ECLI:NL:TGZCTG:2018:13 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.124

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:13
Datum uitspraak: 16-01-2018
Datum publicatie: 17-01-2018
Zaaknummer(s): c2017.124
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager is in de zorg gekomen bij de voorganger van verweerster, psychiater, in verband met de nazorg na een doorgemaakte paranoïde psychose. Verweerster heeft de poliklinische zorg voor klager overgenomen. Klager heeft op eigen initiatief de anti psychotica gestaakt. Klager verwijt verweerster dat zij zeer vertrouwelijke informatie heeft verstrekt aan de AIVD, hetgeen onder meer tot gevolg heeft gehad dat de AIVD heeft ingebroken in de woning van klager en de toegang tot social media en de e-mails en bestanden van klager heeft tegengehouden of geblokkeerd. Verder verwijt klager verweerster dat zij niet bereid is om de “journaalregels” van 2015 aan klager te verstrekken. Het Regionaal Tuchtcollege Zwolle heeft de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege bekrachtigt dit oordeel.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.124 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., psychiater, werkzaam te B.,  verweerster in beide instanties,

bijgestaan door mr. P. Dalhuisen, als jurist verbonden aan het D. te B..

1.         Verloop van de procedure

A.- hierna klager - heeft op 21 april 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle, tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 20 januari 2017, onder nummer 093/2016, heeft laatstgenoemd College de klacht afgewezen.  

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift ingediend. De klacht is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 7 december 2017, waar is verschenen klager, en de psychiater, bijgestaan door mr. Dalhuisen.

Partijen hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2.       FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het complete dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerster is als psychiater werkzaam in het D. te B.. Klager is op 10 september 2007 in zorg gekomen bij de voorganger van verweerster in verband met nazorg na een doorgemaakte paranoïde psychose waarvoor klager elders was behandeld met antipsychotica. Klager heeft in 2007 en 2011 geparticipeerd in activerende deeltijdbehandeling. In 2012 heeft klager op eigen initiatief de antipsychotica gestaakt. Verweersters voorganger heeft zich hierover bezorgd geuit.

Sinds juli 2012 heeft verweerster de poliklinische zorg voor klager overgenomen. Er heeft zich tot 2015 geen recidief psychose voorgedaan. Wel was er sprake van partnerrelatieproblemen en ernstige financiële problemen. Het echtpaar woonde sinds 2014 gescheiden van tafel en bed. In oktober 2015 heeft klager een hartinfarct doorgemaakt. In de daarop volgende periode was hij veel bezig met de oorlog in Irak en Syrie. Klager was erg geraakt door de terreuraanslag in Parijs in het najaar van 2015.

Op 9 januari 2016 heeft klager verweerster in een telefonisch contact laten weten te vermoeden dat hij werd afgeluisterd. Verder deelde hij haar mee dat hij ervan overtuigd was dat zij (verweerster) gegevens over hem had doorgespeeld naar de AIVD. Verweerster zou volgens klager een infiltrant zijn. Op het voorstel van verweerster om een poliklinisch gesprek te hebben is klager niet ingegaan. Ook is hij niet ingegaan op het voorstel van verweerster om rustgevende medicatie te gebruiken. Verweerster heeft daarop telefonisch en schriftelijk haar bezorgdheid geuit bij de huisarts van klager over een mogelijkheid van een nieuwe psychose en met de huisarts besproken nadat hij klager zou proberen te motiveren vervroegd behandelcontact met verweerster aan te gaan.

3.         HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij zeer vertrouwelijke informatie heeft verstrekt aan de AIVD, hetgeen onder meer tot gevolg heeft gehad dat de AIVD heeft ingebroken in de woning van klager en de toegang tot social media en de e-mails en bestanden van klager heeft tegengehouden of geblokkeerd. Verder verwijt klager verweerster dat zij niet bereid is om de “journaalregels” van 2015 aan klager te verstrekken.

4.         HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.         DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

            5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerster betwist dat zij enige informatie over klager aan de AIVD of aan een andere instantie van het Ministerie van Binnenlandse zaken heeft verstrekt. Bij gebrek aan feitelijke onderbouwing, die niet aanwezig is, kan dit klachtonderdeel niet slagen.

5.3

Wat betreft het verstrekken van de journaalregels aan klager is mogelijk, zoals verweerster stelt, sprake geweest van een misverstand over welke informatie klager precies wilde hebben. Wat daar ook van zij, het college acht het aannemelijk dat verweerster geen enkele reden had om klager geen volledige inzage in zijn dossier te geven en zij heeft als bijlage bij haar verweerschrift dat dossier alsnog overgelegd. Bij die stand van zaken kan ook het tweede klachtonderdeel niet slagen.

5.4

Gelet op het voorgaande is de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist."

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten weergegeven in overweging 2. "Feiten" van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       In beroep heeft klager zijn hiervoor onder 3. "Het standpunt van klager en de klacht" vermelde klacht herhaald en nader toegelicht. De psychiater heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.2       Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van het schriftelijk en mondeling debat ter terechtzitting in beroep omtrent het handelen van de psychiater tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder 5. "De overwegingen van het college" heeft overwogen over. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de klacht van klager dat de psychiater vertrouwelijke informatie over hem heeft verstrekt aan de AIVD bij gebrek aan feitelijke onderbouwing niet kan slagen, alsmede dat de psychiater klager volledige inzage in zijn dossier heeft gegeven.

4.3       Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de klacht van klager faalt en dat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en

mr. W.P.C.M. Bruinsma, leden-juristen en drs. A.C.L. Allertz en drs. E.J. Stevelmans, leden-beroepsgenoten en mr. A.R. Sijses, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 16 januari 2018.

            Voorzitter   w.g.                                            Secretaris  w.g.