ECLI:NL:TGZCTG:2018:1 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.437
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2018:1 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-01-2018 |
Datum publicatie: | 29-01-2018 |
Zaaknummer(s): | c2016.437 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt de gz-psycholoog dat hij ten onrechte is opgenomen op de afdeling voor intensieve zorg, dat deze geen afspraak heeft gemaakt voor het uitvoeren van een longfunctietest en dat hij zich intimiderend en bedreigend heeft opgesteld naar klager. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard en deze afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep wordt verworpen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2016.437 van:
A., verblijvende te B., appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde: mr. E.J. van der Stel, advocaat te Almere,
tegen
C., gz-psycholoog, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. F. van Woerden-Poppe als jurist verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
1.1 A. - hierna klager - heeft op 7 januari 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de gz-psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 13 september 2016, onder nummer GP2016/04 heeft dat College de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard en deze afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
1.2 De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 5 december 2017, waar zijn verschenen klager bijgestaan door
mr. Van der Stel voornoemd alsmede de gz-psycholoog bijgestaan door
mr. Van Woerden-Poppe voornoemd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“(…) 2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.
Verweerder is sinds 1 december 1987 werkzaam als psycholoog in forensisch psychiatrisch centrum E. te D. (hierna: E.). Klager was van 3 november 2014 tot en met 3 februari 2015 in dit centrum opgenomen. Daarvóór was hij in forensisch psychiatrisch centrum F. opgenomen. In verband met het feit dat de behandeling van klager in die kliniek was vastgelopen zou hij worden overgeplaatst naar forenisch psychiatrisch centrum G. (hierna: G.), waar hij nu verblijft. Omdat het wachten op een plaats in G. lang duurde en de verhoudingen danig verstoord waren geraakt, is aan E. verzocht om klager op te nemen, ter overbrugging van de periode tot een definitieve plaatsing in G.. E. heeft hierin bewilligd. Bij beslissing van 3 november 2014 is besloten om klager op de afdeling voor Intensieve Zorg te plaatsen. Klager is gedurende zijn verblijf in E. op deze afdeling opgenomen geweest.
3. De klacht
3.1 Eerste klachtondeel
Klager verwijt verweerder dat hij ten onrechte is opgenomen op de afdeling Intensieve Zorg.
3.2 Tweede klachtonderdeel
Daarnaast verwijt klager verweerder dat hij geen afspraak heeft gemaakt voor het uitvoeren van een longfunctietest.
3.3 Derde klachtonderdeel
Ook stelt klager dat hij een aantal zeer onaangename gesprekken met verweerder heeft gevoerd, waarbij verweerder zich intimiderend en bedreigend heeft opgesteld naar hem. Zo heeft verweerder volgens klager viermaal met zijn gebalde vuist op tafel geslagen tijdens deze gesprekken. Klager spreekt verder onder meer over een bruut gewelddadig verhoor en dictatorgedrag van verweerder.
4. Het verweer
4.1 Eerste klachtonderdeel
De beslissing om klager op de afdeling Intensieve Zorg te plaatsen is door de directie van E. genomen. Verweerder was bij deze beslissing niet betrokken. Reeds hierom dient dit onderdeel van de klacht (kennelijk) ongegrond te worden verklaard.
4.2 Tweede klachtonderdeel
E. was op de hoogte van de astmaklachten van klager. Het is niet aan verweerder om een afspraak voor een longfunctietest te maken, maar aan klager zelf, dan wel aan de huisarts. Klager is door sociotherapeuten van de afdeling en verpleegkundigen van de medische dienst voor de behandeling van zijn somatische klachten verwezen naar de huisarts, zoals gebruikelijk is bij patienten met somatische klachten. Op verzoek van de patient wordt dan een afspraak gemaakt. Klager weigerde echter naar het spreekuur van de huisarts te gaan.
4.3 Derde klachtonderdeel
Verweerder herkent zich niet in de beschrijving van de contacten die hij zou hebben gehad met klager. De door klager beschreven agressieve werkwijze past totaal niet bij verweerder. De feiten die klager noemt hebben zich alleen in de verbeelding van klager afgespeeld.
5. Beoordeling van de klacht
5.1 Eerste klachtonderdeel
Verweerder was niet betrokken bij de beslissing om klager op de afdeling Intensieve Zorg te plaatsen. Nu aan verweerder geen persoonlijk verwijt kan worden gemaakt, zal dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond worden verklaard.
Overigens heeft klager omtrent de plaatsing op voornoemde afdeling op een daartoe geëigende manier reeds zijn beklag gedaan. De beroepscommissisie heeft klager hieromtrent in het gelijk gesteld en heeft hem een financiële compensatie toegekend.
5.2 Tweede klachtonderdeel
Het was niet aan verweerder om een afspraak voor een longfunctietest te maken. Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel is geen sprake van enige verwijtbaarheid aan verweerder, zodat ook dit klachtonderdeel geen doel treft.
5.3 Derde klachtonderdeel
Verweerder betwist zich tijdens hun gesprekken te hebben gedragen op de door klager geschetste manier. Nu de lezingen hierover verschillen en het dossier geen uitsluitsel biedt, komt het college niet tot de vaststelling dat wat klager hierover stelt juist is. De gegrondheid van dit klachtonderdeel kan reeds hierdoor niet worden vastgesteld. Ook dit klachtonderdeel faalt.
(…) ”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2 “2. Vaststaande feiten ” zijn weergegeven.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Blijkens het (aanvullend) beroepschrift kan klager zich niet vinden in de ongegrondverklaring en de afwijzing van zijn klacht door het Regionaal Tuchtcollege en heeft hij met zijn beroep beoogd zijn klacht in volle omvang ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen.
4.2 De gz-psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, mr. A.R.O. Mooy en
mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en drs. B. van Giessen en drs. M.A.J. Hagenaars, leden-beroepsgenoten en mr. A. Mul, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 9 januari 2018.
Voorzitter
Secretaris