ECLI:NL:TGDKG:2018:77 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/621209 / DW RK 16/1400

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:77
Datum uitspraak: 03-07-2018
Datum publicatie: 31-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/621209 / DW RK 16/1400
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De klacht betreft het verwijt dat de gerechtsdeurwaarder gelet op de geringe omvang van de uit handen gegeven vordering te veel kosten in rekening heeft gebracht, wetende dat er geen verhaal zou zijn. De voorzitter heeft de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. De kamer is het onder aanpassing van de motivering met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM  

Beslissing van 3 juli 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 13 december 2016 met zaaknummer C/13/602480 DW RK 16/91 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/621209 / DW RK 16/1400 ingesteld door:

[     ],

gevestigd te Amsterdam, vertegenwoordigt door [     ],

klaagster,

gemachtigde mr. D.H. Stibbe, advocaat te Amsterdam,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 29 januari 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief, ingekomen op 13 juni 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 13 december 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 13 december 2016. Bij brief ingekomen op 26 december 2016 heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld op nader aan te voeren gronden. Bij brief ingekomen op 10 januari 2017 heeft klaagster de gronden van het verzet ingediend. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 mei 2018. Verschenen zijn klaagster, haar gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 3 juli 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze gelet op de geringe omvang van de uit handen gegeven vordering te veel kosten in rekening heeft gebracht, wetende dat er geen verhaal zou zijn.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat klaagster met de gerechtsdeurwaarder in hoofdzaak van mening verschilt over de vragen of de werkzaamheden wel op de juiste wijze zijn uitgevoerd, in het bijzonder dat aan hem niet duidelijk is meegedeeld dat er geen of weinig verhaal was en dat het gelet daarop kennelijk beter was geweest om van verdere werkzaamheden af te zien. Het door de gerechtsdeurwaarder ten aanzien daarvan ingenomen standpunt is verdedigbaar, althans het is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Het ligt inderdaad niet op de weg van de tuchtrechter een dergelijk civielrechtelijk geschil te beoordelen, al was het maar omdat de onderhavige procedure zich niet leent voor uitgebreide bewijslevering. Voor dit laatste zou wel aanleiding kunnen zijn, omdat de stellingen van klaagster gemotiveerd zijn weersproken. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de door klaagster overgelegde e-mail van de gerechtsdeurwaarder van 14 januari 2015. Daarin is sprake van waarschuwingen dat de kosten flink zouden oplopen en van diverse telefonische contacten die hebben plaatsgevonden. In ieder geval heeft klaagster niet concreet gemaakt welke kostenposten ten onrechte in rekening zijn gebracht en voor welke handelingen hij geen toestemming heeft gegeven.

6. De gronden van het verzet

6.1 Klaagster heeft in verzet aangevoerd dat in de bestreden beslissing ten onrechte als de klacht is opgenomen dat de gerechtsdeurwaarder gelet op de geringe omvang van de uit handen gegeven vordering veel te veel kosten in rekening heeft gebracht, ook voor werkzaamheden waarvoor geen opdracht is gegeven. Uit het klachtenformulier blijkt dat wordt geklaagd over het feit dat de gerechtsdeurwaarder kosten heeft gemaakt wetende dat er geen verhaal zou zijn. De gerechtsdeurwaarder had dit op 5 april 2013 ook uitdrukkelijk aan klaagster gemeld, verwezen wordt naar bijlage 17 bij het klachtenformulier. Dit druist in tegen artikel 10 van de gedragsregel waarin is opgenomen dat een gerechtsdeurwaarder nauwgezet en zorgvuldig handelt in financiële aangelegenheden en geen onnodige kosten maakt. Klaagster stelt zich in dit verband op het standpunt dat de kosten door de gerechtsdeurwaarder gemaakt na genoemd bericht van 5 april 2013, onnodig zijn gemaakt. In tegenstelling tot hetgeen de gerechtsdeurwaarder in zijn brief van 5 april 2013 aan klaagster heeft gemeld, meent hij meer dan een jaar later (zonder overleg met klaagster) aanzienlijke kosten te moeten maken.

6.2 Klaagster heeft in verzet verder aangevoerd dat de klacht ook inhield dat de gemaakte kosten zich niet verhouden tot de oorspronkelijke vordering. Blijkens artikel 11 van de gedragsregels dient een gerechtsdeurwaarder de opdrachtgever te informeren indien de kosten verbonden aan de uitvoering van de opdracht- gelet op alle omstandigheden onevenredig hoog dreigen te worden. Een en ander is niet gebeurd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Dat de gerechtsdeurwaarder kosten heeft gemaakt wetende dat er geen verhaal zou zijn kan niet worden vastgesteld. Dat de gerechtsdeurwaarder zonder toestemming van klaagster kosten heeft gemaakt evenmin. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat alle stappen zijn besproken met de echtgenote van de vertegenwoordiger van klaagster. Daar tegenover heeft klaagster verwezen naar de inhoud van de e-mail van 5 april 2013. In die e-mail staat niet dat er geen verhaalsmogelijkheden zijn. Die e-mail bevat het advies van de gerechtsdeurwaarder om niet met het schikkingsvoorstel van de schuldenaar akkoord te gaan.

7.2 Ten aanzien van de kosten geldt dat het enkele feit dat er (executie)kosten zijn gemaakt, nog niet maakt dat er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Bij kleine vorderingen zijn de kosten nagenoeg altijd hoger dan de hoofdsom. Dat betekent nog niet dat die kosten niet mogen worden gemaakt. Als iemand een vordering uit handen geeft bestaat er altijd het risico dat de vordering niet kan worden geïnd. Het gaat hier om een inspanningsverplichting waarbij het resultaat niet kan worden gegarandeerd.

Uit de door de gerechtsdeurwaarder als bijlage overgelegde specificatie van het dossier blijkt dat de kosten deels berusten op het vonnis en deels op de tenuitvoerlegging daarvan. De kosten van de betekening van het vonnis en de tenuitvoerlegging daarvan berusten op vaste, door de overheid in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders vastgelegde, tarieven die bij de schuldenaar (klager) in rekening mogen worden gebracht. Die kosten zijn marktconform, niet buitenproportioneel en het in rekening brengen van deze kosten is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

7.3 Op grond hiervan kan het verzet naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter met aanpassing van de motivering juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding het verzet gegrond te verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, voorzitter, mr. C.W. Inden en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.