ECLI:NL:TGZCTG:2018:77 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2017.349

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:77
Datum uitspraak: 08-03-2018
Datum publicatie: 08-03-2018
Zaaknummer(s): C2017.349
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht (deels op grond van artikel 65 lid 5 Wet BIG en deels omdat de klacht niet voldoet aan artikel 4 lid 1 onder b van het Tuchtrechtbesluit BIG). Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.349 van:

A., wonend te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., psychiater, voorheen werkzaam te D.,verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr.drs. P.A. de Zeeuw.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna: klager - heeft op 10 januari 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna: de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 13 juni 2017, onder nummer G2017/03, heeft dat College klager in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen en heeft vervolgens een aanvullend beroepschrift ingediend. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

Van de zijde van klager is op 30 januari 2018 nog een brief met aanvullende stukken ontvangen.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 13 februari 2018 waar zijn verschenen klager en de psychiater. Laatstgenoemde werd bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag

gelegd.

2. Beoordeling van de klacht

Klager heeft een klacht ingediend over zijn behandeling door verweerder gedurende de veertien jaar dat hij door hem is behandeld. Verweerder heeft aangevoerd dat deze behandeling heeft plaatsgevonden vanaf februari 1994 tot aan november 2006 en dat deze behandeling door verjaring niet meer voor tuchtrechtelijke toetsing in aanmerking komt.

Het college zal klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht voor zover deze betrekking heeft op handelen of nalaten door verweerder dat heeft plaatsgevonden vóór 10 januari 2007, nu op grond van artikel 65, vijfde lid, van de Wet BIG de bevoegdheid tot het indienen van een klaagschrift van rechtswege is vervallen door verjaring.

Klager heeft vervolgens gesteld dat uit het medisch dossier blijkt dat de behandeling in ieder geval heeft geduurd tot juni 2007. De secretaris van het college heeft klager daarop in de gelegenheid gesteld duidelijk aan te geven of de klacht betrekking heeft op handelen van verweerder van na 10 januari 2007 en duidelijk aan te geven om welke handelingen of gedragingen het gaat.

Klager heeft hier geen gevolg aan gegeven, ook niet nadat de secretaris hem een herinneringsbrief stuurde. Nu de klacht niet is aangevuld, voldoet deze niet aan de eisen die in artikel 4, eerste lid onder b, van het Tuchtrechtbesluit BIG aan een klaagschrift worden gesteld. Het is niet duidelijk op welke feiten en gronden de klacht berust. Daarom zal klager eveneens kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard in de klacht voor zover deze betrekking heeft op de periode na 10 januari 2007.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Het beroep van klager richt zich tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege dat hij niet-ontvankelijk is verklaard in zijn klacht.

4.2 Hetgeen klager in beroep in zijn stukken heeft aangevoerd en wat hij ter terechtzitting hieraan heeft toegevoegd heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. R. Veldhuisen, leden-juristen en drs. I.A. de Boer en dr. M.C. ten Doesschate, leden-beroepsgenoten en mr. M.W. van Beek, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 8 maart 2018.

Voorzitter w.g. secretaris w.g.