ECLI:NL:TGDKG:2018:98 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/625471/ DW RK 17/273

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:98
Datum uitspraak: 12-10-2018
Datum publicatie: 31-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/625471/ DW RK 17/273
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht betreft: het niet komen opdagen op gemaakte afspraken; het niet hanteren van een beslagvrije voet; het weigeren zich aan te sluiten bij het beslag van de belastingdienst; dreigen met beslag op de inboedel en het niet altijd reageren op e-mailberichten. De klachten worden ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 oktober 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/625471/ DW RK 17/273 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlage, ingekomen op 15 maart 2017 heeft klager een klacht ingediend tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Bij brief ingekomen op 9 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 31 augustus 2018. Verschenen is de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 oktober 2018.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     De gerechtsdeurwaarder is belast met de betekening en tenuitvoerlegging van een door het Centraal Justitieel Incassobureau ten laste van klager uitgevaardigd dwangbevel.

b)     Bij brief van 28 september 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager aangekondigd beslag roerende zaken te komen leggen op 18 oktober 2016.

c)     Bij e-mail van 9 oktober 2016 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht om een betalingsregeling.

d)     Bij brief van 11 oktober 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat klager uiterlijk 14 oktober 2016 een eerste betaling ad € 215,00 moet hebben voldaan.

e)     Bij e-mail van 17 oktober 2016 heeft klager aangegeven dat hij een termijnbetaling heeft verricht en zich door de gerechtsdeurwaarder bedreigd voelt. Klager heeft in de e-mail tevens aangeven dat het voor iedereen beter zou zijn als de gerechtsdeurwaarder beslag op zijn loon zou leggen.

f)      Bij e-mail van 18 oktober 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat het aangekondigde beslag op roerende zaken door zal gaan, omdat klager niet heeft voldaan aan de afspraak zoals genoemd in de brief van 11 oktober 2016.

g)     Bij e-mail van 18 oktober 2016 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij een bedrag heeft overgemaakt wat hij kon betalen.

h)     Bij e-mail van 19 oktober 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder bevestigd dat zij een bedrag van € 65,00 van klager heeft ontvangen en heeft zij hem nog een keer in de gelegenheid gesteld een betalingsvoorstel, voorzien van de benodigde onderbouwing, voor 24 oktober 2016 in te dienen.

i)      Bij brief van 28 november 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager aangekondigd beslag roerende zaken te komen leggen op 20 december 2016.

j)      Bij e-mail van 1 december 2016 heeft klager wederom verzocht om een betalingsregeling.

k)     Bij e-mail van 1 december 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld geen betalingsregeling meer met klager af te zullen spreken en dat klager het beslag alleen nog kan voorkomen door het totaal verschuldigde bedrag de dag voor het aangekondigde beslag te voldoen.

l)      Op 20 december 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder getracht beslag op de roerende zaken van klager te leggen, maar toen is er niemand thuis aangetroffen.

m)   Bij brief van 9 februari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager in de gelegenheid gesteld de openstaande vordering ad € 1.499,26 binnen vijf dagen te voldoen.

n)     Bij e-mail van 13 februari 2017 heeft klager aangegeven elke maand € 30,00 te zullen gaan betalen.

o)     Bij e-mail van 22 februari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht om zijn verzoek om een betalingsregeling met stukken te onderbouwen.

p)     Bij brief van 13 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager aangekondigd beslag roerende zaken te komen leggen op 24 maart 2017.

q)     Op 24 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager bezocht en heeft zij van de voorgenomen beslaglegging afgezien, nu de roerende zaken van onvoldoende waarde bleken te zijn.

r)      Bij brief van 27 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een afgesproken betalingsregeling bevestigd.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat – dat deze:

a)     niet is komen opdagen op gemaakte afspraken;

b)     de beslagvrije voet niet hanteert;

c)     weigert zich aan te sluiten bij het beslag van de belastingdienst;

d)     hem telefonisch bedreigt met het leggen van inboedelbeslag zodat klager uit angst hiervoor € 30,-- per maand betaalt;

e)      niet altijd reageert op zijn e-mailberichten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is gericht tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Op grond van de wet kan een gerechtsdeurwaarderskantoor niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij een klacht ingediend tegen een kantoor geldt volgens vaste rechtspraak dat de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. De in aanhef van de beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat zij belast is geweest met diverse ambtshandelingen ten laste van klager. Nu uit de stukken niet kan worden opgemaakt dat dit anders zou zijn wordt zij als beklaagde aangemerkt. Onderzocht dient te worden of er gehandeld is in strijd met de tuchtrechtelijke norm als neergelegd in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.a heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat er op 18 oktober 2016 niemand langs is geweest. Op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is door een technische fout de naam van klager niet terecht gekomen op de lijst van die dag te bezoeken adressen opgesteld ten behoeve van de betreffende gerechtsdeurwaarder. De kamer overweegt dat niet elke fout of vergissing zonder meer betekent dat de gerechtsdeurwaarder zich schuldig maakt aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk laakbaar is. Voor tuchtrechtelijke laakbaarheid zijn bijkomende omstandigheden vereist, bijvoorbeeld wanneer een fout een structureel karakter heeft of wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Van het bestaan van dergelijke bijkomende omstandigheden is de kamer niet gebleken. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder klager na het beslag thuis bezocht en zijn hem excuses en een schadeloosstelling aangeboden. De kamer acht het handelen van de gerechtsdeurwaarder op dit onderdeel van de klacht dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.b overweegt de kamer dat zonder nadere  toelichting, die ontbreekt, niet kan worden vastgesteld waarom een beslagvrije voet zou moeten worden toegepast. Uit de stukken blijkt niet dat de gerechtsdeurwaarder beslag op het inkomen van klager heeft gelegd. De klacht stuit hierop af.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.c overweegt de kamer dat het de gerechtsdeurwaarder vrij staat om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager, derhalve ook op roerende zaken. Er bestaat voor de gerechtsdeurwaarder geen verplichting zich aan te sluiten bij het derdenbeslag dat door de belastingdienst zou zijn gelegd onder de werkgever van klager. De gerechtsdeurwaarder heeft zich op het standpunt gesteld dat het leggen van derdenbeslag in dit geval niet zinvol was voor haar opdrachtgever. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.d heeft de gerechtsdeurwaarder in haar verweerschrift uitdrukkelijk ontkend dat klager op ongepaste wijze of onfatsoenlijk te woord is gestaan. De kamer overweegt dat de door de gerechtsdeurwaarder verzonden brieven met een gestelde betalingstermijn en de aankondiging van rechtsmaatregelen dreigend kunnen overkomen, maar dat dit niet te voorkomen is. Dit soort brieven moet immers een termijnstelling bevatten zodat, als een reactie uitblijft, op enig moment de behandeling van de zaak kan worden voortgezet en de voorgestelde maatregelen rechtsgeldig kunnen worden genomen. Niet gezegd kan worden dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.e heeft klager niet onderbouwd op welke e-mailberichten de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties kan worden opgemaakt dat zij wel binnen een redelijke termijn op e-mailberichten van klager heeft gereageerd. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is hier evenmin gebleken.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, plaatsvervangend voorzitter, mr. C.W. Inden en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.