ECLI:NL:TGZRAMS:2018:126 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/194VP
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2018:126 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-10-2018 |
Datum publicatie: | 23-10-2018 |
Zaaknummer(s): | 2018/194VP |
Onderwerp: | Onheuse bejegening |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt verweerster dat zij een verklaring heeft afgegeven over haar, gebaseerd op de verhalen van haar ex-partner, terwijl zij haar nooit heeft ontmoet. Ongegrond |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing naar aanleiding van de op 14 mei 2018 binnengekomen klacht van:
A ,
wonende te B,
k l a a g s t e r,
tegen
C ,
werkzaam te D,
v e r w e e r s t e r,
gemachtigde: mr. drs. C. van der Kolk-Heinsbroek, advocaat, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.
1. De procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is op een openbare zitting behandeld. Partijen waren bij deze zitting aanwezig.
2. De feiten
2.1. Klaagster, 40 jaar, is de moeder van Q.
2.2. De vader van Q. is patiënt van verweerster. Verweerster heeft met klaagster geen behandelrelatie.
2.3. Op 12 maart 2018 is verweerster telefonisch benaderd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). In het rapport van de Raad is naar aanleiding van dit telefoongesprek, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…) Bron: praktijkondersteuner mw. C, telefonisch contact, d.d. 12 maart 2018
(…)
Vader maakt zich zorgen over de opvoedsituatie bij moeder, waarin zijn zoon nu verblijft. Hij spreekt over een zeer gesloten gezinssysteem bij moeder, wat een psychisch ongezonde indruk op hem maakt. Op basis van de verhalen van vader, kan mevrouw C hier een voorstelling van maken, waarbij zij aangeeft wel maar een kant van het verhaal te horen. Indien de verhalen van vader kloppen dan zijn de zorgen fors omtrent het risico voor de psychische ontwikkeling van zijn zoon. (…)”.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt – zakelijk weergegeven – in dat verweerster aan de Raad een onjuiste en voor verweerster belastende verklaring heeft afgegeven over de psychische gesteldheid van klaagster, zonder dat zij klaagster kent of heeft onderzocht en daarbij enkel is afgegaan op de verhalen van vader.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
Ontvankelijkheid
5.1. Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien klaagster geen belanghebbende is in de zin van artikel 65 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) . Volgens verweerster is in de onderhavige zaak geen sprake van een concreet, eigen belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Verweerster heeft zich immers niet kwalificerend uitgelaten over klaagster. Evenmin heeft klaagster aangetoond dat zij schade heeft geleden als gevolg van de wijze waarop verweerster zich over haar heeft uitgelaten, aldus verweerster.
5.2. Het college overweegt dat naar geldend tuchtrechtelijke jurisprudentie een persoon, niet zijnde de patiënt, als rechtstreeks belanghebbende zich kan beklagen over mededelingen die door een BIG ingeschreven beroepsgenoot zijn gedaan en voor de persoon nadelige consequenties kan hebben. Daarvan is in de onderhavige zaak sprake. Hoewel klaagster geen patiënt van verweerster is, zijn over haar mededelingen gedaan aan de Raad die voor haar in het kader van de (gerechtelijke) procedure met vader over de omgang van hun kind, nadelige consequenties kan hebben. Dat op dit moment niet kan worden vastgesteld dat klaagster schade heeft geleden, maakt dit niet anders. Voldoende is dat de kans op nadelige gevolgen bestaat. Derhalve kan zij worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 65 Wet BIG en is zij ontvankelijk in haar klacht.
Beoordeling klacht
5.3. Vooropgesteld wordt dat het hier gaat om een gedraging die onder de zogenaamde tweede tuchtnorm valt (art. 47 lid 1 aanhef en onder b Wet BIG).
5.4 Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen zij aan de Raad voor de Kinderbescherming heeft meegedeeld geen verklaring van haar betreft. Volgens haar heeft zij slechts de zorgen van vader willen uiten zonder daarbij kwalificerend te zijn over klaagster.
5.5. Verweerster wordt in haar verweer gevolgd. Uit de hiervoor onder 2.3. opgenomen tekst van het telefoongesprek blijkt immers duidelijk dat verweerster enkel aan de Raad heeft meegedeeld wat vader haar heeft verteld. Zij heeft immers gezegd dat vader zich zorgen maakt over de opvoedsituatie bij moeder en dat hij spreekt over een gesloten gezinssysteem. Bovendien heeft verweerster daarbij, zoals zij terecht naar voren heeft gebracht, nadrukkelijk meegedeeld slechts één kant van het verhaal te hebben gehoord. Hieruit blijkt dat verweerster persoonlijk geen uitlatingen over klaagster heeft gedaan. De laatste zin van de telefoonnotitie waarin verweerster te kennen heeft gegeven dat indien de verhalen van vader kloppen, de zorgen fors zijn omtrent het risico voor de psychische ontwikkeling van zijn zoon, is echter minder gelukkig geformuleerd. Hoewel ook daarin slechts over de vader wordt gesproken, had verweerster zich moeten realiseren dat deze woorden - en dan met name de omschrijving dat de zorgen fors zijn - kwalificerend kunnen overkomen. Verweerster heeft dit overigens ook ter zitting erkend. Dit leidt echter niet tot gegrondverklaring van de klacht, aangezien deze enkele omstandigheid onvoldoende is om verweerster een tuchtrechtelijk verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 aanhef en onder b van de Wet BIG te maken. Dit betekent dat de klacht (in al haar onderdelen) ongegrond is en zal worden afgewezen.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door:
mr. W.A.H. Melissen, voorzitter,
J.F. Hensbergen, P.A. Arnold en J. Mulder, leden verpleegkundige,
mr. S. Colsen, lid-jurist,
bijgestaan door mr. H.D. Coumou, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2018 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
WG WG
secretaris voorzitter