ECLI:NL:TGDKG:2018:90 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/622795 / DW RK 17/564

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:90
Datum uitspraak: 28-08-2018
Datum publicatie: 31-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/622795 / DW RK 17/564
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De klacht betreft het verwijt dat de gerechtsdeurwaarder zich opnieuw schuldig maakt aan misbruik van bevoegdheid door te proberen een niet bestaande vordering te incasseren. De voorzitter heeft de klacht deels als zijnde kennelijk niet ontvankelijk en deels als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 augustus 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 30 mei 2017 met zaaknummer C/13/627837 / DW RK 17/448 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/622795 / DW RK 17/564 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

1. [     ],

voorheen gerechtsdeurwaarder te [     ], thans gedefungeerd,

2. [     ],

3. [     ],

4. [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 24 april 2017 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij e-mail met bijlage van 26 mei 2017 heeft klaagster een aanvullende klacht ingediend. Bij beslissing van  30 mei 2017 heeft de voorzitter de klacht deels als kennelijk niet-ontvankelijk en deels als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 30 mei 2017. Bij e-mail van 31 mei 2017 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail van 4 juni 2017 heeft klaagster een aanvullend verzetschrift ingediend. Bij e-mail van 26 juni 2018 heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders medegedeeld dat niemand ter zitting zal verschijnen. Het verzetschrift is behandeld op de openbare zitting van 26 juni 2018 alwaar niemand is verschenen. De uitspraak is bepaald op 28 augustus 2018.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

De Kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de Kamer van die feiten uitgaat.

3. De oorspronkelijke klacht

3.1 Klaagster beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder zich opnieuw schuldig maakt van misbruik van bevoegdheid door te proberen een niet bestaande vordering te incasseren en dat deze zich daarmee schuldig maakt aan factuurfraude door dit te doen zonder bewijs en rechtsgeldige factuur.

3.2 In de aanvullende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij zich in de brief van 24 april 2017 niet bekend wenst te maken zodat klaagster een vervolgklacht indient wegens aantoonbare fraude met zwart geld, belastingfraude, fraude met omzetbelasting en factuur fraude.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft op klachtonderdeel 2.1 overwogen dat op grond van vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam het strafrechtelijk beginsel ‘ne bis in idem’ - inhoudende dat niemand mag worden berecht of gestraft voor hetzelfde feit waarover reeds bij definitieve einduitspraak is beslist - ook van toepassing is op het tuchtrecht dat van toepassing is op gerechtsdeurwaarders.

4.2 De klacht van klaagster bevat exact hetzelfde feit waarover al onherroepelijk is geoordeeld in de beslissing van 18 april 2017. Namelijk een vordering van [     ] waarvan de verschuldigdheid door klaagster wordt betwist. Dat is in strijd met de regel dat niemand mag worden berecht of gestraft voor hetzelfde feit waarover reeds bij definitieve einduitspraak is beslist. Klaagster dient daarom aanstonds niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht.

4.3 Op de aanvullende klacht heeft de voorzitter overwogen dat de klacht dat de gerechtsdeurwaarder zich niet bekend wenst te maken niet is onderbouwd net als de zonder enige nadere onderbouwing genoemde aantijgingen van fraude. De aanvullende klacht zal aanstonds worden afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster - voor zover de kamer begrijpt en samengevat - aangevoerd dat de kamer in strijd met artikel 6 EVRM een onrechtmatige financiële situatie in stand houdt. Klaagster is slachtoffer van financiële fraude door de gerechtsdeurwaarders omdat zij verschillende vorderingen separaat aanbieden die gaan over 1 en hetzelfde feit. Het betreft een geldvordering van [     ] die klaagster verschuldigd zou zijn. Klaagster heeft geen betalingsachterstanden bij [     ].

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.