ECLI:NL:TGZCTG:2018:82 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.421

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:82
Datum uitspraak: 06-03-2018
Datum publicatie: 23-03-2018
Zaaknummer(s): c2017.421
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster is bekend binnen de geestelijke gezondheidszorg. De aangeklaagde psychiater is hoofdbehandelaar van het FACT-team en supervisor van de bij de behandeling van klaagster betrokken verpleegkundigen. Klaagster heeft op enig moment aan een verpleegkundige om verlaging van de dosering van het depot gevraagd waarop een afspraak met de psychiater is gemaakt om dit te bespreken. Klaagster is zonder bericht van verhindering niet op deze, en ook niet op de volgende afspraken met de psychiater verschenen. Klaagster verwijt de psychiater dat er onjuiste medicatie aan haar wordt gegeven, dat deze niet op een goede manier wordt toegediend, dat hij klaagsters gezondheid veronachtzaamt en dat er sprake is van belangenverstrengeling. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.421 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: C.,

tegen

D., psychiater, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. drs. P.A. de Zeeuw, als jurist verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

A. – hierna klaagster – heeft op 2 februari 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen psychiater D. – hierna de psychiater – een klacht ingediend. Bij beslissing van 15 augustus 2017, onder nummer 2017-026 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 6 maart 2018, waar alleen de psychiater bijgestaan door zijn gemachtigde is verschenen. Klaagster is hoewel behoorlijk daartoe opgeroepen, zonder kennisgeving van afwezigheid, niet verschenen.

De psychiater heeft zijn standpunt ter terechtzitting nader toegelicht.

Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op

6 maart 2018, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1. In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld.

“2. De feiten

2.1 Klaagster en de heer C. zijn partners en wonen samen.

2.2 Klaagster is sinds 1996 bekend binnen de geestelijke gezondheidszorg en is sinds 2000 ambulant onder behandeling bij E.. Door de aan dit centrum verbonden psychiater F. is zij blijkens de brief van 13 september 2014 gediagnosticeerd met schizofrenie van het gedesorganiseerde type.

2.3 Verweerder is sinds oktober 2016 werkzaam bij E. in de hoedanigheid van psychiater en hoofdbehandelaar van het FACT-team (Flexible Assertive Community Treatment) B.. De aan E. verbonden verpleegkundigen behandelen de patiënten, onder wie klaagster, onder de supervisie van verweerder, volgens een jaarlijks vastgesteld behandelplan.

2.4 De medicamenteuze behandeling van klaagster bestond uit antipsychotica, meestal in depotvorm. Sinds 2013 was dit een depot paliperidon (Xeplion) in doseringen tussen de 100 en 150 mg per vier weken.

2.5 In een gesprek van klaagster met een verpleegkundige van het FACT-team op

1 december 2016 heeft klaagster gevraagd om verlaging van de dosering van het depot. Toen is een afspraak gemaakt voor 30 december 2016 met verweerder als haar nieuwe hoofdbehandelaar. Bij het huisbezoek van een verpleegkundige op

12 december 2016 heeft klaagster die wens weer geuit. Klaagster zou dit met verweerder bespreken op 30 december 2016. Op de afspraak van 30 december 2016 is klaagster zonder bericht niet verschenen.

2.6 Bij het huisbezoek van een verpleegkundige op 9 januari 2017 bleek dat klaagster de afspraak van 30 december 2016 was vergeten. Zij kreeg toen het voor haar gebruikelijke, niet verlaagde, depot.

2.7 Bij het huisbezoek van een verpleegkundige op 6 februari 2017 heeft klaagster de depotmedicatie geweigerd en heeft zij gezegd orale antipsychotica te willen. Daarna is er contact geweest met een verpleegkundige op 10 februari 2017 en heeft klaagster een voor 14 februari 2017 gemaakte afspraak met verweerder afgezegd.

2.8 Op 20 februari 2017 heeft de partner van klaagster contact opgenomen en orale antipsychotica besteld via de voicemail. Een afspraak met verweerder voor

1 maart 2017 heeft klaagster afgebeld. Op een voor 9 maart 2017 gemaakte afspraak is klaagster niet verschenen. Op 20 maart 2017 is een verpleegkundige bij een huisbezoek niet binnengelaten, maar wel te woord gestaan; klaagster gaf te kennen geen contact meer te willen met verweerder of andere leden van het FACT-team.”

2.2. De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in.

3. De klacht

De klacht luidt dat onjuiste medicatie aan klaagster wordt gegeven en deze niet op een goede manier wordt toegediend, dat verweerder klaagsters gezondheid veronachtzaamt en er sprake is van belangenverstrengeling.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft zich primair beroepen op niet-ontvankelijkheid van de heer C. als klager namens A.en heeft subsidiair de klacht inhoudelijk bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

2.3. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De beoordeling

5.1 Nu er een handtekening staat bij de naam van A. op het klaagschrift en op de medische machtiging en deze handtekeningen overeenkomen met die op haar in het in het geding gebrachte identiteitsbewijs, gaat het College uit van haar instemming met de indiening van de klacht door haar partner. Daarom is hij in deze beslissing als gemachtigde aangemerkt en A. als klaagster. Het beroep van verweerder op niet-ontvankelijkheid wordt dan ook verworpen.

5.2 Sinds klaagster op 1 december 2016 aan de verpleegkundige om een lagere dosering heeft verzocht, is diverse keren een afspraak gemaakt voor een gesprek tussen haar en verweerder om hierover te spreken. Een gesprek heeft niet plaatsgevonden, de eerste keer omdat klaagster de afspraak was vergeten en daarna omdat zij de afspraken heeft afgezegd. Verweerder kan dan ook niet worden verweten de dosering niet te hebben verlaagd, nu hij daarvoor terecht klaagster eerst wilde spreken. De aan klaagster gegeven dosering Xeplion (paliperidon) is gebruikelijk. Tussen de 25 en 150 mg per 4 weken is de optimale dosering.

5.3 De klacht dat de uitvoering van de medicatieverstrekking niet goed gebeurt kan niet tegen verweerder worden toegewezen. Verweerder is niet degene die de medicatie toedient. Dat zijn de verpleegkundigen. Niet is gebleken dat klaagster bij verweerder melding heeft gemaakt van volgens haar onjuiste toediening. Dus valt hem ook niet te verwijten dat hij, zo dat nodig was, geen actie heeft ondernomen.

5.4 Ter ondersteuning van de klacht inzake belangenverstrengeling heeft klaagster aangevoerd, dat een injectie duur is en orale medicatie goedkoper en daarnaast: agendavulling, bedgebruik, subsidies door het rijk en commissie van de fabrikant. Dit zijn slechts algemene opmerkingen die, mede gelet op het gevoerde verweer, niet kunnen leiden tot enige vaststeling dat er bij verweerder andere belangen een rol zouden spelen dan de gezondheidstoestand van klaagster.

5.5 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder “2. De feiten.”

4. Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1 Klaagster beoogt in beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit.

4.2 De psychiater heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt het beroep te verwerpen.

Beoordeling

4.3 In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen of nalaten van de psychiater nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk (en mondeling) gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2018 is dat debat weer, zij het eenzijdig, aan de orde gekomen.

Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

4.5 Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep van klaagster wordt verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, mr. S.M. Evers en mr. A.R.O. Mooy, leden-juristen en drs. G.T. Blok en dr. J.J. de Jong, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2018.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.