ECLI:NL:TGDKG:2018:97 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/625184/ DW RK 17/254

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:97
Datum uitspraak: 12-10-2018
Datum publicatie: 31-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/625184/ DW RK 17/254
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   De klacht betreft: een vermoeden van klagers dat de gerechtsdeurwaarder jarenlang de huurtoeslag van klagers heeft geïnd terwijl er sprake was van geen of ten hoogste 1 maand huurachterstand, een bejegeningsklacht en het niet of onvoldoende adequaat reageren op schriftelijke verzoeken. De kamer overweegt ten aanzien van die laatste klacht dat de aan klagers verzonden specificaties niet uitblinken in duidelijkheid. Ook is klagers zonder nadere toelichting medegedeeld dat er een bedrag klaar stond om aan hen te betalen, hetgeen naderhand een bedrag bleek te zijn dat bleek te zijn geïnd op een onterecht opnieuw ingestelde vordering waarvoor al een vonnis is gewezen. Ook zijn er vonnisdata genoemd die niet stroken met de overgelegde stukken. Dit heeft bij klagers terechte vragen opgeroepen die veel te lang onbeantwoord zijn gebleven. Het betreft hier een opeenstapeling van onduidelijke niet inzichtelijke specificaties en het onvoldoende reageren op terechte verzoeken van klagers. Dit klachtonderdeel wordt gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder wordt de maatregel van berisping opgelegd. De overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 oktober 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/625184/ DW RK 17/254 van:

1. [     ],

2. [     ],

beiden wonende te [     ],

klagers,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 9 maart 2017 hebben klagers een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief ingekomen op 1 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 31 augustus 2018. Verschenen zijn klagers, hun gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. De gemachtigde van klagers heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 oktober 2018.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft vijf dossiers van klagers in behandeling (gehad). Het betreft dossiers met betrekking tot huurvorderingen van de verhuurder van de door klagers gehuurde woning. De dossiers hebben de volgende zaaknummers: 2145872, 2150002, 2169089, 2190323 en 2209406.

b)     Het dossier met nummer 214872 betreft de huurachterstand tot en met mei 2010. In dit dossier is een vonnis gewezen op 9 maart 2011. Dit dossier is gesloten op 12 juli 2012 wegens gebrek aan verhaal.

c)     Het dossier met nummer 2150002 is door klagers voldaan en op 28 oktober 2010 gesloten.

d)     In het dossier met nummer 2169089 is op 8 juni 2011 een verstekvonnis gewezen tegen klager sub 1 waarbij ook de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning is toegewezen. Na het treffen van een betalingsregeling is de vordering voldaan en het dossier gesloten.

e)     Het dossier met nummer 2190323 is op 14 juni 2012 na betaling gesloten.

f)      Het dossier 2209406 betrof een huurachterstand waarin op 9 maart 2011 reeds vonnis was gewezen en waarin opnieuw vonnis is gevraagd en gewezen.

g)     Op 9 september 2014 is een verstekvonnis gewezen tegen klagers waarbij zij hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van € 1370,08 met rente en daarbij zijn klagers in de proceskosten veroordeeld.

h)     Bij brief van 28 september 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klagers een specificatie toegezonden in alle dossiers.

i)      Bij brief van 17 oktober 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klagers een specificatie van de huurachterstand toegezonden met een overzicht van de gedane betalingen.

j)      Bij brief van 4 november 2016 heeft de gemachtigde van klagers de gerechtsdeurwaarder verzocht om kopieën van de dagvaardingen en vonnissen in elk afzonderlijk dossier, kopieën van de uitgebrachte exploten in elk afzonderlijk dossier en een specificatie per dossier waarin de kosten en betalingen afzonderlijk zijn gespecificeerd.

k)     Bij brief van 8 november 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klagers een specificatie per dossier toegezonden waarin de kosten en betalingen afzonderlijk zijn gespecificeerd van een derde: mevrouw [     ].

l)      Bij brief van 4 december 2016 heeft de gemachtigde van klagers de gerechtsdeurwaarder op deze omissie gewezen en haar verzoek als gedaan bij brief van 4 november 2017 herhaald.

m)   Bij e-mail van 20 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klagers medegedeeld dat het dossier met zaaknummer 2209406 is gesloten.

n)     Bij e-mail met bijlage van 19 april 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klagers de vorderingen in de verschillende dossier uiteen gezet.

2. De klacht

2.1 Klagers vermoeden dat de gerechtsdeurwaarder jarenlang de huurtoeslag van klagers heeft geïnd terwijl er sprake was van geen of ten hoogste 1 maand huurachterstand in 2010. Een beslag had dus met een paar afdrachten klaar moeten zijn geweest. Uit een door de verhuurder overgelegd overzicht trekken klagers ook de conclusie dat er sprake is geweest van niet meer dan één maand achterstand. Betalingen zijn deels afkomstig van klagers zelf en deels van de gerechtsdeurwaarder hetgeen het vermoeden doet rijzen dat de gerechtsdeurwaarder de huurtoeslag van klagers ontving.

2.2 Klagers klagen verder over het volgende. De gemachtigde van klagers heeft de gerechtsdeurwaarder verschillende malen (al vanaf juni 2016) verzocht om een overzicht van de lopende en afgesloten zaken vanaf 2009, de daarbij behorende vonnissen en onder welke derde en op verzoek van wie beslag is gelegd. Na elk contact kwamen er meer dossiernummers naar boven. De ene keer werd een dossiernummer toegezonden met een bepaalde toegewezen hoofdsom en kosten en de andere keer hetzelfde dossiernummer met een andere toegewezen hoofdsom en overzicht van de gemaakte executiekosten. Voor dezelfde vordering is twee keer gedagvaard en geëxecuteerd. Op 4 november 2016 werd een overzicht ontvangen van diverse dossiers die naar naderhand bleek afkomstig waren van een andere debiteur met vrijwel dezelfde naam als een van de klagers. De gemachtigde vreest dat vorderingen op die debiteur bij klagers worden geïnd. De gerechtsdeurwaarder heeft volgens klager ten onrechte de huurtoeslag geïnd via een derdenbeslag en reageert bij herhaling niet dan wel onvolledig op brieven. Wie nu voor wat beslag heeft gelegd blijft onduidelijk.

2.3 Klagers stellen voorts onfatsoenlijk te woord te zijn gestaan door (medewerkers van) de gerechtsdeurwaarder. De communicatie verliep moeizaam en zij zijn geschrokken van de onfatsoenlijke en geïrriteerde toon waarop zij en hun gemachtigde werden toegesproken in telefonische contacten met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder.

2.4 Klagers vorderen de afdrachten min een maand huurachterstand terug met de wettelijke rente.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht deels erkend en deels bestreden. Voor zover nodig zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is gericht tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Op grond van de wet kan een gerechtsdeurwaarderskantoor niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij een klacht ingediend tegen een kantoor geldt volgens vaste rechtspraak dat de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. De in aanhef van de beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de dossiers waarop de klacht betrekking heeft werden behandeld door een afdeling die onder zijn eindverantwoordelijkheid valt. Nu uit de stukken niet kan worden opgemaakt dat dit anders zou zijn, wordt hij als beklaagde aangemerkt. Onderzocht dient te worden of er gehandeld is in strijd met de tuchtrechtelijke norm als neergelegd in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 De kamer kan niet vaststellen of het overzicht waarop klagers hun vermoeden baseren dat de gerechtsdeurwaarder jarenlang gelden heeft geïnd terwijl er sprake was van geen of ten hoogste 1 maand huurachterstand in 2010, juist is. Het gaat om een overzicht van de verhuurder, dat niet leidend is. Behoudens evidente misslagen die op het eerste gezicht herkenbaar zijn, hetgeen hier niet het geval is, is het niet aan de kamer om uit te zoeken welke vorderingen al dan niet terecht door de verhuurder ter incasso aan de gerechtsdeurwaarder in handen zijn gegeven. Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

4.3 Wel staat op grond van de feiten vast dat op schriftelijke verzoeken van de gemachtigde van klager niet of onvoldoende inhoudelijk is gereageerd. Op de verzoeken als gedaan in de brief van 4 november 2016  van de gemachtigde van klagers, werd een kopie van een dossier van een andere cliënt van de gerechtsdeurwaarder toegezonden. Dat is op zijn minst zeer onzorgvuldig. Nadat de gemachtigde van klagers de gerechtsdeurwaarder hierop had gewezen en op 4 december 2016 wederom had verzocht de gevraagde informatie te geven, is hierop niet dan wel onvoldoende adequaat gereageerd. Door de gerechtsdeurwaarder zijn aan klagers wel specificaties verzonden maar die blinken niet uit in duidelijkheid. Zo wordt bijvoorbeeld in de brief van 28 september 2016 zonder nadere toelichting opgemerkt dat € 891,95 klaar staat om aan klagers te worden overgemaakt. Dit bleek naderhand een bedrag te zijn dat is geïnd op een onterecht opnieuw ingestelde vordering waarvoor al een vonnis is gewezen. Ook worden er vonnisdata genoemd die niet stroken met de overgelegde stukken. Dit roept bij klagers terechte vragen op die veel te lang onbeantwoord zijn gebleven. De gerechtsdeurwaarder heeft ook erkend dat de informatievoorziening niet voldoende was en dat er fouten zijn gemaakt. Het betreft hier een opeenstapeling van onduidelijke niet inzichtelijke specificaties en het onvoldoende reageren op terechte verzoeken van klagers. Hiervan valt de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Dit klachtonderdeel dient dan ook gegrond te worden verklaard.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel 3 herhaalt de kamer nog eens dat van een gerechtsdeurwaarder en zijn medewerkers mag worden verwacht dat zij met klagers communiceren op een wijze die in het algemeen als passend en fatsoenlijk mag worden beschouwd. De klacht is echter door klagers onvoldoende specifiek gemaakt om hierover iets vast te kunnen stellen. De kamer realiseert zich ook dat het, behoudens evidente voorbeelden, niet eenvoudig is dit specifiek te maken. Er kan nu eenmaal verschil van inzicht kan bestaan over de mate van irritatie en de toon waarop een gesprek wordt gevoerd.

4.5 Voor wat betreft de vordering van klagers om de door hen gedane afdrachten min een maand huurachterstand met de wettelijke rente aan hen terug te betalen, heeft te gelden dat de tuchtrechter niet bevoegd is daarover te beslissen. Klagers zullen daarom in deze vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. Voor het gegrond te verklaren onderdeel van de klacht wordt de na te melden door de kamer passend en geboden geachte maatregel opgelegd.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart klagers niet-ontvankelijk in de vordering, zoals geformuleerd in rechtsoverweging 4.5;

-       verklaart klachtonderdeel 2.2 gegrond,

-       legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-       verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, plaatsvervangend voorzitter, mr. C.W. Inden en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.