocaat van klager meegedeeld dat klager eist dat verweerder inhoudelijke veranderingen aanbrengt en dat, voor het geval verweerder het rapport aan de rechtbank zou uitbrengen zonder zulke veranderingen, klager jegens verweerder bedreigingen heeft geuit. Verweerder heeft de advocaat van klager meegedeeld dat hij bij een blokkering van klager de rechtbank dit zal berichten en bij een niet-blokkering hij de rechtbank zal meedelen onder de gegeven omstandigheden niet in staat zal zijn om aan de hem gegeven opdracht te voldoen. In dat geval zal verweerder de opdracht aan de rechtbank teruggeven.

2.7       Op 23 augustus 2018 heeft verweerder een bericht ontvangen van een kantoorgenoot, namens de advocaat van klager, dat zij de inhoud van de brief en de reactie van klager op het rapport niet kennen en dat zij het aan verweerder overlaten op welke wijze hij de rechtbank informeert.

2.8       Op 24 augustus 2018 heeft verweerder zijn opdracht teruggegeven aan de rechtbank

E, waarbij hij in een begeleidende brief aan de rechtbank heeft uitgelegd dat hij onder de gegeven omstandigheden niet een onafhankelijk deskundigenbericht kan uitbrengen.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt, kort samengevat en zakelijk weergegeven, in dat verweerder:

1.`       ten aanzien van het opstellen van het rapport onzorgvuldig heeft gehandeld;

2.         tijdens het onderzoeksgesprek in zijn huis in zijn bejegening niet binnen de

professionele grenzen is gebleven, door klager onder meer uit te lachen, te beledigen en te discrimineren, en ook ten aanzien van de manier waarop klager werd ontvangen en de inrichting van de praktijkruimte van verweerder.

Verweerder is naar de mening van klager door zijn handelwijze niet binnen de grenzen van de redelijke beroepsuitoefening gebleven en aldus ten opzichte van klager ernstig tekort geschoten, als ook heeft hij het vertrouwen in de beroepsgroep der psychiaters ondermijnd.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft ten aanzien van het 1e klachtonderdeel primair het verweer gevoerd dat klager niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Het conceptrapport is door klagers eigen toedoen nooit gedeblokkeerd, en is daardoor nooit aangepast kunnen worden aan eventuele correcties van zijn kant of commentaren van beide partijen. Verweerder heeft zijn opdracht terug gegeven aan de rechtbank, zonder dat een rapport in welke vorm dan ook aan iemand anders dan klager zelf, en zijn advocaat, is verstuurd. Van een definitief rapport is nooit sprake geweest.

Ten aanzien van het 2e klachtonderdeel heeft verweerder de klacht, en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen, bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

De klacht omvat twee klachtonderdelen, die hieronder afzonderlijk zullen worden besproken.

5.1       Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel:

Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op het door verweerder opgestelde rapport.

Verweerder heeft primair aangevoerd dat klager op dit onderdeel van de klacht niet kan worden ontvangen in zijn klacht. Het college verwijst naar hetgeen onder 4. is vermeld.

Het college is van oordeel dat het betoog van verweerder op gaat.

Klager moet bij het indienen van zijn klacht een aantoonbaar belang hebben, wil hij ontvankelijk zijn. Het college is van oordeel dat dit belang niet, althans onvoldoende, aanwezig is. Immers, de klacht is gericht tegen een rapport dat slechts een conceptrapport is gebleven, waarvan de inhoud enkel en alleen bekend is bij klager, zijn (voormalige) advocaat en verweerder. Noch d e civiele wederpartij van klager noch de rechtbank F hebben kennis kunnen nemen van het conceptrapport van verweerder. Tot een definitief expertiserapport van verweerder, waarover klager zou kunnen klagen, is het niet gekomen, nu verweerder vanwege bepaalde redenen zijn opdracht (in de fase van uitsluitend een conceptrapport) heeft terug gegeven aan de rechtbank.

Klager dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de klacht, hetgeen met zich meebrengt dat een inhoudelijke beoordeling van dit 1e klachtonderdeel achterwege zal blijven.

5.2       Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel:

Verweerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat de bejegening van klager - vanaf het eerste telefonische contact tot aan het afscheid na het onderzoeksgesprek op 23 juli 2018 - steeds vriendelijk, beleefd en professioneel is geweest. De professionele context bracht wel met zich mee dat verweerder soms kritisch moest doorvragen en klager af en toe moest onderbreken om tot de kern van de zaak terug te keren, maar dit heeft verweerder naar eigen zeggen altijd op een correcte en proportionele manier gedaan. Verweerder bestrijdt ten stelligste klager te hebben uitgelachen, beledigd of gediscrimineerd. Tijdens het onderzoeksgesprek is steeds een onafhankelijke derde aanwezig geweest in de persoon van een onafhankelijke beëdigde tolk. Verweerder herkent voorts niets van de beschrijving die klager heeft gegeven ten aanzien van de ontvangst van klager door zijn vrouw en omtrent de inrichting van zijn praktijkruimte. De praktijkruimte van verweerder voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Dit alles aldus verweerder.

Het college heeft geconstateerd dat wat betreft de bejegening tijdens het onderzoeksgesprek de standpunten van klager en verweerder uiteen lopen. Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder in dit opzicht klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het College dus, ook als aan het woord van klager en van verweerder evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen.

Klager heeft weliswaar een transcriptie overgelegd die hij heeft gemaakt van een heimelijke opname van het bewuste onderzoeksgesprek, maar volgens verweerder is geen sprake van een nauwgezette registratie van het gesprek. Volgens verweerder gaat het om passages die uit het verband van het hele gesprek zijn gerukt. Het college is van oordeel dat uit het gefragmenteerde transcript van de opname niet kan worden vastgesteld dat verweerder zich onheus zou hebben gedragen jegens klager.

Nu het college niet kan vaststellen wie gelijk heeft, betekent dit dat niet kan worden geoordeeld dat dit klachtonderdeel terecht is voorgesteld. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

5.3       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels niet-ontvankelijk is en deels kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

Het college verklaart klager niet-ontvankelijk ten aanzien van het 1e klachtonderdeel en

wijst de klacht voor het overige (2e klachtonderdeel) af.

Aldus beslist op 20 december 2018 door:

J. Recourt, voorzitter,

T.A. Wouters en E.D.M. Masthoff, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door S.R.M.I. Roos-Bollen, secretaris.

secretaris                                                                                       voorzitter