ECLI:NL:TGZCTG:2018:79 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2017.194
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2018:79 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-03-2018 |
Datum publicatie: | 13-03-2018 |
Zaaknummer(s): | C2017.194 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De orthopedisch chirurg heeft bij klaagster een arthroscopie uitgevoerd. Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg bij die ingreep in gebreke te zijn gebleven bij het desinfecteren van haar knie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het daartegen door klaagster ingestelde beroep verworpen. Wat betreft de overige klachten heeft het Centraal Tuchtcollege klaagster daarin niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze in beroep voor het eerst zijn aangevoerd. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2017.194 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
gemachtigde: C.,
tegen
D., orthopedisch chirurg, werkzaam te E., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
1.1 A. - hierna klaagster - heeft op 8 juli 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen D. - hierna de orthopedisch chirurg - een klacht ingediend. Bij beslissing van 14 maart 2017, onder nummer 16/234 heeft dat College de klacht afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De orthopedisch chirurg heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
1.2 De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 30 januari 2018, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door
C. voornoemd en de orthopedisch chirurg, bijgestaan door mr. Nunes voornoemd. Mr. Nunes heeft het standpunt van de orthopedisch chirurg toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcolleges zijn overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“(…) 2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1. Door verweerster is op 9 maart 2015 een arthroscopie bij klaagster uitgevoerd. Klaagster was op dat moment 56 jaar. De operatie is zonder bijzonderheden verlopen.
2.2. Verweerster heeft in de knie van klaagster Kenacort-naropin achtergelaten vanwege het vermoeden van een ontstoken slijmvlies.
2.2. Op 20 maart 2015 is klaagster door verweerster gezien in verband met pijnklachten. Er is toen een punctie afgenomen en opgestuurd.
2.3. Daags daarop kon worden vastgesteld dat sprake was van een Staphylococcus Aureus-infectie. Klaagster is door verweerster ter behandeling doorverwezen naar een ander, ter zake beter geoutilleerd, ziekenhuis.
2.4. Intern onderzoek in het ziekenhuis waaraan verweerster was verbonden leidde tot de conclusie dat sprake moet zijn geweest van een incident.
3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster in gebreke is gebleven bij het desinfecteren van de knie van klaagster.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Het college oordeelt op basis van het haar ter beschikking gestelde dossier dat niet kan worden vastgesteld dat verweerster in strijd met de geldende normen heeft gehandeld. Het dossier vermeldt dat desinfectie voorafgaand de operatie heeft plaatsgevonden. Tijdens het vooronderzoek heeft verweerster een toelichting gegeven op de door haar gevolgde methode van desinfectie. Van onvolkomenheden hierin is het college niet gebleken.
5.2. Het uitvoeren van de ingreep is eveneens volgens de daaraan te stellen eisen verlopen. Het achterlaten van Kenacort-naropin is niet in strijd met de normen en evenmin ongebruikelijk bij het vermoeden van een niet-bacteriele ontsteking.
5.3. Ook na het ontdekken van de infectie heeft verweerster adequaat gehandeld door klaagster direct door te verwijzen naar een ziekenhuis waar zij behandeld kon worden. Een en ander is ook goed gedocumenteerd. Verder heeft verweerster intern melding gemaakt van hetgeen is voorgevallen.
5.4. Het gegeven dat het infectiepercentage in het ziekenhuis waar verweerster werkzaam is onder de norm ligt, leidt er eveneens toe dat er geen reden is een infectiehaard in het ziekenhuis te vermoeden.
5.5. Een en ander leidt tot de conclusie dat klaagster is getroffen door een weinig voorkomende, maar wel ernstige complicatie. Het college kan er begrip voor opbrengen dat hierdoor bij klaagster het gevoel is ontstaan slachtoffer te zijn van tekortschietend medisch handelen. Zoals echter uit het voorgaande is gebleken kan het college op basis van de vaststaande feiten niet concluderen dat verweerster met betrekking tot de klacht een verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. Dit leidt ertoe dat de klacht ongegrond wordt verklaard.
(...) ”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2 “ 2. De feiten ” zijn weergegeven.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klaagster heeft in beroep de orthopedisch chirurg verweten dat de orthopedisch chirurg:
- het vermoeden van ontstoken slijmvlies en het daarvoor achterlaten van Kenacort-naropin in de knie niet met haar heeft gecommuniceerd;
- de bij haar afgenomen bloedpunctie aan haar heeft meegegeven om te laten controleren;
- de Staphylococcus Aurus-infectie niet bij haar heeft vastgesteld;
- haar niet heeft verwezen en
- in gebreke is gebleven in het bieden van nazorg aan haar.
4.2 Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat het beroep ertoe strekt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over een klacht of bepaalde onderdelen daarvan ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. De hiervoor onder 4.1 vermelde klachten zijn in eerste aanleg niet naar voren gebracht. Het betreffen nieuwe klachten die buiten het bereik van het beroep vallen. Klaagster zal daarom in die klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege begrijpt dat klaagster – naast voornoemde klachten – in beroep haar inleidende klacht dat de orthopedisch chirurg in gebreke is gebleven bij het desinfecteren van haar knie in volle omvang ter beoordeling heeft voorgelegd. In die klacht is klaagster ontvankelijk. De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege echter geen aanleiding gegeven tot vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep in zoverre moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep ten aanzien van de klacht van klaagster over het desinfecteren van haar knie;
verklaart klaagster in de overige klachten in beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en
mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en dr. R.T. Ottow en dr. W.J. Rijnberg, leden-beroepsgenoten en mr. A. Mul, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 13 maart 2018.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.