ECLI:NL:TGDKG:2018:92 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/622294 / DW RK 49.2017

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:92
Datum uitspraak: 31-08-2018
Datum publicatie: 31-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/622294 / DW RK 49.2017
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De klacht betreft de vraag of de gerechtsdeurwaarders zo tekort zijn geschoten in de uitvoering van de aan hen verstrekte opdracht dat zij daarmee tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. De kamer acht op gronden als in de beslissing vermeld de door de gerechtsdeurwaarders gemaakte keuzes verdedigbaar, althans niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. De klacht wordt in al zijn onderdelen ongegrond verklaard.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 31 augustus 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/622294 / DW RK 49.2017 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde,

[     ],

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

beiden gerechtsdeurwaarder te [     ],

3. [     ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 18 januari 2017 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarders. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 17 februari 2017, hebben de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij brief van 25 juni 2018 heeft klager nadere producties overgelegd. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 6 juli 2018. Verschenen zijn [     ], gemachtigde van klager en de heer [     ], gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 31 augustus 2018.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     Bij exploot van 6 juli 2018 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 op verzoek van klager een dagvaarding betekend aan een debiteur van klager.

b)     Bij vonnis van 3 augustus 2016 is de debiteur van klager veroordeeld tot betaling van € 25.000,00 en is de debiteur in de proces- en de nakosten veroordeeld.

c)     De gerechtsdeurwaarders is bij e-mail van 9 augustus 2016 verzocht het vonnis aan de wederpartij van klager te betekenen. Bij exploot van 15 augustus 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 het vonnis betekend.

d)     Bij e-mail van 8 september 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders een opgave van de stand van zaken gedaan en informatie verstrekt met betrekking tot de verhaalsmogelijkheden op de debiteur van klager.

e)     Op 26 september 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 executoriaal derdenbeslag gelegd onder een bank. Blijkens een verklaring van de bank van 25 oktober 2016 heeft het beslag geen doel getroffen.

f)      Bij e-mail van 8 november 2016 heeft de gemachtigde van klager de gerechtsdeurwaarders medegedeeld dat er geen bericht was ontvangen en heeft verzocht mede te delen of er nog ontwikkelingen te melden waren in het kader van de opdracht beslag op roerende zaken te leggen.

g)     Bij e-mail van 9 november 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders de gemachtigde van klager samengevat medegedeeld dat de debiteur met een onderbouwd betalingsvoorstel zou komen en dat er om die reden nog geen beslag was gelegd.

h)     Bij e-mail van 14 november 2016 heeft de gemachtigde de gerechtsdeurwaarders samengevat verzocht om een kopie van de aanzegging beslag roerende zaken en om informatie over het betalingsvoorstel.

i)      Op 21 november 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 tevergeefs getracht beslag ten laste van de debiteur van klager te leggen. 

j)      Bij e-mail van 23 november 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders de gemachtigde van klager samengevat het volgende medegedeeld: “ dat de debiteur heeft verzocht om een betalingsregeling van Euro 1000,- per maand. Uw cliënte stelt als voorwaarde om eerste beslag te leggen op de roerende zaken en daarna akkoord te gaan. Het is niet mogelijk om aan het verzoek van Uw client te voldoen, daar dit misbruik van de beslagbevoegdheid zal opleveren. Wij zullen dan ook direct akkoord gaan met de regeling en de kostenverhogende maatregel van beslag roerende zaken achterwege laten. Mocht de regeling niet nagekomen worden dan zal daarna gelijk beslag worden gelegd op de roerende zaken”

k)     Bij e-mail van 21 december 2016 heeft de gemachtigde van klager de gerechtsdeurwaarders verzocht te laten weten of de debiteur de betalingstoezegging wel was nagekomen. Bij e-mail van gelijke datum hebben de gerechtsdeurwaarders medegedeeld dat de regeling niet was nagekomen en er beslag op de roerende zaken gelegd zou worden.

l)      Op 5 januari 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders voor zo ver van belang de gemachtigde van klager medegedeeld dat het beslag nog was niet gelegd omdat de gerechtsdeurwaarder de auto’s tot op heden niet had aangetroffen en heeft voorgesteld om een nieuw verhaalsonderzoek te doen.

m)   Bij e-mail van 10 januari 2017 heeft klager de gerechtsdeurwaarders medegedeeld dat hij had besloten om een andere gerechtsdeurwaarder te belasten met de tenuitvoerlegging van het vonnis.

n)     Op 24 maart 2017 heeft een executieverkoop plaatsgevonden van bij de debiteur van klager inbeslaggenomen roerende zaken.

o)     Op 26 april 2017 heeft de executieverkoop plaatsgevonden van een bij de debiteur inbeslaggenomen auto.

2. De klacht

2.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij niet voortvarend te werk zijn gegaan bij de opdracht tot tenuitvoerlegging van een aan hen ter hand gesteld vonnis. Klager voert daartoe het volgende aan. Klager heeft bij herhaling getracht de gerechtsdeurwaarders te bewegen daadwerkelijk tot actie over te gaan. Deze pogingen hebben nauwelijks of geen doel getroffen. Nadat de gerechtsdeurwaarders op 8 september 2016 een opgave van de stand van zaken hebben gedaan voorzien van een rapport met verhaalsinformatie met betrekking tot de schuldenaar, waren de verhaalsmogelijkheden de gerechtsdeurwaarders bekend. Vanaf de datum van betekening van de titel heeft zijn gemachtigde de gerechtsdeurwaarders bij herhaling zowel mondeling als schriftelijk verzocht diverse beslagen te leggen. De gerechtsdeurwaarders zijn daarbij eenzijdig en solistisch opgetreden.

2.2 Klager is verplicht een vonnis in handen van een gerechtsdeurwaarder te stellen indien hij tot tenuitvoerlegging moet overgaan. Klager dient er op te kunnen vertrouwen dat de opdracht door een gerechtsdeurwaarder stipt en nauwgezet zal worden uitgevoerd. Op de gerechtsdeurwaarders ruste derhalve als houder van de grosse een bijzondere verplichting jegens klager. De gerechtsdeurwaarders hebben -niettegenstaande de schriftelijke opdracht om executoriale beslagen te leggen - eenzijdig en zonder consent zijdens klager geweigerd, op een vage toezegging tot een deelbetaling over te gaan zijdens debiteur, beslag te leggen. De gerechtsdeurwaarders stellen dat het niet mogelijk is om onder vigeur van een te leggen beslag een regeling tot afbetaling af te dwingen. Deze stelling is naar de mening van klager niet conform geldend recht en niet valt in te zien waarom dat “misbruik van de beslagbevoegdheid” met zich mee zou brengen. Klager is op voormelde gronden van mening dat de gerechtsdeurwaarders onnodig met de tenuitvoerlegging van het vonnis hebben getalmd. Nagenoeg geen enkele beslagmogelijkheid is door de gerechtsdeurwaarders benut. Het disfunctioneren van de gerechtsdeurwaarders is dermate verwijtbaar dat het aannemelijk geacht moet worden dat de schuldenaar in bijna een half jaar nadat het vonnis is gewezen, verhaalsmogelijkheden heeft kunnen frustreren.

2.3 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders samengevat concreet dat zij:

1.     hebben gehandeld in strijd met hun wettelijke taak;

2.     onnodig hebben getalmd, althans niet met bekwame spoed verzoeken tot beslaglegging hebben uitgevoerd;

3.     eenzijdig en zonder uitdrukkelijke instemming van klager regelingen met de debiteur hebben getroffen zonder dat additioneel beslag is gelegd;

4.     onnodig hebben getalmd om het dossier in handen van de opvolgende gerechtsdeurwaarder te stellen;

5.     in strijd met hun toezegging van 12 januari 2017 hebben nagelaten de kostenopgave uiterlijk 13 januari 2017 aan klager te doen toekomen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Anders dan door gerechtsdeurwaarders aangevoerd gaat het bij de beoordeling van een klacht niet alleen over al dan niet verrichte ambtshandelingen. Alleen al daarom kan niet worden voldaan aan het verzoek om de klacht aan te merken als tegen gerechtsdeurwaarder sub 3 gericht. De klacht is gericht tegen drie met naam genoemde gerechtsdeurwaarders en dan staat het de kamer niet vrij zelfstandig een andere gerechtsdeurwaarder (of niet alle genoemde gerechtsdeurwaarders) als beklaagde aan te merken (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Bovendien volgt uit de stukken dat vrijwel de gehele correspondentie tussen de gemachtigde van klager en het gerechtsdeurwaarderkantoor is gevoerd met een juridisch medewerkster van het kantoor, voor wiens handelen de aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders verantwoordelijk kunnen worden gehouden.

4.3 In deze zaak dient te worden beoordeeld de vraag of de gerechtsdeurwaarders zo tekort zijn geschoten in de uitvoering van de aan hen verstrekte opdracht dat zij daarmee tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat bij het uitvoeren van een opdracht als de onderhavige op een gerechtsdeurwaarder geen resultaatsverplichting rust. Op hem rust uitsluitend de verplichting zich in te spannen teneinde de incasso of de executie te doen slagen. De diensten dienen naar beste weten en kunnen te worden verricht. Er kan geen garantie worden gegeven dat een gewenst resultaat op enig moment ook inderdaad behaald zal worden.

4.4 Dat de gerechtsdeurwaarders hebben gehandeld in strijd met hun wettelijke taak is niet gebleken. Kennelijk bedoelt klager daarmee dat de gerechtsdeurwaarders gevolg hadden moeten geven aan de gegeven opdracht(en) tot het leggen van beslagen op de uitkering van de debiteur, onder de B.V.’s waarvan de debiteur bestuurder was en op roerende zaken. Klager gaat hier voorbij aan het feit dat een gerechtsdeurwaarder als zelfstandig openbaar ambtenaar bij de uitvoering van zijn opdrachten een eigen verantwoordelijkheid heeft, waarbij hij zowel met de belangen van zijn opdrachtgever als met die van de wederpartij rekening dient te houden.

4.5 In dat verband hebben de gerechtsdeurwaarders aangevoerd dat zij vanuit hun praktijk bekend waren met de debiteur van klager en klager daarom hebben geadviseerd om geen beslag op de uitkering te leggen. De uitkering van klager was lager dan de beslagvrije voet. Weliswaar was uit een verhaalsonderzoek gebleken dat klager bestuurder was van twee B.V. ’s, maar omdat de gerechtsdeurwaarders niet bekend waren met de hoogte van de inkomsten, was een beslag onder de B.V. ’s volgens hen niet zinvol. Geadviseerd werd daarom bankbeslag te leggen. Uit de reactie van de gemachtigde van klager op 8 september 2016 (productie 6 verweer gerechtsdeurwaarders) volgt dat klager het met dat advies eens was met de toevoeging dat wellicht ook nog kon worden gedreigd met het leggen van beslag roerende zaken in het woonhuis van klager.

4.6 De kamer overweegt dat uit de e-mail van 10 augustus 2016 slechts volgt dat is verzocht het vonnis te betekenen. Het vonnis is betekend op 15 augustus 2015. Hierna is een onderzoek gedaan naar verhaal waaruit een advies volgde om bankbeslag te leggen. De gemachtigde van klager was het daarmee eens. Op 17 november 2016 heeft de gemachtigde van klager verzocht beslag op de uitkering van de debiteur van klager te leggen alsmede loonbeslag onder andere werkgevers. Op 21 november 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een vergeefse poging gedaan beslag roerende zaken te leggen op zijn adres. Daarop werd door de debiteur van klager verzocht een betalingsregeling te treffen. Het feit dat aan de debiteur een week uitstel is verleend om een betalingsvoorstel te doen behoort nog wel tot de beslissingsbevoegdheid van de gerechtsdeurwaarder. Dat met klager een betalingsregeling is getroffen zonder de door klager gestelde aanvullende voorwaarde is evenmin tuchtrechtelijk laakbaar. Immers uit de e-mail van de gemachtigde van klager van 21 november 2016 blijkt dat de aanvullende voorwaarde was bedoeld om te fungeren als stok achter de deur voor het nakomen van de aangeboden betalingsregeling. Het leggen van executoriaal beslag dient ter verhaal van een vordering en mag niet louter worden ingezet als stok achter de deur. Uit de bij brief van 28 november 2016 bevestigde betalingsregeling volgt dat de eerste termijn had moeten worden voldaan op 15 december 2016. Toen die termijn niet was voldaan hebben de gerechtsdeurwaarders de debiteur op 20 december 2016 nog eenmaal in de gelegenheid gesteld de regeling na te komen alvorens verdere maatregelen te treffen. De gerechtsdeurwaarders stellen dat op 28 december 2016 nogmaals is getracht beslag te leggen. Nadat nogmaals tussen de gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarder was gecommuniceerd heeft klager de opdracht ingetrokken.

4.7 Uit het voorgaande volgt dat de door de gerechtsdeurwaarders gemaakte keuzes verdedigbaar zijn, althans niet in strijd zijn met de onder 4.3 weergegeven norm en dus ook niet tuchtrechtelijk laakbaar. Het leggen van beslag op een uitkering waarvan op voorhand vaststaat dat de uitkering lager is dan de beslagvrije voet, is zinloos en werkt kostenverhogend. Hetzelfde geldt voor het verzochte beslag onder andere werkgevers van klager waarmee klager kennelijk doelt op beslag onder de B.V. ‘s. De klachtonderdelen die hierop betrekking hebben dienen ongegrond te worden verklaard.

4.8 Ten aanzien van de overdracht van het dossier aan de opvolgende gerechtsdeurwaarder en de toe te zenden factuur geldt het volgende. Bij brief van 12 januari 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders klager medegedeeld dat het dossier zou worden overgedragen na betaling van de factuur, die uiterlijk 13 januari 2017 zou volgen. De factuur is aan de gemachtigde van klager toegezonden op 12, 23 en 25 januari 2016. Wanneer de factuur is voldaan kan niet worden vastgesteld. Of de gerechtsdeurwaarders onnodig hebben getalmd om het dossier in handen van de opvolgende gerechtsdeurwaarder te stellen, kan evenmin worden vastgesteld. De klachtonderdelen die hierop zien dienen eveneens ongegrond te worden verklaard.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend voorzitter, mr. C.W. Inden en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.