ECLI:NL:TGDKG:2018:88 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/6616649 / DW RK 1094.2016 C/13/6220857 DW RK 1378.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:88
Datum uitspraak: 28-08-2018
Datum publicatie: 31-12-2018
Zaaknummer(s):
  • C/13/6616649 / DW RK 1094.2016
  • C/13/6220857 DW RK 1378.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   De klacht betreft het verwijt dat de gerechtsdeurwaarder geen rekening heeft gehouden met de (juiste) beslagvrije voet; na bezwaar de beslagvrije voet niet voortvarend heeft aangepast; klager niet van de herberekening op de hoogte heeft gesteld en het als gevolg van deze herberekening aan hem toekomende bedrag niet heeft terug betaald. De kamer overweegt dat de beslagvrije voet eerst kan worden aangepast nadat de gevraagde gegevens door de gerechtsdeurwaarder zijn ontvangen. Klager is daartoe voldoende in de gelegenheid gesteld. Dat na het bezwaar van klager de beslagvrije voet niet voortvarend is aangepast, is in de hiervoor geschetste omstandigheden niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dat klager niet op de hoogte is gesteld van de herberekening van de beslagvrije voet is onjuist. De eerst drie klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. Erkend wordt dat een bedrag niet is terugbetaald. Die klacht wordt gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 augustus 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/6616649 / DW RK 1094.2016 en C/13/6220857 DW RK 1378.2016 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 11 oktober en 22 december 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Bij brieven met bijlagen, ingekomen op 4 november 2016 en 20 februari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 26 juni 2018. Verschenen zijn klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Ter zitting heeft klager een overzicht overgelegd. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 augustus 2018.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een tegen klager uitgevaardigd dwangbevel. Het dwangbevel is op 19 juli 2016 aan klager betekend.

b)     De gerechtsdeurwaarder heeft op 16 september 2016 beslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank op de AOW-uitkering van klager met toepassing van een beslagvrije voet. Bij e-mail van 5 oktober 2016 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht om de beslagvrije voet aan te passen.

c)     Bij brief van 5 oktober 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager om bewijsstukken verzocht. Bij e-mail van 14 oktober 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager erop gewezen dat nog niet alle bewijsstukken waren toegezonden en is klager erop gewezen dat hij niet zijn volledige inkomsten aan de gerechtsdeurwaarder bekend heeft gemaakt.

d)     Op 2 november 2016 heeft een advocaat de gerechtsdeurwaarder namens klager om aanpassing van de beslagvrije voet verzocht.

e)     Bij e-mail van 2 november 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat samengevat onder meer medegedeeld dat eerst na ontvangst van aanvullende informatie de beslagvrije voet opnieuw zou worden berekend. Bij brief van 24 november 2016 heeft de advocaat van klager hierop gereageerd.

f)      Bij e-mail van 28 november 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klager bericht dat de beslagvrije voet is aangepast met inachtneming van hetgeen de gerechtsdeurwaarder van twee pensioenfondsen aan informatie over klager had ontvangen. Bij brief van 28 november 2016 is klager door de gerechtsdeurwaarder hiervan op de hoogte gesteld.

g)     Op 30 december 2016 is hetgeen teveel was ingehouden door de gerechtsdeurwaarder terugbetaald.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat – dat deze:

1)     Geen rekening heeft gehouden met de (juiste) beslagvrije voet;

2)     na bezwaar de beslagvrije voet niet voortvarend heeft aangepast;

3)     hem niet op de hoogte heeft gesteld van de herberekening van de beslagvrije voet;

4)     het als gevolg van deze herberekening aan hem toekomende bedrag niet heeft terugbetaald.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De klachten worden gevoegd behandeld omdat de klacht met zaaknummer C/13/6220857 DW RK 1378.2016 rechtstreeks voortvloeit uit de klacht met zaaknummer C/13/6616649 / DW RK 1094.2016.

4.2 De klacht is gericht tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Op grond van de wet kan een gerechtsdeurwaarderskantoor niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij een klacht ingediend tegen een kantoor geldt volgens vaste rechtspraak dat de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. De in aanhef van de beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het dossier van klager onder zijn verantwoordelijkheid valt. Nu uit de stukken niet kan worden opgemaakt dat dit anders zou zijn’  wordt hij als beklaagde aangemerkt. Onderzocht dient te worden of er gehandeld is in strijd met de tuchtrechtelijke norm als neergelegd in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 De kamer benadrukt dat beslaglegging op het inkomen van een debiteur een ingrijpend middel is, omdat een debiteur als gevolg daarvan nog slechts een inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet overhoudt, waarvan hij de lopende kosten van bestaan moet voldoen. Het is dus van groot belang dat indien een gerechtsdeurwaarder hiertoe overgaat, hij de beslagvrije voet die voor de desbetreffende debiteur geldt zorgvuldig vaststelt en zo nodig direct en met terugwerkende kracht aanpast.

4.4 Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder geen juiste beslagvrije voet heeft toepast. Indien dit al juist zou zijn, heeft dat niet direct tot gevolg dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. De gerechtsdeurwaarder gaat bij toepassing van een beslagvrije voet uit van bij hem bekende gegevens. Indien dit onjuist blijkt te zijn kan klager de gerechtsdeurwaarder om aanpassing van de beslagvrije voet verzoeken. Daarbij kan niet zonder meer worden uitgegaan van de door klager gemaakte berekening van de beslagvrije voet. Klager dient de gerechtsdeurwaarder desgevraagd te voorzien van verzochte en juiste informatie. Indien toezending daarvan nog niet het voor klager gewenste resultaat oplevert, kan klager zich wenden tot de gewone rechter. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg om in te gaan op de (individuele posten van de) berekening van de beslagvrije voet.

4.5 In het licht van het voorgaande wordt vastgesteld dat zowel bij de betekening van het dwangbevel, bij het proces-verbaal van het gelegde beslag op 27 september 2016, als bij de e-mail van 5 oktober 2016 (naar aanleiding van het verzoek van klager om aanpassing van de beslagvrije voet) klager erop is gewezen dat pas een herberekening van de beslagvrije voet kon worden gemaakt als klager daarvoor de benodigde bewijsstukken zou verschaffen. Aan klager is ook meegedeeld welke stukken daarvoor benodigd waren. Bij e-mail van 14 oktober 2016 is klager op ontbrekende stukken gewezen. Vanaf 2 november 2016 is er met de (toenmalige) advocaat van klager gecorrespondeerd. Pas op 28 november 2016 kon tot aanpassing van de beslagvrije voet worden overgegaan. Daarbij is de gerechtsdeurwaarder ervan uitgegaan dat klager naast zijn AOW-uitkering nog andere pensioeninkomsten ontvangt en is de advocaat gewezen op de nog ontbrekende stukken. Zowel klager als zijn advocaat is schriftelijk van de aanpassing van de beslagvrije voet op de hoogte gesteld. Daarna is niets meer vernomen van klager of van zijn advocaat.

4.6 Dat er wel of geen juiste beslagvrije voet is bepaald, is niet ter beoordeling van de kamer. De beslagvrije voet kan eerst worden aangepast nadat de gevraagde gegevens door de gerechtsdeurwaarder zijn ontvangen. Klager is daartoe voldoende in de gelegenheid gesteld. Dat na het bezwaar van klager de beslagvrije voet niet voortvarend is aangepast, is in de hiervoor geschetste omstandigheden in dit geval niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dat klager niet op de hoogte is gesteld van de herberekening van de beslagvrije voet, wordt weersproken door de onder 1f vermelde feiten. Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen 2.1 , 2.2 en 2.3 ongegrond te worden verklaard.

4.7 Erkend wordt dat het verschil tussen de oude en de nieuwe beslagvrije voet in eerste instantie niet aan klager is terugbetaald. Degene die de herberekening van de beslagvrije voet heeft gemaakt is vergeten een intern terugbetalingsverzoek aan te maken. Pas na ontvangst van de tweede klacht van klager is dit de gerechtsdeurwaarder opgevallen. De terugbetaling heeft plaatsgevonden op 30 december 2016.

4.8 De kamer overweegt dat aan artikel 475d lid 7 Rv de gedachte ten grondslag ligt dat aanpassing van de beslagvrije voet zo nodig met terugwerkende kracht dient te worden gerealiseerd, zodra de daarvoor bepalende omstandigheden van de zijde van de beslagene zijn aangetoond. Dat door klager of zijn advocaat niet om terugbetaling is verzocht doet er niet toe. Gelet op het grote belang bij de terugbetaling is het onzorgvuldig dat dit eerst opvalt na ontvangst van de tweede klacht. In dat opzicht is dit klachtonderdeel gegrond.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De na te melden maatregel wordt door de kamer passend en geboden geacht.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart klachtonderdeel 2.4 gegrond,

-       legt de gerechtsdeurwaarder daarvoor de maatregel van waarschuwing op;

-       verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.