ECLI:NL:TGDKG:2018:96 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/631705 / DW RK 17/662

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:96
Datum uitspraak: 31-08-2018
Datum publicatie: 31-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/631705 / DW RK 17/662
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De klacht betreft de tenuitvoerlegging van een vonnis en de bejegening. De voorzitter heeft de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 31 augustus 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 27 juni 2017 met zaaknummer C/13/626424 / DW RK 17/553 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/631705 / DW RK 17/662 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 30 maart 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief ingekomen op 7 april 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 27 juni 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 27 juni 2017. Bij op 4 juli 2017 ingekomen brief heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail van 13 juni 2018 heeft klaagster medegedeeld niet ter zitting te kunnen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld op de openbare zitting van 6 juli 2018. Niemand is verschenen. De uitspraak is bepaald op 31 augustus 2018.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat zij een eindafrekening had verwacht nadat zij bij vonnis was veroordeeld. In plaats daarvan stuurt de tegenpartij een gerechtsdeurwaarder. Nadat klaagster contact opnam met het kantoor werd zij onheus bejegend. Zij diende alles gewoon te betalen. Klaagster betaalt op 10 maart 2017 de kosten waartoe zij bij vonnis is veroordeeld. Vervolgens wordt er loonbeslag gelegd. De gerechtsdeurwaarder die het beslag had gelegd zou het uitzoeken op kantoor, maar klaagster heeft niets meer gehoord. Zij heeft per e-mail gecorrespondeerd, maar daar is zij uiteindelijk mee gestopt, omdat zij nog nooit zo respectloos is behandeld.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat het in essentie erop neerkomt dat klaagster in plaats van een gerechtsdeurwaarder, een eindafrekening van de tegenpartij had verwacht. Dat is niet hoe het in de praktijk werkt. Klaagster is op 27 februari 2017 bij vonnis veroordeeld. Het ligt daarom op haar weg om zo spoedig mogelijk aan de veroordeling te voldoen, in plaats van zich afwachtend op te stellen.

4.2. De voorzitter heeft verder overwogen dat de gerechtsdeurwaarder het vonnis, in opdracht van de tegenpartij, op 10 maart 2017 aan klaagster heeft betekend. In dat exploot is klaagster bevolen het (bij vonnis) verschuldigde alsmede de nadien ontstane na- en executiekosten binnen twee dagen te voldoen. Dit heeft klaagster nagelaten, althans klaagster heeft slechts de bedragen die in het vonnis staan overgemaakt. De door de gerechtsdeurwaarder gemaakte executiekosten wegens het verrichten van ambtshandelingen komen echter op grond van de wet eveneens voor rekening van klaagster. Indien klaagster met betaling van die executiekosten in gebreke blijft, mag de gerechtsdeurwaarder daarvoor executiemaatregelen nemen. Indien klaagster het niet eens is met de opgevoerde (executie)kosten, dan bestaat voor haar de mogelijkheid om een executiegeschil aanhangig te maken.

4.3 De voorzitter heeft voorts overwogen dat het door de gerechtsdeurwaarder gelegde loonbeslag niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm is, nu klaagster niet volledig aan het betalingsbevel van 10 maart 2017 heeft voldaan en zij op grond van artikel 3:276 BW met haar hele vermogen instaat voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 Rv vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klaagster. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken.

4.4 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat de door klaagster gestelde onheuse bejegening door de gerechtsdeurwaarder uitdrukkelijk is ontkend. Nu klaagster niet nader heeft onderbouwd waaruit de onbeschofte wijze van te woord staan heeft bestaan, kan niet worden vastgesteld wie hier gelijk heeft. Anders dan klaagster betoogt, blijkt in ieder geval uit de door klaagster overgelegde correspondentie niet van enige onheuse bejegening door (de beklaagde medewerker van het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt wegens de betwisting door de gerechtsdeurwaarder niet kan worden vastgesteld, dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. In het vonnis staat omschreven welke kosten zij moet betalen met de wettelijke rente. Deze rente moest nog vastgesteld worden in naar klager meent een definitieve nota. Klaagster mag immers zelf niet die wettelijke rente toepassen en bovendien zijn er diverse verschillende rentepercentages. In het vonnis staat ook geen rekeningnummer vermeld waar zij het bedrag naar moet overmaken. Klaagster mocht er dan van uit gaan dat er nog een definitieve nota zou komen. Daarmee is de gerechtsdeurwaarder in gebreke gebleven. Op 15 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder toegezegd de zaak nogmaals op kantoor te bespreken. Klaagster heeft niets meer vernomen. Dit pleit niet voor de gerechtsdeurwaarder. Ook het telefoongesprek met een medewerker loog er niet om. De medewerker stond nergens voor open en kon alleen maar uitbrengen dat klaagster moest betalen. In plaats van met een definitieve nota te komen werd er onterecht beslag gelegd.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend voorzitter, en mr. C.W. Inden en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.